| |
| |
| |
Leonard Roggeveen
door Joke Linders
Leonard Roggeveen werd geboren op 2 maart 1898 in Schagen, een stadje in de kop van Noord-Holland. Hij was een introvert kind dat veel plezier beleefde aan het schrijven en tekenen van verhaaltjes. Na een opleiding aan de Rijkskweekschool in Haarlem werd hij onderwijzer, achtereenvolgens in 's-Gravenzande, Leiden en Den Haag. Van 1941 tot aan zijn vervroegde pensionering in 1952 was hij hoofd van een school in de Haagse Meidoornstraat.
Roggeveen was een onderwijzer in hart en nieren die begreep wat er in zijn leerlingen omging. Als het enigszins kon, doorbrak hij de sleur van het onderwijs met opstelwedstrijden, voorlezen, poppenkast, toneel, zang en vioolspel. Voor de kinderen in zijn klas had hij soms meer aandacht en geduld dan voor zijn eigen kinderen, onthulde zijn weduwe na zijn dood aan journalist Henk van Gelder. Als beginnend onderwijzer trok hij regelmatig in zijn rijtuig door het Westland met poppenkastvoorstellingen waar hij zelf de dialogen voor schreef. Later concentreerde hij zich op het schrijven van verhalen. Met uitzondering van de oorlogsjaren produceerde hij vanaf zijn debuut in 1927 tot aan zijn dood gemiddeld zo'n drie tot vier boeken per jaar. Zijn oeuvre omvat meer dan honderd kinder- en jeugdboeken, een aantal geschiedenis- en taalboeken, bloemlezingen, voordrachten en (vertalingen van) radiohoorspelen alsmede verhalende informatie in opdracht van grote bedrijven en/of organisaties. Vanaf 1946 tot 1951 was hij wekelijks te horen in het avro-radioprogramma ‘De schoolbel klinkt’. Daarin sprak hij met kinderen uit zijn zesde klas. Hij organiseerde kinderboekenmarkten voor de Bijenkorf, was actief in commissies en jury's, adviseerde uitgevers van kinderboeken en hield voordrachten over het kinderboek op ouder- | |
| |
avonden. Met Ilona Fennema-Zboray en D.L. Daalder richtte hij het kindertijdschrift Kris-Kras op. Daarnaast schreef hij artikelen voor Het Kind en De kleine Vlaming.
Samen met J.J. Moerman schreef hij Uit het leven van Willem van Oranje (1939), een toneelstuk dat bij het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard voor Haagse scholieren is opgevoerd. Voor de kroning van Juliana in 1948 schreef hij het openluchtspel Wij herdenken. Met D.G.G. van Ringelestein publiceerde hij enkele boeken over lezen en schrijven.
Bij zijn dood noemde Daalder hem een van de belangrijkste jeugdboekenschrijvers van de twintigste eeuw, een ‘Kunstenaar in Kinderland!’. Dat zijn inspanningen voor de jeugd breed werden gewaardeerd, blijkt uit het feit dat hij zowel in Nederland (1950) als in België (1952) is geridderd, respectievelijk in de Orde van Oranje-Nassau en in de Kroonorde. Roggeveen overleed op 22 juni 1959 aan de gevolgen van een hartinfarct.
| |
Werk
Als kind zat Roggeveen urenlang onder tafel of op 't bleekveld achter het huis verhaaltjes te verzinnen, geschiedenissen over meisjes die door een trein worden overreden of jongens die in het water vallen. ‘Griezelige verhalen’ vond zijn moeder het, ‘met onbeholpen tekeningen’. Voor de slagerij van zijn vader bedacht hij een reclameslogan waaruit een goed gevoel voor geschiedenis klinkt:
Napoleon was de vorst der vorsten,
maar de worst van Roggeveen is de worst der worsten!
Op de middelbare school viel hij op door zijn humoristische gedichten, maar eenmaal op de Rijkskweekschool in Haarlem gunde hij zich geen tijd meer voor poëzie. Aan schrijven kwam hij pas weer toe na zijn aanstelling, in 1916, in 's-Gravenzande. Tussen het geven van lessen door schreef hij verzen over de gebeurtenissen in het dorp, kinderdrama's en dialogen voor poppenkastspelen. Daarnaast volgde hij de opleiding tot hoofdonderwijzer.
Op zijn tweede standplaats, in Leiden, begon hij verhalen te schrijven. In Den Haag verwierf hij in 1923 de opdracht voor een wekelijkse rubriek in de Maassluissche en Westlandsche Courant (later ook in de Schager Courant), waarvoor hij verhaaltjes leverde, raadsels, puzzels en ook een vervolgverhaal. Zo ontstond het boek waarmee hij in 1927 debuteerde en meteen naam maakte: De ongeloofelijke avonturen van Bram Vingerling (later De ongelofelijke avonturen van Bram Vingerling). In dit fantastische verhaal vindt de zoon van een Haagse notaris een vloeistof uit (Abrovi) die objecten en mensen onzichtbaar maakt. Een jaar later volgde een tweede boek over Bram Vingerling, Het geheim van het oude horloge, opnieuw een combinatie van fantasie, avontuur, speurwerk en scheikundige experimenten. Nadien vloeide het ene verhaal na het andere uit zijn kroon-
| |
| |
Illustratie van Felix Hess uit De ongeloofelijke avonturen van Bram Vingerling
tjespen - voor een schrijfmachine voelde hij niets.
Menig verhaal in het fantastische en spannende genre, in ieder geval Het geheim van het oude horloge (1928) en Draadloze ogen (1930) waarin het wonder van de televisie voorspeld wordt (in 1958 herdrukt als De radio-detective), ontstond uit de feuilletons die Roggeveen voor de krant schreef. Hij schreef de wekelijkse afleveringen op dinsdagavond als hij zijn verloofde bezocht, aan de tafel van zijn toekomstige schoonouders in Leiden. Van tevoren wist hij niet welke kant het verhaal op zou gaan. De figuren ontwikkelden zich tijdens 't schrijven. ‘Situaties en oplossingen volgden logisch uit den opzet, alsook de ontknooping en 't slot.’ Ook in de speurdersverhalen uit de jaren vijftig, voor een deel ontleend aan herinneringen uit zijn jeugd, combineerde hij spanning met gemoedelijkheid. Misdaden komen er niet in voor.
Van meet af aan legde hij zich toe op het schrijven van series, verhalen in één genre of rond één karakter. Naast de fantastisch-technische en avontuurlijke speurdersverhalen creëerde hij voor jonge kinderen de figuren van Daantje en Okkie Pepernoot. Hun avonturen, die hij zelf illustreerde, werden bijzonder populair. Los daarvan produceerde hij een serie verhaaltjes over huisdieren (Boer, wil jij mijn kat eens vangen?, 1939; Piep! zei de muis, 1942) en bewerkte hij bekende sprookjes. De jongensverhalen in de Zevenserie, geschreven in opdracht van de Coöperatieve Groothandelsvereniging in Rotterdam, en de Zilver-serie-verhalen uit de jaren dertig en veertig die in de jaren vijftig als serie verschenen - maar ook De voetbalclub van de vierde klas (1928) en de Klaverwei-reeks zijn wat ernstiger in de zin van pedagogischer. De stof ervoor ontleende hij vaak aan gebeurtenissen uit zijn eigen jeugd of aan wat hij in zijn eigen omgeving (klas) waarnam. De verhaalfiguren - hoe vreemd ook - overtuigen doordat de verteller er zich op een vanzelfsprekende wijze mee verbindt. Veel succes hadden ook de schoolleesboekjes over Piet en Nel.
Aan het feit dat hij een dubbeltalent was, iemand die schrijft en tekent, is
| |
| |
nooit veel aandacht besteed. Omdat hij in dat opzicht zijn beperkingen kende - hij achtte zijn simpele en gemoedelijke tekenstijl alleen geschikt voor jonge kinderen - bevatten zijn boeken voor oudere lezers doorgaans tekeningen van anderen: Hans Borrebach, Felix Hess, Pol Dom, Jan Lutz.
Het werk van Roggeveen onderscheidt zich van dat van veel tijdgenoten door de combinatie van fantasie, humor, een beknopte en tegelijk suggestieve stijl van schrijven. Aan zijn grote begrip voor de kinderziel danken wij de vele tot de verbeelding sprekende situaties en types als de diender, de rentenier, de burgemeester, de boer, Daantje en zijn ietwat bazige vrouw Grietje. De eisen die hij stelde aan kinderliteratuur, worden - zij het in wat andere bewoordingen - nog altijd onderschreven. Een goed kinder- of jeugdboek moet helder en zuiver van taal zijn (niet beschrijven maar uitbeelden) én van idee (niet moraliseren maar boeien). ‘Men dient van het kind uit te schrijven’, betoogde hij in 1952 in de Idilgids, ‘en het is foutief zich minzaam tot 't kind neer te buigen’.
| |
Bram Vingerling
Het debuut van Roggeveen, De ongeloofelijke avonturen van Bram Vingerling (1927), bevat alle kwaliteiten van zijn vertelkunst: een vleugje griezeligheid, levendige dialogen, humor, bizarre omstandigheden, spanning en tot de verbeelding sprekende personages. Bram Vingerling, een vijftienjarige notariszoon en hbs'er, is een doodgewone jongen met een zwarte krullenkop en blauwe ogen; een flinke vent waarop je kan bouwen, vinden zijn leraren. Maar thuis is Bram een uitvinder die op een afgeschut hoekje van de vliering scheikundige proeven doet. Als hij in een boekje dat hij ergens heeft opgescharreld een recept vindt voor een vloeistof die voorwerpen en mensen onzichtbaar kan maken, zet hij alles op alles om deze vloeistof ook te maken. ‘Langzaam vervaagde de dam... en toen hij verdwenen was... waren óók... Nee, 't was niet om te geloven!! Bram wreef zijn ogen uit, sperde ze vervolgens wijd open, kneep zich in zijn neus... “Au!, riep hij. “Ja, ik ben wakker...!” Het pannetje en het driepootje en de kaars... waren... weg, verdwenen! Op de plaats, waar 't boeltje gestaan had, was niets te zien!’
De Abrovi, vernoemd naar de uitvinder ervan, Abraham Jacobus Vingerling, trekt de aandacht van hebzuchtige boeven uit een vaag oosters land (ze hebben Japanse ogen). Bram wordt ontvoerd en in een vliegtuig het land uit gesmokkeld. Door het flesje Abrovi leeg te drinken wordt hij onzichtbaar en kan hij ontsnappen. Zwevend weet hij Polen te bereiken. Daar belandt hij in een circus met een aardige directeur en wordt hij een topattractie. Pas als de toverdrank is uitgewerkt en Bram stukje bij beetje zichtbaar wordt, gaat hij terug naar Den Haag.
Het verhaal is een wonderlijke combinatie van (realistische) scheikunde- | |
| |
proeven, avontuur (de brave Haagse held ontmoet bizarre figuren) en overzichtelijk heldendom. Van sensatie omwille van de sensatie is geen sprake. Bram blijft ook in vreemde omstandigheden een redelijke jongen. In Voer voor psychologen (1961) heeft Harry Mulisch verwoord wat hem zo fascineerde in Bram Vingerling. ‘Ik kan er niet genoeg van krijgen. Het huis waarin hij woont. De bel die gaat. Zijn hond. Dat is een leven, dat van Bram Vingerling. Scherp, helder, als een klap op de tafel. Wat is daarmee vergeleken het mijne? Vervelend gedwarrel, er gebeurt eens dit, er gebeurt eens dat... Zou ik niet zelf-? Opgewonden spring ik van de keukenstoel. Zelf proeven nemen! Dit kamertje in dat van Bram Vingerling veranderen, mijzelf in hem, en zelf zo werkelijk als hij worden, en dan onzichtbaar! Met mijn armen door het licht maaiend loop ik heen en weer. Retorten kopen, chemikaliën... een laboratorium inrichten!’
En Mulisch is niet de enige voor wie Bram Vingerling een rolmodel was. In 2000 kwam de elfde druk van het boek uit. In deze, enigszins gemoderniseerde versie zijn de boeven Japanners geworden. Op het omslag staat een frisse jongen, zo uit de jaren vijftig weggelopen. Wel ouderwets, maar lang niet zo geheimzinnig als het oorspronkelijke omslag van Felix Hess waarop mensenhoofden en lichaamsdelen zijn afgebeeld.
| |
Daantje
Het idee voor de verhalen over Daantje, een man met een lange baard, de mooiste baard van het hele dorp, schoot Roggeveen te binnen toen hij een bebaard persoon voor de etalage van een juwelierszaak zag staan op het moment dat het ijzeren rolluik met veel geraas naar beneden viel. Stel dat die baard ertussen was gekomen? En van de ene gedachte kwam hij op het andere idee. Want Daantje is niet de enige bewoner van het dorp die de problemen met zijn baard op moet lossen. Ook Kobus heeft een baard. En Jochem. En boer Goverts. En Gerrit de scharensliep. Maar die van Daantje is de mooiste. Roggeveen tekende zelf de plaatjes bij het verhaal (later nam Herman Berserik dat over) en Van Goor zette het boekje op de markt. Veel verwachtte men niet van een kinderboek met een oud mannetje als hoofdfiguur. Maar tot ieders verbazing was er veel vraag naar De baard van Daantje (1931). En dus moest Roggeveen gauw een paar nieuwe avonturen verzinnen: Daantje gaat schaatsenrijden (1933), Daantje doet boodschappen (1935), Daantje gaat op reis (1936). In totaal tien delen die eindeloos zijn herdrukt. Achteraf is het succes ervan wel te begrijpen. Daantje mag uiterlijk oud zijn, van binnen is hij een kind dat in zeven sloten tegelijk loopt en toch steeds weer op zijn pootjes terechtkomt. Vaak dankzij het ingrijpen van zijn vrouw Grietje. In zijn onhandigheid staat Daantje dicht bij het kind. De kleinschaligheid waarbinnen het verhaal
| |
| |
Illustratie van Leonard Roggeveen uit Daantje doet boodschappen
speelt, een dorp waar je het geluid van de klompen kan horen en de wandelstok tik-tik zegt op de keitjes, biedt veel veiligheid. ‘Stap... stap... stap, daar gaat Daantje.’ De tekst is rijk aan klankherhaling en overzichtelijk. Binnen die beperkte, idyllische wereld biedt Roggeveen situaties die het kind helpen zich bewust te worden van zichzelf en van zijn omgeving. ‘Met grote stappen loopt Daantje over de gele steentjes door zijn tuintje naar de voordeur van zijn huis. Klos, klos, klos! Zijn klompen klepperen op de steentjes. Thuis, thuis, thuis! zeggen ze.’
| |
Okkie Pepernoot
Volgens hetzelfde concept als de Daantje-verhalen produceerde Roggeveen twaalf verhalen over een kabouter die kan toveren, onder meer: Okkie Pepernoot (1934), Okkie weet raad (1934), Okkie gaat verhuizen (1940) en Okkie en de rups (1959). Simpele, overzichtelijke verhaaltjes, een soort babbeltjes eigenlijk, waarin de verteller zich vaak rechtstreeks tot de lezer wendt en alle problemen oplosbaar zijn. ‘Ok-kie is de oud-ste kabouter van het land. Hij is meer dan hon-derd jaar. Dat is héél oud, hè? Zo oud ben jij lang niet! Nee! Maar je kunt niet aan Ok-kie merken, dat hij al meer dan hon-derd jaar is! Want hij is nog o zo flink.’ Aanvankelijk illustreerde Roggeveen de boekjes zelf, eenvoudige zwart-wit tekeningen met gekartelde contourlijnen. Latere uitgaven bevatten illustraties van Ted Schaap en Bart van Leeuwen. De verhalen zijn geschreven in korte zinnen met eenvoudige woorden en streepjes tussen de lettergrepen, waardoor beginnende lezers ermee uit de voeten kunnen.
| |
Waardering
Het succes van Roggeveen als schrijver voor kinderen blijkt in de eerste plaats uit het gegeven dat zijn uitgever, Van Goor, steeds om nieuwe verhalen bleef vragen. Veel van zijn titels bleven een halve eeuw op de markt, sommige in gemoderniseerde vorm (spelling en/of illustraties). Zijn werk is vertaald in het Frans (Daantje), Duits en Zuid-Afrikaans (Jan-Jaap), Engels, Deens, Noors en Tsjechisch. Een bekroning of prijs heeft hij nooit mogen ontvangen. Toen in 1954 ‘Het
| |
| |
Beste Kinderboek Van Het Jaar’ werd ingesteld (nu Gouden Griffel) was hij als schrijver al over zijn hoogtepunt heen; de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur (nu Theo Thijssenprijs) werd pas vijf jaar na zijn dood ingesteld. Zelf heeft hij de twee Ridderordes die hij in zijn laatste jaren ontving, ervaren als erkenning van zijn schrijverschap en zijn inzet voor het kinderboek.
Zowel inhoudelijk als organisatorisch neemt Roggeveen in de ontwikkeling van de kinderliteratuur een belangrijke plaats in. Zijn opvatting dat een goed boek boeiend moet zijn en iets achter moet laten bij de lezer zonder dat de strekking c.q. boodschap overheerst, maakte school. Hij hanteerde dat principe voor zijn eigen boeken en adviseerde uitgevers in die geest bij de selectie van manuscripten.
Met de organisatie van de kinderboekenmarkten van de Bijenkorf en zijn bijdragen aan het literaire kindertijdschrift Kris-Kras heeft hij een platform gecreëerd waar collega's elkaar konden ontmoeten, steunen en inspireren. Hij was een van de weinige Noord-Nederlandse schrijvers die het Vlaamse jeugdboek propageerde en geen bezwaar had tegen Vlaams taalgebruik. Hij vond het gebruik van Vlaamse uitdrukkingen juist heel gunstig voor de taalvorming van Noord-Nederlandse kinderen.
| |
Bibliografie
Kinder- en jeugdboeken
|
De ongeloofelijke avonturen van Bram Vingerling. Met illustraties van Felix Hess. Den Haag, Van Goor, 1927. |
Hoe Jan Klaassen den zieken koning beter maakte. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1927. |
De electrische man. Met illustraties van Hans Borrebach. Den Haag, Van Goor, 1927. |
De voetbalclub van de vierde klas. Met illustraties van Felix Hess. Den Haag, Van Goor, 1928. |
Het geheim van het oude horloge. Met illustraties van Felix Hess. Den Haag, Van Goor, 1928. |
Het prinsesje en de roode toovenaar. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1929. |
De geschiedenis van Jantje Kwak. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1929. |
Van een kip, een eend, een hond, een kat en een tamme kraai. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1929. |
De hoogvliegers. Met illustraties van Pol Dom. Den Haag, Van Goor, 1930. |
Van den sneeuwman die praten kon...! Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1930. |
Prinses Desiree lacht niet mee. Toneelstukje, 1930. |
Draadlooze oogen. Met illustraties van Hans Borrebach. Den Haag, Van Goor, 1930. (In 1958 herdrukt als De radio-detective.) |
De zeven jongens van Duinoord. Met illustraties van Pol Dom. Den Haag, Van Goor, 1930. |
Het draaiorgel van meneer Doncker. Met illustraties van Willem Backer. Den Haag, Van Goor, 1931. (In 1939 herdrukt als Op stap met meneer Doncker.) |
De baard van Daantje. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1931. |
De zeven jongens in de sneeuw. Met illustraties van Pol Dom. Den Haag, Van Goor, 1931. |
Woudstra knapt 't op. Met illustraties van Willem Backer. Den Haag, Van Goor, 1932. |
Onze vroolijke zesde klas. Met illustraties van Willem Backer. Den Haag, Van Goor, 1932. (In 1956 herdrukt als Toon en zijn vrienden.) |
De zeven jongens in de lucht. Met illustraties van Pol Dom. Den Haag, Van Goor, 1933. |
| |
| |
Piet en Nel bij moeder thuis. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1933. |
Piet en Nel en hun vriendjes. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1933. |
Piet en Nel gaan naar school. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1933. |
Piet en Nel hebben vacantie. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1933. |
Een stelletje koppen. Met illustraties van Pol Dom. Den Haag, Van Goor, 1933. (In 1937 herdrukt als Vier koppen en een Fordje.) |
Nog bij moeder thuis. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1933. |
Daantje gaat schaatsenrijden. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1933. |
Daantje past op het huis. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1934. |
Okkie Pepernoot. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1934. |
Okkie en zijn vriendjes. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1934. |
Okkie weet raad. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1934. |
Okkie in de kou. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1934. |
Pas op, Toontje! Met illustraties van Teun van der Veen. Den Haag, Van Goor, 1935. |
Daantje doet boodschappen. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1935. |
In de staart van de komeet. Met illustraties van Jan Lutz. Den Haag, Van Goor, 1935. |
Piet en Nel op het ijs. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1936. |
Piet en Nel gaan logeren. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1936. |
De krant van Kees van Dam. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Den Haag, Van Goor, 1936. |
Daantje gaat op reis. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1936. |
Piet en Nel voor het voetlicht. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Piet en Nel op het ijs. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Piet en Nel stichten een club. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Wereldkampioen 2003. Met illustraties van P. Stempels. 1937. |
Sneeuwwitje. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1937. |
De schone slaapster in het bos. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Roodkapje. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Klein Duimpje. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Hans en Grietje. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1937. |
De gouden gans. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Assepoester. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Hier is Jan-Jaap. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Daantje helpt een handje. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Piet en Nel maken een poppenkast. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1938. |
Jan-Jaap is jarig. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1938. |
De gelaarsde kat. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1938. |
Wie heeft er trek in een pannekoek? Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1939. |
Sambo, ga je mee? Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1939. |
Boer, wil jij mijn kat eens vangen? Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1939. |
Jan-Jaap en zijn beesten! Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1939. |
Vriendjes. Verhalenbundel. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, [193X] |
Okkie gaat verhuizen. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1940. |
Okkie en de vogels. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1940. |
De jongens van de Klaverwei. Met illustraties van Jan Lutz. Den Haag, Van Goor, 1940 |
Daantje groot en Daantje klein. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1940. |
Okkie's verrassing. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1941. |
Okkie en Klaasje. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1941. |
| |
| |
Van zes uur 's avonds tot twee uur 's nachts. Met illustraties van M. Thomassen. Den Haag, Van Goor, 1941. |
Piep! zei de muis. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1942. |
Daantje koopt kippen. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1942. |
Kip, ik heb je! En andere vertellingen. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1942. |
Piet en Nel nemen afscheid. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, 1942. |
Winter op de Klaverwei. Met illustraties van Jan Lutz. Den Haag, Van Goor, 1946. |
Okkie en Moortje. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1946. |
Okkie, waar zit je? Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1946. |
Jantje Kwak en zijn avonturen. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1946. |
Van een kip, een eend, een hond en een tamme kraai. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1946. |
Jan-Jaap maakt een sneeuwpop. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1947. |
De pantoffels van Teunisboer. Bewerking. [194X] |
Hallo, meneer de .... Met illustraties van Dick de Wilde. Den Haag, Van Goor, 1947. |
De kijkdoos- De grabbelton- De rarekiek. Uitgaven van de Ned. Spaarbankbond, Gelukskrant. 1947. |
Wees voorzichtig, Daantje. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1948. |
Dit is Klaasje. Met illustraties van Kees van Lent. Den Haag, Van Goor, 1949. |
Goed zo, Klaasje! Met illustraties van Kees van Lent. Den Haag, Van Goor, 1949. |
Klaasje en Dikkie. Met illustraties van Kees van Lent. Den Haag, Van Goor, 1949. |
Klaasje's verjaardag. Met illustraties van Kees van Lent. Den Haag, Van Goor, 1949. |
Het gezelschap Vierhout. Met illustraties van Jan Lutz. Den Haag, Van Goor, 1950. |
De broederschap van de rode haren. Met illustraties van O. Kerssen. Den Haag, Van Goor, 1950. |
Voorjaar op de Klaverwei. Met illustraties van Jan Lutz. Den Haag, Van Goor, 1950. |
Jan-Jaap heeft een trein. Met illustraties van de schrijver, Den Haag, Van Goor, 1952. |
Sta vast. Bloemlezing voor de hoogste klasse van het L.O. en het V.G.L.O. Met illustraties van Roothciv. 1952. |
Dik en Dop. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1953. |
Dikkie Doedel. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1953. |
Dik en Dop. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1953. |
Lange Wammes. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1953. |
Meneer Bobijn. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1953. |
Vincent van Gogh. Met illustraties van Roothciv. Gemeente 's Gravenhage, 1953. |
Binkie. Met illustraties van Diet van Beek. Centraal Schoolmelkcomité 's Gravenhage. [195X] |
Het zonderlinge testament. Met illustraties van John Hummel. Den Haag, Van Goor, 1954. |
Grietje Grubbel. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1955. |
Piet Jan Knor. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1955. |
De sneeuwman. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1955. |
Ventje Vijfhaar. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1955. |
Liesje gaat naar het ziekenhuis. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, Van Goor, 1955. |
Appie Ammerlaan. Met illustraties van Johanna Bottema. Den Haag, Van Goor, 1955. |
De club van Kareltje. Met illustraties van Herman Berserik. 1955. (Uitgave van de Rijkspostspaarbank.) |
Bram Alleman. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1956. |
Jan Piederiet. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1956. |
Snip Snap Snor. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1956. |
Vrouw Handjegauw. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1956. |
Rembrandt. In het kader van de Rembrandt herdenking. Gemeente 's Gravenhage. 1956. |
Een gezellige dag. Met illustraties van Herman Berserik. 1956. (Uitgave van de Rijkspostspaarbank.) |
| |
| |
Spanning in de ‘Roode Leeuw’. Met illustraties van John Hummel. Den Haag, Van Goor, 1957 |
De klok voor de spiegel. Met illustraties van John Hummel. Den Haag, Van Goor, 1957. |
De kleine Marioleine. Met illustraties van Herman Berserik. 1957. (Uitgave van de Rijkspostspaarbank.) |
De elektrische man. Toneelstuk, 1958. |
Een stuiver drop. Met illustraties van Herman Berserik. Den Haag, Van Goor, 1958. |
Okkie kan toveren. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1959. |
Okkie en de rups. Met illustraties van de schrijver. Den Haag, Van Goor, 1959. |
De blauwe Braziliaan. Met illustraties van John Hummel. Den Haag, Van Goor, 1959. |
Zwaan kleef aan. Met illustraties van Rien. Den Haag, Van Goor, 1959. |
De wolf en de zeven geitjes. Met illustraties van Rien. Den Haag, Van Goor, 1959 |
De haas en de egel. Met illustraties van Rien. Den Haag, Van Goor, 1959. |
Gelukkige Hans. Met illustraties van Rien. Den Haag, Van Goor, 1959. |
Doornroosje. Met illustraties van Rien. Den Haag, Van Goor, 1959. |
Assepoester. Met illustraties van Rien. Den Haag, Van Goor, 1959. |
De blauwe Braziliaan. Met illustraties van John Hummel. Den Haag, Van Goor, 1959. |
De loep. Met illustraties van Joan Mac Neill. Den Haag, Van Goor, 1960. |
Over Leonard Roggeveen
|
H. van Tichelen, Over boeken voor kindsheid en jeugd. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1928. (Grondig bewerkte herdruk: Antwerpen, Ontwikkeling, 1952.) |
Alfred van Spang, Op bezoek bij onze kinderauteurs. In: Het kind, jaargang 40 (1939), blz. 8-10. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1950, blz 137-139. |
Marijke van Raephorst, Leonard Roggeveen. In: Kris-Kras, 1959. |
D.L. Daalder, Leonard Roggeveen. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1960-1961. Leiden 1961. |
F. Bijlsma, Leonard Roggeveen. NBLC-Monografieën, serie 1, nr. 2. Den Haag 1979. |
Annet van Battum, Daantje en Grietje. In: Verkenningen op het gebied van de jeugdliteratuur, jaargang 10 (1979), blz 9-12. |
Henk van Gelder, 't Is een bijzonder kind, dat is ie. Kinderboekenschrijvers van toen. Bussum, De Gooise Uitgeverij, 1980, blz. 71-81. |
Kees Fens, De vleugels van de neus. Het binnenwerk van het kinderboek. In: Documentatieblad kinder- en jeugdliteratuur, jaargang 3 (1989), nr. 12, blz 39-46. |
Aukje Holtrop, Humor met een grote H- Het komische kinderboek. In: Harry Bekkering [et.al.], De hele Bibelebontse berg. Amsterdam, EM. Querido's Uitgeverij bv, 1989, blz. 391-458. |
Aukje Holtrop, Leonard Roggeveen, Bram Vingerling. In: Wonderland, de wereld van het kinderboek. Zwolle/Den Haag, Waanders, 2003, blz 124-125. |
Jeanette Kok, Leonard Roggeveen, Daantje en Okkie Pepernoot. In: Wonderland, de wereld van het kinderboek. Zwolle/Den Haag, Waanders, 2003, blz 132-133. |
65 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2004
|
|