| |
| |
| |
Jan Rinke
door Francien Braaksma
Jan (Frederik) Rinke is op 27 maart 1863 geboren in Schildwolde (gem. Slochteren). Hij was van 1899 tot 1902 leerling op de avondcursus van de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Tot 1912 woonde en werkte hij in Amsterdam; in 1912 en '13 in Laren en Blaricum en daarna in Volendam en Den Haag. Hij heeft ook gewerkt in Londen, New York, Berlijn, België en Tirol.
Naast illustrator was Rinke tekenonderwijzer, kunstnijveraar, schilder, lithograaf, schimmenspeler en etser.
Reinold Kuipers beschrijft hem in De hele Bibelebontse berg als ‘Een ware ploeteraar maar ook een vernieuwer (...) die met een zwak gestel een gezin met tien kinderen moest onderhouden, in de korte tijd die hem gegeven was. (...) Het weigeren van opdrachten moet hem maatschappelijk onmogelijk zijn geweest.’
Jan Rinke overleed op 20 mei 1922 in Den Haag.
| |
Werk
Over Jan Rinke is weinig bekend; en meestal gaat het dan niet over z'n illustraties voor kinderboeken, maar over z'n reclame-tekenwerk of politieke karikaturen op ansichtkaarten en in tijdschriften, zoals de Nederlandsche Spectator. In 1909 verving Rinke zelfs een tijdje de beroemde politieke tekenaar Albert Hahn in de Notenkraker, toen deze ziek was.
In A history of the Dutch Poster van Dooijes en Brattinga staat een toneelaffiche van Rinke afgedrukt, maar in het overzicht met gegevens van de verschillende artiesten staat bij zijn naam slechts ‘data unknown’.
Als kunstnijveraar heeft Jan Rinke onder andere houten speelgoed, een kalender en kleurplaten ontworpen. Otto van Tusschenbroek noemt hem in zijn boek over speelgoed ‘echt Hollandsch’, en geeft als voorbeelden de ‘opzetprentenboeken’ en ‘knipprenten’.
De ‘prentjes’ van Jan Rinke waren in zijn tijd een begrip. Zo schrijft de uitgever in een wervend stukje voor Hein Stavast (1908) van Chr. van Abkoude: ‘Dit is nu wat men noemt een leuk jongensboek. Zie Hein Stavast zelf maar eens aan, zoals hij op het titelblad prijkt, door Jan Rinke naar den levenden lijve geschetst. De figuren van den auteur zijn echter niet minder welgeslaagd dan die van den teekenaar.’
Reinold Kuipers noemt Rinke ‘Meer bepalend dan wie ook voor het
| |
| |
uiterlijk en de sfeer van wat het jongensboek heet. (...) Als omstreeks de Eerste Wereldoorlog het jongensboek zijn uiterlijke typering heeft gekregen, dan is deze aan hem te danken en niet te overtreffen.’
Bij verzamelaars staan de door hem ontworpen boekbanden en prentenboeken hoog genoteerd. Over de boekbanden schrijft Kuipers in De hele Bibelebontse berg: ‘Ronduit groots is wat hij met de banden deed. De halfhartige sierkunst van zijn voorgangers verving hij door de toepassing van forse illustraties met hiermee harmoniërende, zijn hand verradende beletteringen; hij maakte in feite kleine affiches, zoals meesters van de schilderkunst die buiten Nederland hadden gemaakt.’
Uit Jolige liedjes voor de jeugd van Chr. van Abkoude
Zoals Dik Trom wordt vereenzelvigd met de illustrator Johan Braakensiek, zo is dat bij Pietje Bell het geval met Jan Rinke. De tekst van Pietje Bell staat echter lager aangeschreven dan die van Dik Trom. Rinke sloot echter zo goed aan bij de tekst dat de officiële waardering voor de tekst van Van Abkoude daardoor automatisch parallel liep met de tekeningen.
In 1918 zegt een recensent in Het Kind over de illustraties bij Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg: ‘De mooie geestige plaatjes van Jan Rinke geven het boek een cachet dat 't niet verdient.’
Jan Rinke beheerste talloze tekenstijlen, inhoudelijk variërend van subtiel en sfeervol tot houterig en onbeholpen. Meestal had hij genoeg aan een paar lijnen. Hij was een meester in het snel weergeven van actie en platvloerse grappen, maar vaak ook gaf hij de verhalen iets extra's in de vorm van raak geobserveerde interieurs, waterlandschappen of dorps- en stadsgezichten.
‘Kenmerkend voor hem is het lineaire van zijn werk,’ schrijft Kuipers. ‘Taferelen spelen zich in het platte vlak af; arceringen en hulprasters gebruikte hij zelden. Toch zijn de tweedimensionale personages menselijke wezens. Humaniteit, met die van Nelly Bodenheim te vergelijken, weerhield hem ervan, een stroper ofzo als een booswicht te tekenen; hij maakte er een schlemiel van.’
| |
| |
Uit Pietje Bell van Chr. van Abkoude
| |
| |
Jobje Bakker noemt hem in 1985 in Kinderliedjes in beeld ‘zo'n karakteristiek Hollands fenomeen, met zijn spotprentachtige figuren, zijn ondeugende situatieschetsen en originele fantasie...’
| |
Kinderboeken
Pietje Bell (1914) van Chr. van Abkoude en de plaatjes van Jan Rinke vormen één geheel. Het zo kenmerkende blauwe oog, of knipoog van Pietje, dat in alle door anderen geïllustreerde delen van de serie aanwezig blijft, is door Jan Rinke geïntroduceerd.
De eerste druk bevat een aantal platen in zwart-wit en rood op een glanzende papiersoort, en verder heel veel tekeningen tussen de tekst. De illustraties vormen een combinatie van zwierigheid en houterigheid, van botsende rechte en gebogen lijnen.
Er verscheen van Pietje Bell tegelijk een luxe en een volksuitgave, die onderling nogal verschillen. Latere drukken hebben andere omslagen en sommige tekeningen verdwijnen om in een volgende druk ineens weer te voorschijn te komen.
In Jaap Snoek van Volendam (1915) van Chr. van Abkoude worden ruimte, water en houten huisjes in weinig lijnen weergegeven. Rinke kon goed boten tekenen en kinderen: één bladzijde is geheel gevuld met twee vech-
Uit Jaap Snoek van Volendam van Chr. van Abkoude
| |
| |
tende Volendamse jongensbendes in klederdracht. Het boek bevat veel illustraties in de tekst, maar niet over twee bladzijden, zoals bijvoorbeeld in Hein Stavast (1908) - een Jugendstil-invloed die Rinke aanwendt om een illustratie meer vaart te geven.
De vliegende kogel (1916) van Oom Bram (Jan Rinke) is een langwerpig prentenboek met zwart-wit litho's, voorzien van één steunkleur die per bladzijde varieert. Het boek heeft een rond gat in het midden. Het verhaal gaat over een kogel die op elke bladzijde nieuwe rampspoed aanricht en op de laatste pagina het boek verlaat. Rinke heeft zich waarschijnlijk laten inspireren door The rocket book van Peter Newell uit 1912. De ‘rocket’ blijft daar wel in het boek, in een bak bevroren slagroom.
Jan Rinke heeft ook een reeks prentenboeken gemaakt en deze voorzien van een eigen, rijmende tekst. De niet-artistieke tekeningen, twee per bladzijde, in felle contrasterende kleuren of in zwart-wit en in een kader, bestaan uit dikke zwarte penseellijnen. Soms staan de tekeningen tussen de tekst. De prentenboeken zijn bewerkingen van volksliedjes en spelletjes, sprookjes of klassieke verhalen, zoals Gulliver. Samen met de boekomslagen en Pietje Bell hebben deze prentenboeken voor de blijvende bekendheid van Jan Rinke gezorgd.
| |
Bibliografie
Boeken voor volwassenen met tekst en illustraties van Jan Rinke
|
Het teekenen van hoofd en hals (1905), Handleiding tot het teekenen van het menschelijk lichaam (1906), Schoone plekjes in Nederland (1904-1906; 9 delen) |
Kinderboeken met tekst en illustraties van Jan Rinke (een keuze)
|
Domme Hans. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, z.j. (Ook verschenen bij Müller in Amsterdam, z.j.) |
De gelaarsde kat. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, z.j. |
Geschiedenis van Ali-Baba en de veertig rovers. Amsterdam, Müller, z.j. |
Hier heb je 't leven en bedrijf van Jan de Wasscher en zijn wijf. Amsterdam, Müller, z.j. |
Hier zie je hoe het gegaan is met 'n ezel, 'n hond, 'n kat en 'n haan. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, z.j. |
De schoone slaapster. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, z.j. |
Een twee drie verlos! Hollandsche kinderen in hun spelen. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, z.j. (ca. 1902) |
Daar zaten zeven kikkertjes. Hollandsche kinderen in hun spelen: wijsjes met prentjes. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, 1906. |
Ezelsvel. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, 1909. |
Gullivers reizen. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, 1909. (Ook verschenen bij Müller in Amsterdam, z.j.) |
Roodkapje, een sprookje met prentjes. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, 1909. |
Tijl Uilenspiegel. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, 1909. |
Rakkers uit de buurt. Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, 1910. |
Bram (ps. voor Jan Rinke), De vliegende kogel. Amsterdam, Scheltens & Giltray, 1916. |
| |
| |
Kinderboeken met illustraties van Jan Rinke (een keuze)
|
Chr. Krienen, Het zeppelin jong. Groningen, z.u. en z.j. |
F.H. van Leent, Toen en nu. Van 1801-1901. Amsterdam, Koster, ca. 1902. |
Chr. van Abkoude, Hein Stavast. Met 75 teekeningen. Alkmaar, Kluitman, 1908. |
Chr. van Abkoude, De man met de poppenkast. Alkmaar, Kluitman, 1912. (Later verschenen onder de titel Een ongeluksvogel; de man met de poppenkast.) |
Chr. van Abkoude, Jan Boenders; hoe een echte Hollandsche jongen in Amerika rijk werd. 4 Groote platen en vele zwartjes. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1913. |
Chr. van Abkoude, Jolige liedjes voor de jeugd. Met prentjes; pianobegeleiding van H. Zagwijn. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1913. |
Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes. Utrecht, Bruna, 1913. |
Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of De lotsgevallen van een ondeugenden jongen. Alkmaar, Kluitman, 1914. (39e druk 1988; 7e druk naar de oorspronkelijke tekst.) |
Chr. van Abkoude, Jaap Snoek van Volendam. Met 70 afbeeldingen in de tekst. Alkmaar, Kluitman, 1915. (2e druk in 1981.) |
Chr. van Abkoude, De waterratten; een boek voor sportjongens. Alkmaar, Kluitman, 1915. (Later verschenen onder de titel Het waterkamp op de Friesche meren). |
J. Berkhout, Uit Jan Springers jongensjaren. Den Haag, Daamen, 1915. |
Chr. van Abkoude, Jolig strandleven. Met afbeeldingen in de tekst. Alkmaar, Kluitman, 1916. |
Chr. van Abkoude, De zonnige jeugd van Frits van Duuren. Alkmaar, Kluitman, 1916. (Later verschenen onder de titel Frits van Duuren.) |
Chr. van Abkoude, Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg. Met 75 platen. Alkmaar, Kluitman, 1917. |
N.W.C. Kuyk, Een wandeltocht met avonturen. Met 75 platen. Alkmaar, Kluitman, 1917. |
G. Schrijver, In 't geuze-huis. Den Haag, Daamen, 1917. |
P. Koekoek, Eddy en Freddy. Alkmaar, Kluitman, 1918. |
P. Koekoek, Jan Penseel van Laren. Alkmaar, Kluitman, 1918. |
N.W.C. Kuyk, Drie vrolijke wandelaars op weg naar huis. Alkmaar, Kluitman, 1919. |
Chr. van Abkoude, De vlegeljaren van Pietje Bell. Illustraties samen met D.A. Bueno de Mesquita. Alkmaar, Kluitman, 1920. (31e druk 1987; met andere illustraties.) |
Chr. van Abkoude, Dickie Pool, of, Hoe twee gymnasiasten automobielfabrikant werden. Alkmaar, Kluitman, 1921. |
Over Jan Rinke
|
J.O..C. van Dokkum, Kleinreclame kunst. In: Boekzaal, jaargang 4 (1910), blz. 25. |
Otto van Tusschenbroek, Speelgoed, marionetten, maskers en schimmenspelen. Rotterdam, 1925. (2e gewijzigde druk Schiedam, 1979, blz. 14 en 16.) |
Dick Dooijes en Pieter Brattinga, A history of the Dutch poster, 1890-1960. Amsterdam, 1968. |
P.A. Scheen, Lexicon van Nederlandse Beeldende Kunstenaars, 1750-1950. Twee delen. Den Haag, 1969-1970. (Deel II) |
A.C. Bos en T. van 't Veer, Jan Rinke en Bueno de Mesquita. In: Vrij Nederland, 23-8-1975, blz. 15. |
Dokumentatie auteurs en illustrators van jeugdboeken; knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 1 (1977), nr. 1, Chr. van Abkoude. |
Margreet van Wijk-Sluyterman, Van anonieme boekversierders tot erkende kunstenaars; twee eeuwen boekverzorging en illustraties van het Nederlandse jeugdboek. Den Haag, 1982, blz. 63 en 68. |
Jobje Bakker, Kinderliedjes in beeld; 200 jaar geïllustreerde kinderliedboekjes in Nederland. Den Haag, 1985, blz. 43. |
Reinold Kuipers, Het gezicht van het kinderboek. In: De hele Bibelebontse berg; de geschiedenis van het kinderboek in Nederland & Vlaanderen van de Middeleeuwen tot heden. Amsterdam, Querido, 1989. |
24 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1990
|
|