| |
| |
| |
M.A.M. Renes-Boldingh
door Janneke van der Veer
Margaretha Anna Maria Renes-Boldingh werd geboren op 20 december 1891 in Nes op Ameland, waar haar vader arts was. Samen met haar twee jongere zusjes had ze een gelukkige en beschermde jeugd. Haar vader overleed drie jaar nadat hij huisarts was geworden op de vaste wal, in Schellinkhout. Het gezin verhuisde vervolgens naar Apeldoorn, waar de schrijfster een opleiding tot onderwijzeres volgde. Tot haar huwelijk in 1927 was ze werkzaam in het onderwijs, in achtereenvolgens Elspeet, Noordwijk en Zeist. Haar debuut voor volwassenen, Kinderland (1933), bevat verhalen over kinderen die zij in haar dagelijkse onderwijspraktijk tegenkwam.
In 1930, kort nadat er twee zoons geboren waren, ging het gezin Renes in dienst van de zending naar de Bataklanden op Sumatra. Zowel zij als haar man werkte daar in het onderwijs. Na zes jaar keerden ze met hun kinderen om gezondheidsredenen terug naar Nederland en vestigden zich in Zeist. Daar traden ze toe tot de Evangelische (Hernhutter) Broedergemeente. Haar eerste kinderboek, Jaap's avontuur, verscheen in 1931.
M.A.M. Renes-Boldingh zag haar schrijverschap in de eerste plaats als een opdracht van God. Maar ook financiële motieven speelden een rol: de opbrengsten van haar boeken vormden een welkome aanvulling op het gezinsinkomen. Het contact met de protestants-christelijke schrijfster Wilma (Willemina Vermaat, 1873-1967), die in Apeldoorn haar buurvrouw was, is voor haar ontwikkeling als schrijfster van belang geweest.
Ze overleed op 28 december 1968 te Zeist.
| |
| |
| |
Werk
M.A.M. Renes-Boldingh schreef ongeveer 35 jeugdboeken, waaronder verhalen voor meisjes en voor jonge kinderen. Een deel daarvan speelt zich af in Indië of heeft anderszins een relatie met deze voormalige Nederlandse kolonie. Nadrukkelijk is dit het geval in ‘Ik kom terug’, zegt Loes (1947), een vertelling over het gezin Verbruggen dat al jaren in Indië woont. De zestienjarige Loes beschouwt Indië als haar vaderland en ze is er met hart en ziel aan verbonden. Ze heeft oog voor de armoede en andere problemen van de inlandse bevolking en wil geneeskunde studeren om als arts te kunnen werken. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog krijgt haar leven echter een andere wending. M.A.M. Renes-Boldingh besteedt in dit verhaal veel aandacht aan de spanningen tussen de ‘blanda's’ en de oorspronkelijke bevolking. Coen, een inlandse jongen die met Loes naar de hbs gaat, vindt dat blanke mensen niet in Indië thuishoren. Hij nuanceert deze opvatting onder invloed van Loes, die Indië immers als haar eigen land beschouwt. Tijdens de oorlog ontstaat een hechte band tussen het gezin Verbruggen en Coen en zijn moeder. De vriendschap tussen Coen en Loes ontwikkelt zich tot een liefdesrelatie. Na de oorlog gaat Loes naar Nederland om een opleiding voor verpleegkundige te volgen. Het verhaal eindigt met haar belofte om na haar studie terug te keren naar Coen en naar Indië. Net als de andere jeugdboeken van M.A.M. Renes-Boldingh is dit verhaal geschreven vanuit een protestants-christelijke levensovertuiging.
De bereidheid je eigen verlangens opzij te zetten, dienstbaar te zijn aan anderen en je leven te offeren aan God zijn belangrijke thema's in het werk van Renes-Boldingh. Het jezelf opofferen aan een hoger doel wordt niet zomaar gevraagd, het heeft een bedoeling, al blijkt dit niet altijd direct. In afwachting van de uitkomst is het zaak te blijven vertrouwen op God. In het meisjesboek Een huis op wielen (1941) moet Mas de fietstocht die zij met haar moeder zou maken in Limburg, opgeven omdat haar moeder de zorg op zich heeft genomen voor haar zieke schoonmoeder. Mas vindt het erg jammer dat de fietstocht niet doorgaat, maar haar moeder zegt: ‘Als we willen offeren, dan geeft God altijd weer iets ervoor in de plaats. En vaak geeft Hij iets beters!’ Voor Mas wordt dat duidelijk wanneer zij mee mag met een oom en tante die naar Ameland gaan.
In verschillende boeken is de hoofdpersoon een eenzaam meisje dat opbloeit door het contact met een gezellig gezin. In Annetjes geluk (1933) voelt de twaalfjarige Annetje zich nogal verlaten. Haar moeder is gestorven en vader, die arts is in de Bataklanden, heeft het erg druk. Als hij een paar weken de rimboe intrekt, logeert Annetje bij een bevriend gezin in Medan. Daar leert ze
| |
| |
een vriendelijke oude dame en haar dochter ‘juffrouw Gertje’ kennen, met wie ze het erg goed kan vinden. Zienderogen fleurt Annetje op. Van een schuw, stil meisje verandert ze in een vrolijk kind. Als dan ook nog Gertje haar nieuwe moeder wordt, is haar geluk compleet.
In Marieke-Marijke (1952) zorgt de vijftienjarige Marijke voor haar vader, broertje en ‘opoe’. Ze moet hard werken op de boerderij die haar vader beheert op het landgoed van jonker Leonard. Haar vader en opoe hebben de touwtjes stevig in handen. Voor Marijke is er weinig vreugde en aan luxe hoeft ze al helemaal niet te denken. Ze draagt ouderwetse, menigmaal verstelde kleding. Haar leven verandert als er een kunstenaarsgezin op het landgoed komt logeren. Door het contact met dit gezin, en vooral met hun dochter Marieke en neef Tom, wordt Marijkes leven wat vrolijker. Ze gaat de verschillen zien tussen haar eigen bestaan en dat van leeftijdgenoten. Dit wordt nader uitgewerkt in het vervolg Wat nu, Marieke-Marijke? (1954), waarin Marijke zich meer en meer ontwikkelt. Haar vriendschap met Tom verdiept zich tot een liefdesrelatie, maar komt in Adieu, Marieke-Marijke! (1958) onder druk te staan omdat Marijke bang is dat zij als eenvoudige ‘boerenmeid’ een blok aan het been is voor Toms carrière. In het vierde en laatste deel van de serie, Dáárom!... Marieke-Marijke (1961), is dit probleem opgelost en zijn Marijke en Tom getrouwd. Ook in deze serie speelt het vertrouwen in God een prominente rol. Dit wordt vooral uitgedragen door de rechtzinnige vader van Marijke, die met gebeden en bijbelverhalen diverse logés op het landgoed weet te raken. Een aantal van hen bekeert zich tot het christendom.
Van bekering is eveneens sprake in de zogeheten zendingsverhalen, waaronder De olifantennacht (1934), Edelsteentje (1938) en Van een witte zuster en een klein zwart kindje (1955). Deze verhalen spelen zich af in de oerwouden van de Bataklanden, waar artsen en verpleegkundigen de inheemse bevolking medische hulp verlenen. De blanke zendelingen proberen de inlanders ervan te overtuigen dat de geesten waarin zij geloven niet bestaan en dat ze in moeilijke situaties alleen op God kunnen vertrouwen. In De olifantennacht wordt het dorp bedreigd door een kudde olifanten. Een bekeerde inlandse jongen bidt met dorpsbewoners en vertelt hen over Christus. Als de olifanten wegtrekken, zien ze dit als het werk van God.
Een aantal verhalen is op oudere meisjes gericht. In Wij willen werken (1953) zoeken Aleid en Evelien na hun hbs-examen een baan. Burgemeestersdochter Aleid moet daarvoor nogal wat strijd leveren met haar moeder, die voor haar dochter een vervolgopleiding op een Zwitsers pensionaat in gedachten heeft. In
| |
| |
deze verhalen speelt ook de romantiek een rol. Daarbij is nogal eens sprake van standsverschil, wat allerlei verwikkelingen met zich meebrengt. In Wij willen werken verlooft kruideniersdochter Evelien zich met Dolf, de broer van Aleid.
In diverse verhalen verhogen geheimzinnige gebeurtenissen de spanning. Zo is in de Marieke-Marijke-serie sprake van spoken. In 't Perkoetoet mysterie (1960) speelt het duistere verleden van een van de personages een rol. Ook oplichters en andere criminelen zorgen in deze verhalen voor spanning.
In opdracht van de Nederlandse Zondagsschool Vereniging schreef M.A.M. Renes-Boldingh de kinderbijbel De weg van het licht (1950), gericht op de ontkerkelijkte jeugd ofwel ‘het zogenaamde asfaltpubliek der steden dat geestelijk leeft van het afval onzer beschaving’, zoals de schrijfster de doelgroep beschreef.
Naast jeugdboeken schreef M.A.M. Renes-Boldingh romans voor volwassenen. Ook uit die boeken spreekt duidelijk een christelijke zendingsdrang. Voor een deel liggen haar ervaringen in Indië en op Ameland eraan ten grondslag. Sommige romans zijn gebaseerd op historische gegevens.
Haar verhalen zijn over het algemeen geschreven in een eenvoudige stijl met veel dialogen. Enkele hebben de vorm van een dagboek, zoals Maddy zoekt haar weg (1949), De kleine blauwe bloem (1955) en 't Perkoetoet mysterie (1960). Sommige verhalen bevatten informatieve passages. In ‘Ik kom terug’, zegt Loes (1947) wordt bijvoorbeeld vrij zakelijk verteld over de culturele verschillen tussen de inlandse en de Nederlandse bevolking. Ook belicht de alwetende verteller de achtergronden van de houding van de Japanse bezetters tegenover de indische en de blanke vrouwen.
| |
De kleine blauwe bloem
De achttienjarige Marianne Leblanc is pas geslaagd voor het hbs-examen en wil in Amsterdam een opleiding voor maatschappelijk werkster volgen. Haar vriend Henk, die voor arts studeert, wijst haar er op dat haar hulp thuis zeer gewenst is. Mariannes vader verbleef wegens een zenuwinzinking langdurig in een sanatorium maar komt binnenkort weer thuis. In plaats van studeren zal Marianne een baan moeten zoeken en haar moeder tot steun zijn. Ze voelt daar echter niets voor. Daarop verbreekt Henk de relatie, omdat hij een ander beeld heeft van een toekomstige doktersvrouw. Hij wil iemand naast zich die zich dienstbaar opstelt tegenover anderen en samen met hem God dient. Daarbij maakt hij een vergelijking met de plant ogentroost, een kleine blauwe bloem die vroeger gebruikt werd voor geneeskrachtige doeleinden. Volgens hem moet Marianne de rol van ogentroost op zich nemen, vooral tegenover haar moeder. Hoe- | |
| |
wel Marianne aanvankelijk niets voor die rol voelt, komt ze er toch in terecht. Haar moeder begint namelijk een rusthuis en Marianne staat haar vrijwillig terzijde. Langzamerhand begint het tot haar door te dringen wat Henk heeft bedoeld. Contact met hem zoeken doet ze echter niet omdat ze denkt dat hij inmiddels een ander meisje heeft. Op de verjaardag van mevrouw Klaassen, een van de rusthuisgasten, komt ze hem weer tegen; het blijkt dat hij een kleinzoon is van mevrouw Klaassen. Die stelt Marianne aan hem voor als haar ‘ogentroostje’, waarna een gelukkige ontknoping volgt. Het boek is positief ontvangen en werd in 1979 herdrukt als Marianne vindt haar geluk.
| |
Waardering
Zowel het werk voor kinderen als dat voor volwassenen is over het algemeen positief gewaardeerd, met name in christelijke kringen. Het Lectuur-Repertorium (1954) meldt over M.A.M. Renes-Boldingh: ‘schreef enkele vlot-gestelde, meestal Indische verhalen en een aantal vroom-protestantse kinderboeken’. De editie van het Lectuur-Repertorium uit 1970 voegt hieraan toe: ‘alles in positieve geest maar niet steeds van gelijke kwaliteit’. In Wormcruyt met suycker (1950) schrijft D.L. Daalder: ‘Het werk van deze schrijfster wordt gedragen door een innig en krachtig geloof. De vastheid, die daarvan het gevolg is, weerspiegelt zich in de forse compositie en de gespierde taal.’
Illustratie van Anny Rot uit De kleine blauwe bloem
In jeugdboekengids De Kleine Vuurtoren staan besprekingen van enkele titels. De editie van 1952 noemt Maddy zoekt haar weg (1949) een ‘eenvoudig en blijmoedig meisjesboek’; de editie van 1956 zegt over De kleine blauwe bloem (1955): ‘Ondanks de wat belerende toon zeker een goed boek in prot. Chr. geest voor serieuze meisjes van 14 j. e.o.’ Een recensent van Boekenkeur noemt De kleine blauwe bloem in 1956 ‘een fris, gezellig meisjesboek dat zich gemakkelijk laat lezen.’ Ook de Marieke-Marijke-serie is positief be- | |
| |
sproken. Over Wat nu, Marieke-Marijke? (1954) schreef een recensent van Ons Eigen Blad in 1955: ‘Alles in warme sfeer die dit boek ook voor kath. jonge meisjes tot een mooie en opvoedende roman maken.’
| |
Bibliografie
Keuze uit haar werk voor volwassenen
|
Kinderland (1933), Machten en Menschen (1934), Het stille front (1936), Voetstappen (1938), Adat (1939), De eeuwige fluitspeler (1942), De ongeschreven roman (ca. 1949), Gesprek in de nacht (1953), Feest in de Mussenstraat (1953), Het oude posthuis (1953), De vier winden (1955), Terug naar Milaan (1963. |
Keuze uit haar kinder- en jeugdboeken
|
Jaap's avontuur. Met illustraties van Sierk Schröder. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1931. |
Bataksche sagen en legenden. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1933. |
Annetjes geluk. Kampen, Kok, 1933. |
Van een schooljongen in Batakland. Met illustraties van Sierk Schröder. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1933. |
De olifantennacht. Met illustraties van Sierk Schröder. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1934. |
Het verhaal van een ouden koning. Met illustraties van Nettie Kerkhoven-Heyligers. Amsterdam, Jeugdcommissie van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, 1934. |
Vaders held. Met illustraties van G.A. Fernhout. Rotterdam, J.M. Bredée's boekh. en uitgevers-mij, 1935. |
Achter het hoge duin. Met illustraties van C. Leeflang-Oudenaarden. Rotterdam, Voorhoeve, 1937. |
Edelsteentje. Met illustraties van Rein Stuurman. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1938. |
Begijntjes wonderjaar. Baarn, Bosch & Keuning, 1938. |
't Lege huis. Met illustraties van R. en M. Snapper. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1938. |
De blauwe bende. Met illustraties van Sierk Schröder. Rotterdam, Voorhoeve vh Bredée, 1938. |
Schoten in de nacht. Met illustraties van C. Leeflang-Oudenaarden. Rotterdam, A. Voorhoeve, ca. 1939. |
|
Storm over Toba. Met illustraties van C. Leeflang-Oudenaarden. Rotterdam, Voorhoeve vh Bredée, 1939. |
Een huis op wielen. Met illustraties van Jaap Veenendaal. Meppel, Huisman, Neerlands Jeugdbibliotheek, 1941. Ook verschenen met illustraties van Rein van Looy. Meppel, A. Roelofs van Goor 1948. |
Hoog in de bergen. Met illustraties van Jan Lutz. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1946. |
Een vogel vliegt uit. Met illustraties van B.A.Th. Weihs. Den Haag, J.N. Voorhoeve, 1947. |
Het spook van de Peppelenburg. Met illustraties van Eva Schütz. Rotterdam, A. Voorhoeve, 1947. |
‘Ik kom terug’, zegt Loes. Met illustraties van Bep Wagner. Meppel, A. Roelofs van Goor, 1947. Ook verschenen met illustraties van R. Basoeki Abdullah. Meppel, A. Roelofs van Goor, 1948. |
Kerstfeest midden in de zomer. Met illustraties van Rie Reinderhoff. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1947. |
Marleentjes grote reis. Met illustraties van Eva Schütz. Zwolle, La Rivière & Voorhoeve, 1949. |
De zoon van de Witte Olifant. Met illustraties van Menno. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1949. |
Hoe Apoel haar vriend vond. Met illustraties van Toos Koedam. Oegstgeest, Zendingsbureau, 1949. |
Maddy zoekt haar weg. Omslag Eva Schütz. Meppel, H. Ten Brink's Uitgeversmij, 1949. |
De kleine gouden sleutel. Met illustraties van H.C. van Eck. 's-Gravenhage, Boekencentrum, 1949. |
| |
| |
De geheimzinnige gast. Met illustraties van Rie Reinderhoff. Nijkerk, G.F. Callenbach, 195X. |
De weg van het licht. Met illustraties van Gunhild Kristensen. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1950. |
Van een kleine jongen en een grote hond. Met illustraties van Riek van der Waa. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1951. |
Het meisje uit de gele auto. Met illustraties van Mies Bloch. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1951. |
Het muzikantenhuis. Met illustraties van Rie Reinderhoff. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1952. |
Marieke-Marijke. Met illustraties van Hans Borrebach. Zwolle, La Rivière & Voorhoeve, 1952. |
Joep en Jopie. Met illustraties van Etta Dekkers-Weiss. Meppel, A. Roelofs van Goor, 1953. (Margriet-serie) |
Wij willen werken. Met omslag van Hans Borrebach. Meppel, A. Roelofs van Goor, 1953. |
Wat nu, Marieke-Marijke? Met illustraties van Hans Borrebach. Zwolle, La Rivière & Voorhoeve, 1954. |
Hansje van de hoge toren. Met illustraties van Rie Reinderhoff. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1954. |
Ineke's grote geheim. Met illustraties van Tiny van Asselt. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1955. |
Van een witte zuster en een klein zwart kindje. Met illustraties van Corrie van der Baan. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1955. |
Alles om Runnie. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1955. Ook verschenen met illustraties van Mies Bloch. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1958. |
De kleine blauwe bloem. Met illustraties van Anny Rot, Nijkerk. G.F. Callenbach, 1955. (Sterreeks) Ook verschenen als Marianne vindt haar geluk. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1979. |
O, die Marleen! Met illustraties van Eva Schütz. Zwolle, La Rivière & Voorhoeve, 1955. |
Windvang. Met illustraties van Hans Borrebach. Nijkerk, G.F. Callenbach, Ster-reeks, 1957. |
Adieu, Marieke-Marijke! Met omslag van Hans Borrebach. Zwolle, La Rivière & Voorhoeve, 1958. |
Het geheim van de gouden sleutel. Met illustraties van Rie Reinderhoff. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1959. |
't Perkoetoet mysterie. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1960. (Ster-reeks) |
De tweeling van de Vinkensteeg. Met illustraties van Tiny van Asselt. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1961. |
Dáárom!... Marieke-Marijke. Zwolle, La Rivière & Voorhoeve, 1961. (Gloria-reeks) |
De tent op de boswei. Met illustraties van Corrie van der Baan. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1962. |
Romance in Hesseloo. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1963. (Ster-reeks) Ook verschenen als Dorien vindt haar geluk. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1981. |
Het geheim van de Vinkensteeg. Met illustraties van Tiny van Asselt. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1963. |
Een lift voor Linda. Zwolle, La Rivière & Voorhoeve, Gloria-reeks, 1964. Ook verschenen met illustraties van Herson. Hoorn, Westfriesland, 1974. |
Over M.A.M. Renes-Boldingh
|
C.T., Nieuwe boeken over Indië. In: De Reformatie, 8-3-1935. |
H.K.V.O., [over Adat]. In: De Heraut, 17-9-1939. |
Willy Strijt, [over Adat]. In: Opwaartsche wegen. Tijdschrift op christelijke grondslag ter beoefening van de Nederlandsche letteren, jaargang 17 (1940), nr. 12, blz. 580. |
H.J. Kluit, J.R. Wolf, M. Bruin, De Kleine Vuurtoren. Jeugdboekengids 1949, z. pl., z.j. |
H.J. Kluit e.a., De Kleine Vuurtoren. Jeugdboekengids 1951. Rotterdam/Den Haag, Voorhoeve & Dietrich/N.V. Boekh. M. Dijkhoffz, 1951. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur met illustraties en portretten. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1950, blz. 178-179. |
| |
| |
Lize Stilma, De geest van blijdschap. In: Lize Stilma, Op zoek naar schoonheid. Meppel, M. Stenvert & Zoon, 1950. |
Joris Baers, pr. en Paul Hardy (red.), Lectuur-Repertorium. Deel III, Antwerpen/Tilburg, Vlaamsche Boekcentrale/Nederland's Boekhuis, 1954, blz. 2039. |
H.v.W., Zeven Zeister auteurs als verkopers. Korte beschouwingen van hun werken. In: Nieuwe Zeister Courant, 24-3-1954. |
[Anoniem], [over Joep en Jopie]. In: Volksontwikkeling, 10-12-1954. |
[Anoniem], [over Wat nu Marieke-Marijke]. In: Ons Eigen Blad, 15-2-1955. |
[Anoniem], [over De kleine blauwe bloem]. In: Ons eigen blad, 15-2-1956. |
[Anoniem], [over De kleine blauwe bloem]. In: Boekenkeur, maart 1956 |
[Anoniem], Mevr. M.A.M. Renes-Boldingh 65 jaar. In: Deventer Dagblad, 5-1-1957. |
[Anoniem], ‘Een nog zingt de leeuwerik’ - een goede roman over Ameland. In: Leeuwarder Courant, 14-1-1959. |
H. Steggerda, Schrijfster M A M Renes-Boldingh (77) overleden. In: Nieuwe Leidse Courant, 30-12-1968. |
Paul Hardy en Xaveer de Win, pr. (red.), Lectuur-Repertorium. Deel III, Antwerpen/Tilburg, Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen/Nederland's Boekhuis, 1970, blz. 1521-1522. |
[Anoniem], Twee knap beschreven moederfiguren in herdrukte romans van Callenbach. In: Nederlands Dagblad, 5-7-1977. |
Lectuur-Repertorium. Deel III, Den Haag/Antwerpen, Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum/Katholiek Centrum voor Lectuur-informatie en Bibliotheekvoorziening, 1981, blz. 2106. |
Mevr. Reimezinger-Bauder, Twintig vragen aan M.A.M. Renes-Boldingh. In: Ouwe Bram leeft nog! Tijdschrift over protestants-christelijke jeugdboeken vroeger en nu, jaargang 1 (1996), nr. 3, blz. 5-6. |
Toos Zuurveen, Van zedenleer tot bruintje Beer. Kind, kindbeeld en kinderboek door de eeuwen. Kampen, uitgeverij Roorda/Zalsman Grafische Bedrijven, 1996. |
Hans Heesen en Harry Jansen, Ongeschreven roman. In: Amersfoortse Courant, 15-8-2000 |
68 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2005
|
|