hij ontdekte dat grote originelen meer opbrachten, werd zijn formaat groter. Met pen en oostindische inkt ging hij over de lijnen, verwijderde dan de potloodlijnen. Als hij in kleur werkte, begon hij op dezelfde manier, bracht diverse lagen doorschijnende waterverf over elkaar aan, net zoals schilders van de zestiende eeuw dat deden. Soms werkte hij met plakaatverf, maar daarmee verkreeg hij niet het transparante netwerk van lijnen. Hij kon niet te veel kleuren over elkaar heen gebruiken: de kleurenreproduktie van die tijd zou er een troebel geheel van maken. Rackham was zeer gespitst op een goede reproduktie en kon zich kwaad maken als de kleurendruk-proeven naar zijn smaak mislukt waren.
Hij gebruikte vele modellen en beeldde zichzelf vaak af met zijn walnootvormig gezicht, grote bril, lange neus: een echte toverkol. Voor Alice ontving hij vele meisjes en koos uiteindelijk Doris Dommett, die later trots vertelde dat Rackham haar bedrukte jurkje en haar wollen kousen zo gedetailleerd had getekend.
Rackham was zeer belezen en goed thuis in de klassieken. Zijn in 1899 verschenen Tales from Shakespeare door Charles en Mary Lamb trok direct de aandacht. Dit werk kan zich zeker niet meten met zijn latere werk, maar het toont een belangrijke fase in zijn ontwikkeling.
Zijn journalistieke werk, dat hem creatief niet voldoende uitdaagde en waar bovendien altijd haast achter zat, leerde hem wel snel met een paar lijnen een tekening opzetten. Hij dacht ook eerst in lijnen. Als hij een illustratie in waterverf opzette, dan omlijnde hij de figuren later toch weer. Invloeden van Beardsley zijn in zijn vroege werk duidelijk aan te wijzen. Het versieren van de randen om de tekening en de omslag en de uitbundig schuimgekopte golven verraden invloed van de Art Nouveau. Deze invloed verdwijnt na 1914.
Een groot verkoopsucces was Peter Pan. J.M. Barrie vroeg hem een verhaal over Peter Pan - The little white bird - te illustreren. Rackham doopte het Peter Pan in Kensington Gardens, maakte vijftig platen op dik papier, op groot formaat. Als zogenaamd ‘gift-book’ was het jarenlang een enorm succes.
Na 1941 werd het moeilijk om prachtige en dus dure geschenkboeken te verkopen. Na de oorlog zat men niet te wachten op mooi uitgevoerde sprookjesboeken en de omzet daalde, behalve in Amerika waar Rackham steeds beter verkocht werd.
Ondanks kritiek op zijn wel erg lange neuzen, vermenselijkte bomen en licht tegen de karikatuur aanleunende figuren, wordt Rackam overal gerespecteerd en internationaal gewaardeerd. Zijn werk bevindt zich in particuliere collecties in Londen, Barcelona, Wenen, Parijs en New York.