| |
| |
| |
Anne Provoost
door Jos Staal
Foto: Sven van Baarle
Anne Provoost is op 26 juli 1964 geboren in Poperinge, West-Vlaanderen. Na de middelbare school studeerde ze Germaanse filologie in Kortrijk en Leuven. Tijdens haar studie won ze een literaire wedstrijd voor studenten, uitgeschreven door het tijdschrift Germania. Kort daarop kreeg ze de tweede prijs bij een verhalenwedstrijd van Knack Weekend. Vanaf dat moment besefte Provoost dat ze van schrijven haar beroep zou kunnen maken. Na haar licentiaat (in Nederland vergelijkbaar met de graad van doctorandus) volgde ze een jaar pedagogiek in Leuven. Daarna woonde ze met haar man enige tijd in de Verenigde Staten. Ze werkte er in een kinderdagverblijf en schreef verhalen voor kindertijdschriften. Ook begon ze aan haar eerste jeugdroman, die in 1990 verscheen onder de titel Mijn tante is een grindewal.
Provoost werkte acht jaar voor Youth for Understanding, een internationale uitwisselingsorganisatie voor jongeren. Sinds 1995 is ze full-time schrijfster. Schrijven is voor haar een ambachtelijke aangelegenheid waar ze ruim de tijd voor neemt. In elf jaar publiceerde ze vier jeugdromans en drie boekjes voor beginnende lezers. Ze richt zich niet op een bepaald publiek: ‘Als men mij vraagt waarom ik voor jongeren schrijf, zeg ik meestal dat ik niet vóór, maar over jongeren schrijf. Het bepalen van de doelgroep is niet mijn taak: dat moeten de uitgevers, de bibliothecarissen, de leraren, de ouders en vooral de lezers zelf beslissen.’
Vrijwel al haar boeken zijn bekroond. Voor Mijn tante is een grindewal kreeg ze de Boekenleeuw en de Interprovinciale Prijs voor Jeugdlite- | |
| |
ratuur. Vallen (1994) werd onderscheiden met de Woutertje Pieterse Prijs, de Boekenleeuw, de Gouden Uil voor kinder- en jeugdliteratuur en een Zilveren Griffel. De Roos en het Zwijn (1997) kreeg de Gouden Zoen en de Boekenleeuw. Met De arkvaarders (2001) sleepte Provoost de Gouden Zoen, een Boekenwelp en de Prijs voor Letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen in de wacht. Net als de meeste andere boeken van Provoost werd het in verschillende landen vertaald. De Amerikaanse uitgave, In the Shadow of the Ark, verscheen bij Scholastic Inc., de grootste kinder- en jeugdboekenuitgeverij ter wereld.
| |
Werk
Verzwijgen is een sleutelbegrip in het werk van Anne Provoost. Ook in haar boeken voor beginnende lezers - Niet uitlachen! (1991), De wekker en het mes (1991) en Kauwgom voor de held (1993) - speelt dit gegeven een cruciale rol. In het laatstgenoemde verhaal verzwijgt de moeder van Viktor dat haar man, die een hardloopwedstrijd heeft gewonnen, betrapt is op het gebruik van doping. Daardoor staat Viktor voor schut als hij in de klas een spreekbeurt houdt over zijn vader.
Aanvankelijk ontwikkelde Provoost zich als een auteur van maatschappelijk geëngageerde, psychologische jeugdromans. In Mijn moeder is een grindewal (1990) durft Tara niet te vertellen dat ze door haar vader seksueel wordt misbruikt. De ik-verteller in het verhaal is Anna, een nichtje van Tara. De gebeurtenissen spelen op het Amerikaanse schiereiland Cape Cod, ten zuiden van Boston. Anna vindt dat Tara zich vreemd gedraagt: ze is eenzelvig en dominant en tegelijk heel preuts. Ze wil bijvoorbeeld niet dat Anna kijkt wanneer ze zich uitkleedt. Tara geeft signalen die de mensen in haar omgeving niet begrijpen, ook haar labiele moeder niet. Ze is bang omdat haar vader heeft gedreigd: ‘Als je het doorvertelt, dan is het jouw schuld dat je moeder doodgaat.’ Tara's moeder heeft eens geprobeerd zich van het leven te beroven. As ze haar echtgenoot betrapt met haar dochter, doet ze opnieuw een poging, die ditmaal slaagt. Tara voelt zich schuldig aan de dood van haar moeder, omdat ze flessen met sos-boodschappen in zee heeft gegooid.
Halverwege het boek introduceert Provoost een tweede verhaallijn. Aan de kust is een kudde grindewallen (soort walvissen) gestrand. De Belgische biologe Petr' Ann slaagt er in enkele te redden, die naar het aquarium in Boston worden overgebracht. Ingenieus verbindt Provoost dit gegeven met het incestverhaal. Op verzoek van de biologe helpt Tara mee met de verzorging van een van de jonge grindewallen. Deze ‘Baby’ is net zo bang voor aanrakingen als Tara. Uiteindelijk lukt het Petr' Ann het meisje haar geheim te laten ver- | |
| |
tellen. Door eigen ervaringen had ze meteen in de gaten wat er met Tara aan de hand is.
Waar het verzwijgen van pijnlijke kwesties toe kan leiden, toont Provoost ook in haar jeugdroman Vallen (1994). De vijftienjarige Lucas, die het verhaal in de ik-vorm vertelt, logeert met zijn moeder in het huis van zijn kort daarvoor overleden grootvader. Uit schaamte, of om haar zoon er niet mee te belasten, verzwijgt moeder het dubieuze oorlogsverleden van grootvader. De onzekere Lucas raakt steeds meer in de ban van de charismatische Benoît. Onder invloed van deze rechtsradicaal voert hij actie tegen de komst van asielzoekers. Hij gaat zelfs zo ver dat hij meehelpt met het in brand steken van een gebouw dat dienst had moeten doen als onderkomen voor de vluchtelingen.
Provoost beschrijft de ‘val’ van haar hoofdpersoon heel subtiel. Doordat het perspectief bij Lucas ligt, kan de lezer dezelfde dilemma's en verleidingen ondergaan als hij. Het verhaal heeft een genuanceerde strekking; ook ‘vreemdelingen’, in dit geval Arabische seizoensarbeiders, maken zich schuldig aan diefstal of molestatie. Net als haar debuut is Vallen in literair opzicht knap geconstrueerd met metaforen, motieven en verhaallijnen die in elkaar grijpen. Het verhaal heeft een thrillerachtige structuur. De geschiedenis begint met de terugkeer van Caitlin, een vriendin van Lucas, uit het ziekenhuis waar haar linkervoet geamputeerd. Pas aan het eind van het verhaal wordt duidelijk hoe Caitlin haar voet is kwijtgeraakt en welke rol Lucas daarbij heeft gespeeld.
Met haar volgende jeugdroman sloeg Provoost een heel andere weg in. Was haar schrijfstijl in Mijn tante is een grindewal en Vallen tamelijk sober en realistisch, bij De Roos en Het Zwijn (1997) koos ze voor een bloemrijke, epische verteltrant. Het verhaal is een hervertelling van het sprookje De Schone en het Beest, dat werd opgeschreven in de zestiende eeuw in Italië, maar vooral bekendheid kreeg door een latere Franse versie onder de titel La Belle et la Bête. Provoost gaf een heel eigen draai aan het verhaal en voegde er nieuwe elementen aan toe. Ze voorzag het sprookje van een realistisch kader door het te situeren in de omgeving van Antwerpen tijdens de Middeleeuwen. Meer dan in het oorspronkelijke sprookje zijn de personages figuren van vlees en bloed, met een eigen persoonlijkheid. Dat geldt met name voor Rosalena, de Schone. Haar houding tegenover het Zwijn, dat het zinnelijke, het seksuele verbeeldt, is gecompliceerder dan in het sprookje dat er aan ten grondslag ligt. Daarin kan een jonge vrouw een tot een monster betoverde prins in zijn oorspronkelijke staat terugbrengen door met hem te trouwen. In De Roos en Het Zwijn blijft Thybeert wie hij
| |
| |
Omslagafbeelding: Wilhelm von Gloeden
was: uiterlijk afstotend en in moreel opzicht dubieus.
Ook voor De arkvaarders (2001) bewerkte Provoost een oud verhaal, dat over de zondvloed uit het bijbelboek Genesis. De vertelster is Re Jana, een jong meisje dat met haar ouders van de moerassen naar het droge binnenland is getrokken. Haar vader, een botenbouwer, helpt er bij de constructie van het grootste vaartuig aller tijden, de ark. Net als Rosalena uit De Roos en Het Zwijn ontdekt Re Jana in de loop van het verhaal haar seksualiteit. Zij wordt de geliefde van Cham, de jongste zoon van Noach, in het boek consequent ‘bouwheer’ genoemd. De arkvaarders is een verhaal over het raadsel van de uitverkiezing. Door de creatie van een fictief personage, Re Jana, gaf Provoost het oorspronkelijke verhaal een verrassende, extra dimensie. Noach en zijn gezin zijn door hun god, ‘de Onnoembare’, als enigen uitverkoren om de zondvloed te overleven. Tot op het laatst verzwijgt Noach tegenover de werklieden dat ze niet mee kunnen op de ark. Het leidt tot hartverscheurende taferelen als er ingescheept moet worden. Cham smokkelt Re Jana mee aan boord. Zij - een verdoemde - wordt de moeder van Chams zoon, de eerste nieuwe bewoner van de aarde na de zondvloed. De liefde is in haar uitverkiezing net zo grillig en ondoorgrondelijk als de Onnoembare.
| |
De Roos en Het Zwijn
Rosalena is de eerste jaren van haar leven zo teer en doorschijnend dat haar vader haar ‘meisje van glas’ noemt. Als ze drie jaar oud is, ontdekt Rosalena dat ze in de kapspiegel van haar moeder de reizen kan volgen van haar vader, een koopman. Na de dood van haar moeder krijgt Rosalena van haar vader een knobbelzwijn en een rozenstruik cadeau en ontwikkelt ze zich tot een beeldschone vrouw. Het wekt de jaloezie van haar oudere zussen Richenel en Idelies, die met lede ogen aanzien hoe zij in de gunst valt bij
| |
| |
mannen. Eén van hen, Ottokar, vraagt zelfs om haar hand. Haar vader vindt echter dat eerst haar oudere zussen aan de beurt zijn. Ottokar wordt de echtgenoot van Idelies. Zus Richenel trouwt met Tiras, een fluitsnijder. Dan breekt een pokkenepidemie uit die Richenel en Idelies deerlijk verminkt. De uiterlijk ongeschonden Rosalena krijgt 's nachts bezoek van een ‘bosgeest’ die haar met tussenpozen tweemaal heftig bemint. Door een list ontdekt ze dat het twee minnaars zijn, haar zwagers Ottokar en Tiras. Ze raakt zwanger. Haar vader haalt zich de woede op de hals van heer Thybeert, een verbitterde, mismaakte man die op een landgoed woont. Zonder toestemming heeft hij uit diens tuin een geneeskrachtige witte roos meegenomen. Om haar vaders schuld te vereffenen biedt Rosalena zich bij Thybeert aan als dienstmeid. Bij hem vindt ze de ware liefde. In het ouderlijk huis bevalt ze van een meisje met twee hoofden en vier armen. Na het kind te hebben achtergelaten bij haar zussen keert ze terug naar Thybeert.
De Roos en Het Zwijn draait om de tegenstelling tussen deugdzaamheid en de drang naar genot. Dit thema is ingebed in een verhaal over ontluikende seksualiteit. Engelen beschermen Rosalena voor de verleiding van het vlees, elfen brengen haar schoonheid tot bloei. Het knobbelzwijn dat Rosalena van haar vader cadeau krijgt, kan worden gezien als een aankondiging van Thybeert. Pas wanneer Rosalena afstand heeft genomen van haar vader, kan zij openstaan voor de (zinnelijke) liefde van een ander.
| |
Waardering
Anne Provoost ontwikkelde zich in korte tijd tot een van de belangrijkste Nederlandstalige auteurs van jeugdboeken. ‘De schrijfster heeft het lef om een gecompliceerde moderne werkelijkheid voelbaar en inzichtelijk te maken’, schreef de jury van de Woutertje Pieterseprijs bij de bekroning van Vallen. Zij schrijft ‘zonder gepreek, zonder terechtwijzing, zonder moralisme’.
Joke Linders prees in haar recensie van Mijn moeder is een grindewal de manier waarop Provoost het zware thema incest verwerkte. ‘Voor ieders emotie is er aandacht. Daardoor vermeed ze de valkuil van al te grote nadrukkelijkheid en sentimentaliteit.’ Ook over Vallen was zij enthousiast, evenals vele andere recensenten. ‘Stilistisch is het een juweel. Thematisch heeft het van alles te bieden’, schreef Casper Markesteijn. Annemie Leysen oordeelde dat ‘Provoost een vergelijking met het werk van de groten uit de internationale jeugden volwassenenliteratuur met glans [kan] doorstaan’.
Over De Roos en Het Zwijn noteerde Annemie Leysen dat het ‘ontroert en fascineert, door het tijdloze van de plot, door de zintuiglijke én bijwijlen
| |
| |
humoristische epiek’. Jan van Coillie prees het boek als ‘een meesterlijk taalkunstwerk’. Hanneke de Klerck uitte zich minder enthousiast: ‘Ze probeert duidelijk literatuur te maken, maar vergrijpt zich regelmatig [-] er zitten akelig veel beelden en formuleringen in die weinigzeggend zijn, of weinig precies.’
De arkvaarders kreeg een gunstig onthaal, al vonden sommige recensenten het boek enigszins wijdlopig en misten ze de humor. De jury die De arkvaarders bekroonde met een Boekenwelp, deed in haar rapport een oproep aan volwassen lezers zich niet te laten afschrikken door het etiket ‘jeugdliteratuur’. Een opvatting die ondersteuning kreeg van Harm de Jonge: ‘Dat Querido het een jeugdboek noemt, moeten we met een korrel zout nemen. Volwassenen kunnen het in ieder geval beter voor zichzelf kopen.’ Marjoleine de Vos noemde De arkvaarders ‘een ongewoon rijk boek. Het snijdt zoveel aan, het is zo elegant geschreven, en het is zo adembenemend verteld dat het niet makkelijk is onberoerd te blijven.’
| |
Bibliografie
Kinder- en jeugdboeken
|
Mijn tante is een grindewal. Antwerpen, Houtekiet; Baarn, Fontein, 1990. |
Niet uitlachen! Met illustraties van Magda van Tilburg. Tilburg, Zwijsen, 1991. |
De wekker en het mes. Met illustraties van Joyce van Oorschot. Tilburg, Zwijsen, 1991. |
Kauwgom voor de held. Met illustraties van Fred de Heij. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
Vallen. Antwerpen, Houtekiet; Baarn, Fontein, 1994. |
De Roos en Het Zwijn. Amsterdam, Querido, 1997. |
De arkvaarders. Amsterdam, Querido, 2001. |
Over Anne Provoost
|
Joke Linders, Veel kommer in kwel. In: Algemeen Dagblad, 21-3-1991. [Over Mijn tante is een grindewal] |
Joke Linders, Een broeierige zomer. In: Algemeen Dagblad, 9-12-1994. [Over Vallen] |
Lieke van Duin, Waarom mist zij haar linkervoet? In: Trouw, 11-1-1995. [Over Vallen] |
Carolien Zilverberg, Verleid door neonazi's. In: nrc Handelsblad, 31-1-1995. [Over Vallen] |
Muriël Boll, Angstaanjagend thema indrukwekkend verteld. In: De Stem, 10-2-1995. [Over Vallen] |
Margriet van Oostveen, Provoost fluistert haar dilemma's. In: nrc Handelsblad, 3-3-1995. (Interview) |
Johan Douwes en Lieke van Duin, ‘Jongeren wapenen tegen retoriek van extreem rechts’. In: Trouw, 4-3-1995. (Interview) |
Annemie Leysen, Niemand is helemaal held. In: De Morgen, 10-3-1995. [Over Vallen] |
Casper Markesteijn, ‘Vallen’ op alle fronten een juweeltje. In: Haarlems Dagblad, 28-3-1995. |
Christine Pannebakker, ‘Wat je kunt, moét je doen’. Anne Provoost, een schrijfster in de wereld tussen vier muren. In: De Standaard Magazine, 22-9-1995. (Interview) |
Judith Einselin, Schoonheid als vloek. In: nrc Handelsblad, 10-10-197. [Over De Roos en Het Zwijn] |
Jan van Coillie, Sneeuwwitte liefde. Anne Provoost bewerkt een bestaand sprookje. In: De Standaard der Letteren, 30-10-1997. [Over De Roos en Het Zwijn] |
| |
| |
Onno Blom, Een oefening in verdwijnen. In: Trouw, 24-12-1997. [Over De Roos en Het Zwijn] |
Hanneke de Klerck, Dienster bij een gedrocht. In: de Volkskrant, 24-12-1997. [Over De Roos en Het Zwijn] |
Judith Einselin, Jeugdboekenschrijfster Anne Provoost wint de Gouden Zoen: ‘Ons uiterlijk bepaalt ons leven’. In: nrc Handelsblad, 25-8-1998. (Interview) |
Annemie Leysen, Meisje van glas. In: Ons Erfdeel, oktober 1999. [Over De Roos en Het Zwijn] |
Eric Rinckhout, Anne Provoost tussen schrijven en schrappen. In: De Morgen, 5-9-2001. (Interview) |
Marjoleine de Vos, De moerasman moet de boot bouwen. In: nrc Handelsblad, 5-10-2001. [Over De arkvaarders] |
Annemie Leysen, Is rechtschapen zijn hetzelfde als in leven blijven? In: De Morgen, 10-10-2001. [Over De arkvaarders] |
Harm de Jonge, De geur van zoete clamus. In: Nieuwsblad van het Noorden, 2-11-2001. [Over De arkvaarders] |
Bregje Boonstra, Naast Noach. In: De Groene Amsterdammer, 12-1-2002. [Over De arkvaarders] |
Tom van Imschoot, Een bootje van papier. In: Ons Erfdeel, maart-april 2002. [Over De arkvaarders] |
Hester Haarsma, Een ramp als je niet uitverkoren bent. In: Trouw, 18-4-2002. [Over De arkvaarders] |
Website
|
www.anneprovoost.com |
www.leesplein.nl |
www.queridokind.nl |
72 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2006
|
|