Werk
Jan Procházka was overtuigd socialist. Zijn eerste boeken zijn tamelijk conformistisch en verschillen nauwelijks van wat in die tijd als socialistische literatuur gangbaar was. Soms nam hij het socialisme wat al te letterlijk; de Tsjechoslowaakse kritiek vond zijn debuut Rok živote zelfs ‘te geëngageerd’. Toen Procházka inzag dat er een groot verschil bestond tussen de theorie en de praktijk van het socialisme, stak hij zijn kritiek niet onder stoelen of banken. Een voorbeeld hiervan is zijn laatste werk, Ucho (Het oor), een verhaal dat in Tsjechoslowakije verboden was en daar de ronde deed in afschriften. In 1976 werd het in de Bondsrepubliek gepubliceerd. Het is het beklemmende verhaal van een hoge politieke functionaris, die zich omsingeld waant door agenten van de geheime politie en overal ‘oren’ (verborgen afluisterapparatuur) ontdekt.
De belangrijkste thema's van Procházka's jeugdboeken zijn: vrijheid, onafhankelijkheid, liefde, - in het bijzonder dierenliefde. Van dierenliefde is sprake in onder andere Leve de republiek, Lenka en De jongen die durfde. In dit laatste boek, eigenlijk een kerstverhaal, kopen de beheerder van een zwembad en zijn zoontje Mirko een karper. 's Nachts gaat de jongen uit bed en brengt de karper naar het zwembad om hem te redden van de feesttafel.
Uit het werk van Procházka spreekt een grote liefde voor de natuur. Zijn afkomst als boerenzoon is daar ongetwijfeld niet vreemd aan. Zijn stijl is zakelijk, zonder literaire opsmuk. Het valt duidelijk te merken dat veel van zijn boeken uit scenario's zijn voortgekomen: de verhalen zijn erg beeldend en Procházka maakt veelvuldig gebruik van verhaaltechnieken, ontleend aan de film. De verhalen zijn scenisch van opbouw en de gebeurtenissen worden beschreven als door het oog van een camera. De jongen die durfde begint met een totaalbeeld van het drukke Wencelausplein in Praag. Na enige tijd wordt de aandacht gericht op het aan het plein gevestigde warenhuis. Na opnieuw een totaalbeeld, ditmaal van winkelende mensen in het warenhuis, concentreert alle aandacht zich op een jongen bij een bak met karpers. Dan pas begint het verhaal echt.
De hoofdfiguren in Procházka's jeugdboeken zijn veelal eenlingen: onafhankelijke, zelfbewuste kinderen die zich weinig aantrekken van hun doorgaans strenge, bemoeizuchtige ouders. ‘Een volwassen vijftienjarige moet zich [...] niet als een minderwaardig wezen bij de hand laten nemen. Vaders en moeders moeten hun beschermende vleugels niet langer meer over hen uitspreiden. Het is niet goed, zich de weg in het leven [...] door anderen te laten effenen,’ schreef Procházka eens in een artikel in Rudé Pravo.
In veel van Procházka's boeken is de hoofdfiguur een jong meisje. Procházka geldt als een vernieuwer van het genre meisjesboeken. Hij is wars