Werk
Het gigantische succes van Preussler is vooral te danken aan zijn fantasie. Daarmee creëert hij steeds opnieuw een wereld waar jonge lezers kunnen spelen, waarin ze hun wereld kunnen spiegelen. Uit zijn eigen jeugd herinnerde hij zich hoe leuk hij fantasieverhalen vond. Met zijn vader trok hij toen regelmatig de bergen in en overnachtte dan in berghutten. Daar vertelde men elkaar verhalen over heksen, weerwolven en watermannen. In zijn eerste boeken gaat hij uit van die verhalen.
De kleine waterman waar Preussler over vertelt lijkt heel sterk op een gewoon jongetje. Hij haalt de gewone kwajongensstreken uit en ontdekt de wereld. Het verschil is dat hij onder water woont in een huisje van rietstengels en dat hij zwemvliezen tussen zijn vingers heeft.
De kleine waterman komt soms aan land. Mensen vindt hij maar zielig, omdat zij niet onder water kunnen leven. Maar als hij zelf te lang boven water blijft, krijgt hij droge voeten en moet hij in bed blijven. Op deze manier worden fantasie en werkelijkheid met elkaar gecombineerd.
Toen Preussler in 1956 De kleine waterman publiceerde bestond in Duitsland geen fantasie-traditie. Er werd zelfs op neergekeken. Toch weeft Preussler als vanzelfsprekend allerlei vormen van fantasie in zijn eerste boek. Het fantastische element in Preusslers werk is daarna steeds sterker geworden, tot het in Meester van de zwarte molen zijn top bereikt.
In De kleine heks is de hoofdpersoon 127 jaar oud. Ze wil graag worden toegelaten tot het grote feest van de heksenclub, maar moet dan eerst bewijzen dat ze een echte heks is. Dat is heel moeilijk, omdat ze een jaar lang uitsluitend goede daden verricht heeft. Dus moet ze voor de heksenraad verschijnen.
Ook in dit boek wordt een fantasiewereld opgebouwd, die nauw verbonden is met de dagelijkse werkelijkheid. De kleine heks leert bijvoorbeeld om te gaan met gevoelens als kwaadheid, ongeduld en medelijden. Ze leert bovendien de betekenis van begrippen als hulpvaardigheid en vriendschap. Omdat die fantasiewereld nooit als het tegengestelde van onze wereld wordt afgeschilderd, kan de lezer zich ondanks het leeftijdsverschil identificeren met de hoofdpersoon en daardoor hetzelfde leren als zij.
De beelden die Preussler gebruikt zijn meestal niet origineel. In De Avonturen van sterke Wanja maakt hij bijvoorbeeld veelvuldig gebruik van