| |
| |
| |
Mirjam Pressler
door Kitty Nooy
© Alexa Gelberg
Mirjam Pressler (geboren Gunkel) zag op 18 juni 1940 in Darmstadt het levenslicht als dochter van een ongehuwde moeder van joodse komaf. Ze groeide op bij armlastige pleegouders die in leeftijd haar grootouders hadden kunnen zijn. Er werd weinig gesproken, des te meer gescholden, gevloekt en geslagen. Maar ze overleefde wel de holocaust.
Vanaf haar elfde woonde Mirjam in een tehuis; een non bracht haar in contact met literatuur, beeldende kunst en haar joodse identiteit. Ze studeerde drie jaar aan de Hochschule für bildende Künste in Frankfurt. In 1962 verbleef ze enkele maanden in een kibboets in Israël, waar ze haar eerste man leerde kennen. Ze kreeg drie dochters die ze na haar scheiding alleen opvoedde. Om de kost te verdienen nam ze allerlei baantjes. Zo was ze onder meer taxichauffeur en runde ze een aantal jaren een spijkerbroekenwinkel in München. Ook het schrijven kwam voort uit geldnood. Haar eerste jeugdroman Bitterschokolade (Bittere chocola), geschreven in de nachtelijke uurtjes, verscheen in 1980 toen ze veertig jaar oud was. Ze won er meteen de Oldenburger Jugendpreis mee. Inmiddels staan er ruim veertig boeken op haar naam en over de driehonderd vertalingen, waaronder titels van Els Pelgrom, Joke van Leeuwen, Toon Tellegen en Imme Dros. Ze vertaalt vooral uit het Nederlands en het Hebreeuws/Jiddisch, maar ook uit het Afrikaans en (Amerikaans-)Engels. Het accent daarbij ligt op boeken over de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog, zoals vertalingen van werk van Ida Vos, Jacques Presser, Amos Oz, Uri Orlev en het dagboek van Anne Frank.
Pressler ontving vele prijzen, waaronder in Duitsland prestigieu- | |
| |
ze literaire onderscheidingen voor haar vertaalwerk (1994) en haar gehele oeuvre (1998, 2001 en 2004), alsmede voor haar verdiensten voor de Duitse taal (2001). In het buitenland is haar werk bekroond met de Poolse Janusz-Korczak-Medaille (1982); driemaal ontving zij de kinderboekenprijs van Zürich ‘La vache qui lit’ (1981, 1985, 1995). In 2004 kreeg Pressler een eredoctoraat van de Rijksuniversiteit Groningen.
| |
Werk
De boeken van Mirjam Pressler zijn realistisch, op het schrijnende af. Haar belangrijkste thema is de beschadigde jeugd: kinderen die geen kind kunnen zijn en een zware tijd doormaken, vol vernedering, misbruik en verwaarlozing. Ze beschrijft de sociale werkelijkheid van gezinnen aan de onderkant van de samenleving, zichtbaar gemaakt in dagelijkse conflicten op school, met ouders, broers en zussen en vrienden. De hoofdpersonen komen meestal uit gebroken gezinnen; de veelal alleenstaande moeders hebben het te druk met hun eigen sores om zich te bekommeren om hun kinderen. Het zijn negatieve voorbeelden: de moeders zijn ongeduldig, lopen de hele dag te schelden, sommige slaan. Liefkozingen zijn er niet bij; en dat terwijl de kinderen juist verlangen naar tederheid en aandacht. Thuis kunnen ze niet terecht met hun problemen; in de gezinnen wordt niet gepraat.
Karin (13) uit Zeg toch eindelijk eens wat draagt de zorg voor haar zusje dat nog in bed plast en niet naar school durft. Karin verschijnt daardoor elke dag te laat op school. Met haar moeder kan ze over haar problemen niet praten, het eindigt meteen in ‘ruzie of tranen’. Karin vindt het vooral erg dat ze niet weet wie haar vader is, omdat ze denkt dat haar moeder haar nooit gewild heeft. Als Karin instort, leert ze dankzij een psycholoog om te gaan met haar gevoelens van woede en verdriet.
Martina, de hoofdpersoon uit IJstijd, kan met niemand praten. Als haar hond overlijdt, vertelt ze dit zelfs niet aan haar beste vriendin. In de hoop op wat begrip en medeleven zoekt ze eerder contact met een zwerver of een buurvrouw dan met haar moeder. Maar de zwerver is dronken en de buurvrouw is doof. Martina gaat spijbelen en steelt lipstick.
Pressler maakt het niet mooier dan het is. Niets wordt verdoezeld; verwachtingen van een happy end lost ze niet in. De jonge hoofdpersonen ontwikkelen overlevingsstrategieën. Ze leren omgaan met hun problemen en niet om de wereld te veranderen. Het enige wat verandert, is de schakering van het verdriet, van hopeloosheid naar hoop.
Thomas (15) uit Hinkepoot is invalide en geeft zich over aan zelfmedelijden. Totdat halverwege het boek zijn jongere broer Frieder zelfmoord
| |
| |
pleegt. Thomas beschuldigt zijn moeder ervan dat zij te hoge schoolprestaties van Frieder eiste. Zijn vader krijgt het verwijt dat hij steeds vaker bij zijn geheime minnares is en niet naar zijn kinderen omkijkt. Uiteindelijk komt Thomas tot het besef dat hij zelf net zo veel schuld draagt, omdat hij te veel met zijn eigen problemen bezig is geweest.
De vijftienjarige Eva uit Bittere chocola kan niet geloven dat iemand met haar wil omgaan, want ze is dik. Om haar gevoelens van minderwaardigheid kwijt te raken, gaat ze eten, wat het alleen maar erger maakt. Eva leert inzien dat niet zozeer het te veel aan kilo's haar probleem is, maar haar eigen houding. Als haar zelfvertrouwen groeit, leert ze vrienden maken, of eigenlijk: de blijken van vriendschap die er al waren, niet meer te wantrouwen.
In de boeken van Pressler zijn bijna altijd elementen uit haar eigen leven te vinden. Twee van haar romans zijn uitgesproken autobiografisch. In het gezin waar ze opgroeide werd Pressler gepest door een van de andere kinderen. Novemberkatten gaat over dit meisje, in het boek Ilse genoemd. Ilse denkt dat niemand van haar houdt, ook haar moeder en oma niet. Haar broers vinden haar dom, de kinderen op straat roepen haar na ‘Ilse Bilse niemand wil ze’. Zowel de vakantie bij oma als het bezoekje van haar vader loopt uit op een teleurstelling. Het schrijven van Novemberkatten heeft voor Pressler bevrijdend gewerkt, ze begon aan het boek om ‘Ilse’ beter te leren begrijpen. In Als het geluk komt, moet je er een stoel voor klaarzetten vertelt Pressler over haar leven in het kindertehuis. Halinka, twaalf jaar oud, slaapt met verschillende meisjes op één kamer en heeft nog nooit een pop gehad. Het liefst trekt ze zich terug op haar geheime plek, de kofferzolder. Daar schrijft ze mooie zinnen in een gedachtenboek, zoals ‘Wie van een paleis droomt, verspeelt zijn plaats in het hutje.’ Pas als ze de schoonheid van beeldende kunst ontdekt, komt het geluk in haar leven.
Niet alleen Presslers romans voor adolescenten zijn schrijnend realistisch, ook in veel van haar kinder- en kleuterboeken komen angst, schuld en schaamte voor. De hoofdpersonen krijgen echter meer steun uit hun omgeving. Niek uit Niek de vogelfluiter is weliswaar introvert, maar hij is niet alleen. Hij heeft een hulpvaardige broer, een begripvolle lerares en vrienden. De fiets die hem als verjaardagscadeau beloofd was, krijgt hij echter niet: zijn ouders beschikken tijdelijk over minder geld. Als Niek bij de supermarkt een mooie fiets ziet die niet op slot staat, neemt hij die mee. Zijn geweten begint te knagen en hij komt pas tot rust wanneer zijn broer de fiets heeft teruggebracht.
Ook het prentenboek Het Ding draait om stelen en schuldgevoelens.
| |
| |
Jolien heeft het ‘ding’ dat ze zo graag hebben wil ‘per ongeluk’ meegenomen. Aan het eind van het verhaal legt ze het samen met haar moeder weer terug.
In Hugo uit de kast voelt Simone zich in de steek gelaten. Ze is voor drie weken bij familie gedropt omdat haar moeder met haar vader mee mag op zakenreis. Simone is bijna twaalf, maar ze verlangt nog steeds naar haar teddybeer, leest sprookjes, huilt snel en wil aanvankelijk alleen maar naar huis. Hugo, de ontsnapte rat van haar nichtje, helpt haar zelfstandiger en volwassener te worden. Simone gaat voor het eerst alleen met de tram en kookt eigenhandig een maaltijd. Als de vakantie voorbij is, doet ze afstand van het cassettebandje met sprookjes.
De voorleesboeken over Nora en Jessie gaan over alledaagse kinderproblemen. In Nora in het warenhuis verdwaalt Nora; in Slaap lekker, Nora is ze bang om 's avonds op haar kleine zusje te passen. Jessie gaat in Tanden brengen geluk met haar ouders en broertje op vakantie; in Drie teckels brengen geluk beleeft ze een geluksdag waarin alles anders loopt; in Jessie en tante Dora komt een al te nette tante oppassen.
Pressler heeft ook een aantal kinderboeken geschreven met fantasie, verhalen over heksen en vampiers. Maar die zijn niet in het Nederlands vertaald. Dat is wel het geval met De wonderbaarlijke reis van Kleine
Illustratie van Jutta Timm uit Het Ding
Pad, waarin een pad de wijde wereld intrekt op zoek naar een prachtig meer. Hij leert heel wat van de wereld kennen, om uiteindelijk uit te komen bij het vertrekpunt: zijn eigen vertrouwde meer.
Veel boeken van Pressler zijn geschreven vanuit een ik-persoon. Ook wanneer dat niet het geval is, kiest de auteur voor het perspectief van één personage en concentreert ze zich volledig op diens gedachten en gevoelswereld. Karakters en situaties schetst ze niet in één alinea, maar gedoseerd: telkens een stukje van de puzzel totdat het plaatje compleet is. Ze vertelt niet hoe het zit, maar toont.
| |
| |
De omgeving wordt heel precies en gedetailleerd beschreven. Pressler kan met een paar zinnen een beeld oproepen en ze staat bekend om haar sterke openingszinnen: ‘Meestal word ik vroeg wakker, vooral 's winters, want dan is het bar koud in ons slaapkamertje.’ (Zeg toch eindelijk eens wat); ‘Ik zit graag bij het raam. Dan kan ik naar buiten kijken.’ (Hinkepoot); ‘Tekenen is niet direct m'n lievelingsvak. Eigenlijk heb ik helemaal geen lievelingsvak.’ (IJstijd).
In haar boeken doorbreekt ze menig (taal)taboe. Moeders nemen woorden in de mond als ‘hufter’ en ‘bek houden’ en er is sprake van ‘piesen’ in plaats van ‘plassen’. Meisjes worden ongesteld en hebben geregeld last van mannen die hun handen niet kunnen thuishouden. Dat varieert van bevoeld worden door een buurjongen in Novemberkatten tot aanranding tijdens een eerste afspraakje in IJstijd.
| |
Anne Frank
Mirjam Pressler besteedde vele jaren van haar leven aan Anne Frank. Ze schreef een biografie over haar en vertaalde, naast diverse andere werken over het leven van Anne, ook de wetenschappelijke editie van het beroemde dagboek in het Duits. Het was een grote eer dat zij - en niet een Nederlandse auteur - de opdracht kreeg om een nieuwe leesuitgave van Het Achterhuis te verzorgen. De door Otto Frank gekuiste versie uit 1947 werd door haar voor een derde uitgebreid met andere fragmenten uit het oorspronkelijke dagboek, zoals Anne's onredelijke uitbarstingen en haar seksuele ontwikkeling. Pressler vindt dat de puberteit nergens zo eerlijk en zo precies beschreven wordt als in het dagboek van Anne Frank. Samen met Gerti Elias, de vrouw van Buddy Elias, een neef van Anne, werkte ze aan een kroniek over de familie Frank die tweehonderd jaar teruggaat in de tijd: ‘Groeten en liefs aan allen’. Het verhaal van de familie van Anne Frank.
| |
Malka Mai
De adolescentenroman Malka Mai vertelt de op ware feiten gebaseerde geschiedenis van een Pools-joods meisje, Malka. In de Tweede Wereldoorlog moet zij samen met haar moeder en oudere zus halsoverkop vluchten voor de Duitsers. Onderweg wordt ze ziek. Haar moeder, dokter Mai, besluit het zevenjarige kind achter te laten bij een boer en spreekt met hem af dat hij het meisje later met de trein zal nabrengen. Als er een razzia dreigt, zet de man Malka op straat. Terwijl haar moeder en zus verder vluchten naar veilig gebied, moet Malka het in haar eentje rooien. Ze doorstaat maanden van honger, kou en eenzaamheid en overnacht in kolenhokken en kerken. Slechts een enkele keer ontfermt zich iemand over haar, zoals Teresa en haar gezin. Maar als er opnieuw een razzia dreigt, wordt
| |
| |
Malka door hen naar het getto gebracht. Het kind verliest alle vertrouwen in haar medemens en weigert te praten. In Malka's gedachten is haar moeder gaandeweg veranderd in dokter Mai, ‘die vreemde persoon bij wie ze in huis had gewoond, vroeger, lang geleden’. Wanneer haar moeder haar na vele omzwervingen terugvindt, keert Malka zich van haar af en richt zich op Teresa.
In Malka Mai wordt voortdurend van perspectief gewisseld. Op deze manier kan de auteur zowel Malka volgen als haar moeder, die verteerd wordt door schuldgevoelens. ‘Ze had niet alleen haar kind verloren, ze had ook zichzelf verloren.’ In een nawoord vertelt Mirjam Pressler dat Malka een jaar na de hereniging met haar moeder, in 1944, samen met haar zus naar Israël is gestuurd, waar hun vader woonde. Moeder reisde hen vier jaar later achterna, maar ze hebben nooit meer samengewoond. In het boek laat Pressler de moeder beseffen dat wat er gebeurd is bij haar dochter voor eeuwig en altijd littekens op de ziel zal achterlaten: ‘Het zou nooit meer goed komen. En dat was haar schuld’.
| |
Waardering
Mirjam Pressler is in Duitsland een zeer gewaardeerd schrijfster en vertaalster. Ook in Nederland worden haar boeken serieus genomen: in vaktijdschriften verschenen artikelen en interviews, gerenommeerde critici schreven recensies in landelijke dagen weekbladen. Presslers prenten- en voorleesboeken zijn over het algemeen welwillend ontvangen als warme, herkenbare verhalen, aantrekkelijk en vlot geschreven. De boeken voor iets oudere kinderen roepen gemengde gevoelens op. Sommige recensenten vinden de verhalen te somber. Rindert Kromhout noemt Novemberkatten een bloedernstig boek met veel ellende. ‘Een bevrijdende lach zou een en ander wat verteerbaarder maken’ (de Volkskrant).
Toch kan de wijze waarop Pressler de aangesneden problematiek verwerkt veelal op bewondering rekenen. Naar aanleiding van Novemberkatten merkt Max Verbeek in Leesgoed
| |
| |
op dat de auteur huiveringwekkend goed beschrijft hoe wreed kinderen tegen elkaar kunnen zijn. Joke Linders-Nouwens vindt dat Ilse's eenzaamheid sfeervol is getroffen in een reeks ontroerende anekdotes (Algemeen Dagblad). Bewondering is er ook van W. Goeman-van Randen in de Leeuwarder Courant, die meent dat Bittere chocola geen gemakkelijk boek is, ‘maar de problematiek wordt knap en subtiel uitgewerkt’. Lieke van Duin zegt in Trouw over Als het geluk komt dat de harde sfeer raak geschetst wordt en dat ook het kwetsbare goed uit de verf komt. Bregje Boonstra daarentegen vindt dat de situaties in Hinkepoot gruwelijk dik zijn aangezet. ‘Zulk pathos duidt op onmacht van de schrijfster en/of onderschatting van de lezer’ (NRC Handelsblad).
In latere boeken suggereert Mirjam Pressler meer en concentreert ze zich op de literaire compositie, zoals in Als het geluk komt, dat in de pers een warm onthaal kreeg. Bregje Boonstra, die Hinkepoot op het randje van melodrama vond balanceren, schrijft over Als het geluk komt: ‘Wat de proporties van een drama heeft, weet Pressler met indrukwekkende eenvoud en terughoudendheid vast te leggen.’ Zij vindt ook de catharsis in het verhaal literair mooi voorbereid, ‘een belangwekkend boek’.
Over Malka Mai zijn de meeste recensies verschenen en die waren vrijwel unaniem lovend. Men vindt het een hartverscheurend verhaal, op indringende wijze verteld. ‘Haar toon is sober en strak, ze lijkt in haar beschrijvingen eerder beducht voor te veel emoties dan te weinig, hetgeen de gebeurtenissen des te aangrijpender maakt’, aldus Noor Hellmann in NRC Handelsblad.
| |
Bibliografie
In het Nederlands vertaald
|
Bitterschokolade (1980): Bittere chocola. Vertaald door Tine Leiker. Den Haag, Leopold, 1982. |
Nun red doch endlich (1981): Zeg toch eindelijk eens wat. Vertaald door Paul Heijman. Den Haag, Leopold, 1983. |
Stolperschritte (1981): Hinkepoot. Vertaald door Paul Heijman. Den Haag, Leopold, 1984. |
Zeit am Stiel (1982): IJstijd. Vertaald door Paul Heijman. Amsterdam, Leopold, 1990. |
Novemberkatzen (1982): Novemberkatten. Vertaald door Mirjam Pressler en Jelle van Ham. Amsterdam, Leopold, 1987. |
Nickel Vogelpfeifer (1986): Niek de vogelfluiter. Vertaald door Jelle van Ham. Met illustraties van Gitte Spee. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Goethe in der Kiste (1987): Hugo uit de kast. Vertaald door Els van Delden. Met illustraties van Ietje Rijnsburger. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1994. |
Jessi, ich schenk dir meinen Wackelzahn (1987): Tanden brengen geluk. Vertaald door Henk Hokke. Met illustraties van Gitte Spee. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1990. |
Lutzibutzi spinnt! (1987): Hansjepansje draait door. Vertaald door Henk Hokke. Met illustraties van Gitte Spee. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1991. |
Jessi, drei Dackel bringen Glück (1988): Drie teckels brengen geluk. Vertaald door Henk Hokke.
|
| |
| |
Met illustraties van Gitte Spee. Baarn, La Rivière & Voorhoeve, 1995. |
Ich sehne mich so: die Lebensgeschichte der Anne Frank (1992): Daar verlang ik zo naar: het levensverhaal van Anne Frank. Vertaald door Anneriek de Jong. Amsterdam, Bert Bakker, 1993. |
Wenn das Glück kommt, muss man ihm einen Stuhl hinstellen (1994): Als het geluk komt, moet je er een stoel voor klaarzetten. Vertaald door Elly Schippers. Amsterdam, Leopold, 1995. |
Nora im Kaufhaus (1994): Nora in het warenhuis. Vertaald door Henk Hokke. Met illustraties van Ulrike Baier. Baarn, La Rivière & Voorhoeve, 1995. |
Leselöwen-Geburtstagsgeschichten (1994): Verjaardag! Verjaardag! Vertaald door Peter Goossens. Met illustraties van John Riedijk. Antwerpen, Dronten, Facet, 1995. |
Jessi und die Tante Dorothea (1995): Jessie en tante Dora. Vertaald door Henk Hokke. Met illustraties van Gitte Spee. Baarn, La Rivière & Voorhoeve, 1995. |
Schlaf gut, Nora (1995): Slaap lekker, Nora. Vertaald door Henk Hokke. Met illustraties van Ulrike Baier. Baarn, La Rivière & Voorhoeve, 1995. |
Das Ding (1996): Het Ding. Vertaald door Ineke Ris. Met illustraties van Jutta Timm. Antwerpen, Rotterdam, De Vries-Brouwer, 1996. |
Die wundersame Reise des kleinen Kröterichs (1998), gebaseerd op het toneelstuk Hamasah hamuflah shel hakarpad (1965) van Yaakov Shabtai: De wonderbaarlijke reis van Kleine Pad. Vertaald door Huberte Vriesendorp. Met illustraties van Willemien Min. Amsterdam, Van Goor, 2000. |
Malka Mai (2001): Malka Mai. Vertaald door Elly Schippers en Gerrit Bussink. Amsterdam, Querido, 2003. |
Rosengift (2004): Rozengif. Vertaald door Olga Groenewoud. Utrecht, Bruna, 2005. |
Grüe und Küsse an alle. Die Geschichte der Familie von Anne Frank (2009): ‘Groeten en liefs aan allen’. Het verhaal van de familie van Anne Frank. Met medewerking van Gerti Elias. Vertaald door Pim Lukkenaer. Amsterdam, Bert Bakker, 2010. |
Over Mirjam Pressler
|
W. Goeman-van Randen, Bittere chocola. In: Leeuwarder Courant, 25-4-1983. |
Bregje Boonstra, Het blijft tobben. In: NRC Handelsblad, 8-2-1985. |
Rindert Kromhout, Verhaal over Duits meisje na de oorlog mist humor. In: de Volkskrant, 29-3-1988. |
Joke Linders-Nouwens, Sociaal document. In: Algemeen Dagblad, 16-4-1988. |
Max Verbeek, Novemberkatten. In: Leesgoed, jaargang 15 (1988), nr. 1, blz. 49. |
Karel Maartense, Kratzen am Lack: een gesprek met Mirjam Pressler. In: Leesgoed, jaargang 18 (1991), nr. 3, blz. 107-109. |
Mirjam Pressler, Vertalingen kweken begrip en verbinden culturen. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 8 (1994), nr. 30, blz. 37-52. |
Lieke van Duin, Een gedachtenboek op de kofferzolder. In: Trouw, 12-7-1995. |
Bregje Boonstra, Als het geluk komt, moet je er een stoel voor klaarzetten. In: De Groene Amsterdammer, 23-10-1996. |
Mirjam Pressler, Take Your Childhood and Run, You Will Not Get Another One. About Autobiographical Writing. In: Bookbird, volume 39, nr. 4, 2001, blz. 25-32. (Ook in: 1000 und 1 Buch, nr. 1 (2000), blz. 4-9.) |
Noor Hellmann, Goed komt het niet meer. In: NRC Handelsblad, 16-5-2003. |
Max Verbeek, Mirjam Pressler - Malka Mai. In: Jeugdliteratuur in de basisvorming, jaargang 8 (2003), nr. 4, blz. 10-12. |
Annemie Leysen, Mijn kleine oorlog. In: De Morgen, 18-8-2004. |
Ed Franck, Wormgaten in het heelal. In: De Standaard, 16-9-2004. |
| |
| |
Piet Mooren en Jeanne Kurvers, De scherpe blik van een veertienjarige. Mirjam Pressler over haar collega Anne Frank. In: Leesgoed, jaargang 31 (2004), nr. 8, blz. 369-372. |
Franz-Josef Payrhuber en Karin Richter, Mirjam Pressler. In: Kinder- und Jugendliteratur: ein Lexikon, afl. 35 (2009), blz. 1-54. (Met uitgebreide bibliografie). |
Piet Mooren en Jeanne Kurvers, Littekens omsmeden tot literatuur; het literaire engagement van Mirjam Pressler. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 18 (2004), nr. 65, blz. 73-84. |
Websites
|
www.leesplein.nl |
www.mirjampressler.de |
84 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2010
|
|