| |
| |
| |
C.E. Pothast-Gimberg
door Joke Linders
Christina Elizabeth Gimberg werd op 19 januari 1900 te Zutphen geboren onder de rook van de Sint Walburg-kerk waar haar vader archivaris was. Dat zij als kind graag en veel las vond haar vader vanzelfsprekend, maar stemde haar moeder tot ontevredenheid. Meisjes dienden stof af te nemen of te breien. Maar Elizabeth zocht haar toevlucht in lezen en het schrijven van romantische ridderverhalen. Die werden al vroeg in tijdschriften en kranten gepubliceerd, onder andere in het Algemeen Handelsblad. Zij had een sterke band met de Achterhoek waar ze een aantal jaren onderwijzeres was, maar verhuisde naar Amsterdam om les te gaan geven op de Openluchtschool voor het gezonde kind. Na haar huwelijk wijdde ze zich geheel aan het schrijven voor kinderen. Haar eerste boek, een bundel kerstverhalen, verscheen pas in 1938. Zij heeft een groot en veelzijdig oeuvre en wijdde zich de laatste jaren voor haar dood (Sneek, 15 november 1975) aan het schrijven van kinderboekrecensies in het Nieuwsblad van het Noorden.
Corso het ezeltje werd in 1959 door de cpnb uitgeroepen tot ‘Kinderboek van het Jaar’.
| |
Werk
De liefde voor het boek is Elisabeth Pothast-Gimberg met de paplepel ingegoten. Vaak mocht zij met haar vader mee naar de Librije van de Walburgkerk waar zij bewonderend genoot van al die oude boeken. De historische inslag van haar vader heeft zeker invloed gehad op haar manier van schrijven. Zij had een voorkeur voor onderwerpen waarmee zij uit eigen ervaring, door onderzoek of liefde (natuur en dieren) vertrouwd was. Zowel de romantische gevoeligheid in de poëzie van Guido Gezelle als de manier waarop Nienke van Hichtum de gewoonste
| |
| |
dingen tot levende werkelijkheid wist te maken, waren voor haar een bron van inspiratie.
Haar oeuvre omvat een keur aan kerstverhalen waarvoor de wintersfeer van Zutphen haar inspireerde, een autobiografische vertelling Rondom de toren, een aantal sprookjesachtige verhalen zoals Rikke Helpaltoos, realistische vertellingen voor kinderen, onder andere Gijs en Geesje, Wout, de brandweerjongen en de Jantientje-trilogie. Zij schreef ook romans voor jonge mensen zoals Een man spant zijn boog en een enkel boek voor volwassenen. Zij had een hoge opvatting van de taak van de schrijver. ‘In al mijn boeken hoop ik de jeugd iets te mogen meegeven van innerlijk fatsoen en aandacht voor de mens.’
Zij zag voor het jeugdboek vooral een dienende taak weggelegd en verwachtte van de kinderauteur dat hij/zij tegelijkertijd wijs en kinderlijk zou zijn. Een goed kinderboek moet ‘boeiend zijn en nergens mag de edelaardigheid er afdruipen’.
Haar betrokkenheid bij maatschappelijke ontwikkelingen naast een open oog voor het eigen karakter van een volk blijkt bijvoorbeeld uit Het handje van Fatimah (1960), een boek over een meisje dat ergens in een woestijndorp in aanraking komt met het werk van de Unesco. Zowel het ontwikkelingswerk als het leven van de woestijnbewoners komen goed uit de verf. Dat geldt ook voor een stemmig verhaal als Op Gora de olifant (1955), waarin de cultuur en het leven van de inheemsen én die van de blanken in India is getekend. De Maaier waakt (1946) achtte zij haar meest geslaagde boek. Het is geïnspireerd op ervaringen van haar dochter die in de hongerwinter bij pleegouders aan de rand van de Wieringermeer het grote drama van de onderwaterzetting had meegemaakt.
Pothast-Gimberg bouwde haar verhalen rond kinderen of jonge mensen die met moeilijkheden geconfronteerd worden en hun eigen weg moeten vinden.
| |
Jantientje-trilogie
De stof voor Jantientje (1940), Jantientje en Ko aan de wal (1941) en Ergens op het wijde water (1945) ligt deels in haar kinderjaren toen zij de tjalken op de IJssel zag langsvaren, deels in een romantische ontmoeting in Amsterdam. ‘Ik weet nog dat mijn dochtertje en ik op een avond in de Sinterklaastijd over de sluis aan het eind van de Overtoom in Amsterdam wandelden om winkels te bekijken. Wij wandelden over de oude brug, terwijl er een tjalk onderdoor schoof, een tjalk met een klein roefje en ramen waardoor een gezellig licht naar binnen viel. Wij leunden over de brug en keken precies in het roefje waar de petroleumlamp boven een tafel schommelde en waar een pan aardappelen op een stel stond te bak- | |
| |
ken. De schipper voer naar de andere kant en verdween in de avond terwijl wij de verlichte raampjes nakeken.’
Geïnspireerd door de romantiek van dit beeld liet Elisabeth Pothast zich alles uitleggen over het leven op een tjalk, niet alleen de technische termen maar ook de economische en menselijke kanten van het schippersleven. Daar zat stof in voor wel drie boeken waarin de beide hoofdfiguren, Jantientje en haar broer Ko geleidelijk ouder worden. De tjalk kreeg de naam ‘Christina-Elisabeth’, haar eigen dochter Ine stond model voor Jantientje en de grootvader lijkt door zijn vertellerscapaciteiten op haar eigen vader.
Het ‘innige’ familietafereel wordt wreed verstoord door kleine ongelukjes, vooral als in deel twee Jantientje en haar broer in Stavoren op school gaan en bij grootmoeder moeten wonen. In het derde deel keert Jantientje terug aan boord om de zorgen en vreugden van het schippersleven weer te delen. Ko mag naar de machinistenschool.
De drie boeken zijn na de oorlog als trilogie uitgebracht. De kritiek vond ze levendig van verteltrant, kinderlijk van geest, door en door Hollands en vergelijkbaar met de vertellingen van Nienke van Hichtum.
| |
Corso het ezeltje
Een gedicht van Werumeus Buning in Elsevier was voor Elisabeth Pothast aanleiding een bezoek te brengen aan de ezelfokkerij in Wolfheze en indirect tot het schrijven van vijf boeken over het ezeltje Corso en het Corsicaanse meisje Toni. Zij mag een tijdje met haar oom mee naar Nederland, als deze op Corsica ezels komt kopen voor zijn ezelfokkerij in de Achterhoek. Het leven in Nederland is echter heel anders dan op Corsica en haar kinderloze oom en tante hebben weinig ervaring met kinderen en opvoeding. Toni heeft het beslist niet makkelijk en wordt soms gehinderd door haar zuidelijk temperament. Ze klampt zich vast aan haar lievelings-
Illustratie van Elly van Beek uit Corso het ezeltje
| |
| |
ezel Corso. Als haar blinde vriendinnetje Trieneke uitgerekend aan die ezel gehecht raakt en alleen daarop kan rijden, brengt Toni het grootste offer dat zij kan brengen. Zij geeft Corso aan haar vriendinnetje. Omdat Corso een dierbare herinnering is aan haar gestorven moeder, kost dat Toni veel tweestrijd. Ze overwint zichzelf.
In de vervolgdelen Corso als geleidehond, Corso heeft het laatste woord, 3-1 voor Corso! en Corso terug naar Corsica? staan het dorpsleven, de noodzaak van opofferingsgezindheid en vriendschap centraal. Het Hollandse klimaat en de regels van het gezinsleven staan soms haaks op wat Toni vanuit haar Corsicaanse achtergrond kent. In de botsing van die milieus wist Pothast- Gimberg een aantal ontroerende en psychologisch verantwoorde verhalen te ontwikkelen. De cpnb bekroonde het eerste deel met het predikaat ‘Kinderboek van het Jaar 1959’, omdat dit boek volgens de jury het meest in overeenstemming was met de criteria die zij aan het goede kinderboek wilden stellen. Daaronder verstonden zij de logische opbouw van een verhaal, werkelijkheidszin, normen voor menselijk gedrag, een zekere wijsheid en vooral respect voor het kind.
Miep Diekmann was het daarmee eens, maar aan ‘het criterium dat alle andere eisen omsluit, namelijk dat de auteur goed en fris kan schrijven’, is volgens haar niet voldaan. Ze vond de verteltrant gecomprimeerd, effen en het Nederlands soms slordig.
| |
Waardering
Aanvankelijk werden de boeken van C.E. Pothast-Gimberg zeer gewaardeerd en goed verkocht, juist vanwege de positieve inslag van haar verhalen. P.H. Ritter vond haar werk origineel en vindingrijker dan dat van andere auteurs op het gebied der kinderlectuur. Men achtte haar een psychologe en pedagoge van de eerste rang, een vrouw met een warm en begrijpend hart. Haar werk werd ook vanwege de uitvoerige documentatie die eraan vooraf ging, regelmatig vergeleken met dat van An Rutgers van der Loeff. Het uitroepen van Corso het ezeltje tot ‘Kinderboek van het Jaar’ achtte men vooral terecht vanwege de vele malen dat de schrijfster bewezen had haar vak grondig te verstaan. Nadien begon de kritiek op haar stijl van schrijven en de wat sentimentele opvattingen te overheersen.
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Het boek voor Moeder. Samengesteld door C.E. Pothast-Gimberg in samenwerking met anderen. Amsterdam, C. de Boer jr., 1948. |
Daantje vertelt. Samengesteld door C.E. Pothast-Gimberg. Met illustraties van Quirine Collard. Den Haag, Van Goor Zonen, 1963. |
| |
| |
Kinderboeken
|
De kerstschoof. Een bundel Kerstverhalen voor kinderen, 1938. (Vijfde druk met illustraties van G.D. Hoogendoorn. Amsterdam, Ploegsma, 1958.) |
Jantientje. Met illustraties van Toon Pluymers. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1940. (Tweede druk met illustraties van Bach Schuurmans, 1957.) |
De Kaarsenkroon van Paarlemoertje, Amsterdam, Ploegsma, 1940. (Tweede druk met illustraties van Aart van Breda. Amsterdam, Ploegsma 1958.) |
Rondom de Kribbe. Kerstverhalen voor jonge kinderen. Amsterdam, PLoegsma, 1940. |
Wout, de brandweerjongen. Met illustraties van Aart van Breda. Zeist, Ploegsma, 1940. (Tweede, herziene druk met illustraties van Alie Evers. Amsterdam, Ploegsma, 1954.) |
Jantientje en Ko aan de wal. Met illustraties. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1941. (Tweede druk met illustraties van Bach Schuurmans, 1957.) |
De akker wordt bereid. Met illustraties van Rie Kooyman. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1942. |
Moeder Geertrui's kabinet. Met illustraties van Rie Kooyman. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1942. (Tweede druk onder de titel Het kabinet van moeder Geertrui. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1954.) |
Ergens op het wijde water. Met illustraties van Rie Kooyman. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1945. (Tweede druk met illustraties van Bach Schuurmans, 1957.) |
De maaier waakt. Met illustraties van Rie Kooyman. Amsterdam, C. de Boer jr., 1946. (Tweede, herziene druk met illustraties van J.E. Nieuwenhuis. Amsterdam, Ploegsma, 1957.) |
Rikke Helpaltoos. Met illustraties. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1946. |
Gijs en Geesje. Met illustraties van I. Blauw-IJkel. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1947. (Tweede druk met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1957.) |
Zo hard als diamant. Met illustraties van Bach Schuurmans. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1947. |
Het verlichte venster. Met illustraties van Rie Kooymans. Amsterdam, C. de Boer jr., 1948. |
Kerstmis is gekomen. Een bundel kerstverhalen voor kinderen van 5-10 jaar. Met illustraties van Nora Schnitzler. Amsterdam, Ploegsma, 1949. |
Rondom de toren. Met illustraties van F. van Bemmel. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1949. |
Grijze ruiten. Met illustraties van Jan Lutz. Meppel. H. ten Brink, 1950. |
Want het veerhuis roept. Met illustraties van T. Louw. Amsterdam, C. de Boer jr., 1950. (Tweede druk met illustraties van Guust Hens. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1957.) |
De pluizen van de paardebloem. Met illustraties van Alie Evers. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1951. |
Midden in de winternacht. Een bundel kerstvertellingen voor de jeugd. Met illustraties van J. Prins. Amsterdam, Ploegsma, 1952. |
Zonnige vaart. Met illustraties van Jaap Veenendaal (twee deeltjes). Meppel, H. ten Brink, 1954. |
Op Gora de olifant. Meppel, H. ten Brink, 1955. |
Het pierement achter de woonwagen. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1955. |
De rode loper. Amsterdam, Ploegsma, 1955. |
Kasjes kettinkje. Met illustraties van Guust Hens. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1957. |
Een circus strandt. Hilversum, C. de Boer jr., 1959. |
Corso, het ezeltje. Met illustraties van Elly van Beek. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1959. |
Corso als geleidehond. Met illustraties van Elly van Beek. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1960. |
Corso heeft het laatste woord. Met illustraties van Elly van Beek. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1960. |
| |
| |
Het handje van Fatimah. Met illustraties van N. van Oosten. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1960. |
3-1 voor Corso!. Met illustraties van Elly van Beek. Den Haag, Van Goor & Zonen, 1961. |
Corso terug naar Corsica?. Met illustraties van Elly van Beek. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1961. |
Bontekoe in de wei, Bontekoe op de weg, Bontekoe bij de sloot, Bontekoe op stal. Met illustraties van Elly van Beek. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1962. |
Vader neemt Nout. Roman voor jonge mensen. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1962. |
Ei-bertha de ooievaar. Met illustraties van Friso Henstra. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1963. |
Kerstkaarsen. Met illustraties van Elly van Beek. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen 1963. |
Een aan spant zijn boog. Roman voor jonge mensen. Den Haag, G.B. van Goor & Zonen, 1964. |
Bijdragen (verhalen/bewerkingen)
|
Het licht daalt neder. Kerstvertellingen. Zeist, Ploegsma, 1940. |
Het licht schijnt overal. Amsterdam, Ploegsma, 1954. |
Wees blij met ons. Een bundel Paasverhalen. Assen, Van Gorcum & Comp., 1955. |
Cornelius Conijn. Een huis vol dieren. Amsterdam, Elsevier, 1956. |
Gij zult het kindeke vinden. Amsterdam, C. de Boer jr., 1958. |
Kerstverhalen voor de jeugd van nu. Amsterdam, Van Goor, 1966. |
Over C.E. Pothast-Gimberg
|
[Anoniem], C.E. Pothast-Gimberg. In: Montessori opvoeding (1956), nr. 2. |
Het boek van de maand: Corso, het ezeltje. In: Jeugdboekengids, jaargang 2 (1960), nr. 1, blz. 3-5. |
Miep Diekmann, Opening van de kinderboekenweek: Corso het ezeltje ontving prijs beste kinderboek van 1959. In: Haagsche Courant, 29-10-1960. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Schiedam, Interbook internationaal, 1976, blz. 174-177. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 7 (1985), nr. 4. |
Joke Linders, An Rutgers van der Loeff, Een biografie. Baarn, De Prom, 1990, blz. 112, 142, 179, 214. |
28 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1992
|
|