| |
| |
| |
Lidia Postma
door Truusje Vrooland-Löb
Lidia Postma is op 2 april 1952 in Hoorn geboren. Haar opleiding tot illustratrice kreeg ze aan de Rietveld Academie in Amsterdam aan de afdeling vrije grafiek en schilderen. Voor het vak illustreren (eindexamen 1974) kreeg ze les van de kunstenaar Piet Klaasse, die als docent zo veel andere hedendaagse kinderboekillustratoren inspireerde. Op de illustratieafdeling zou zij zelf lesgeven van 1981 tot aan de opheffing van deze afdeling in 1990.
In 1976 kreeg Lidia Postma voor haar doorwrochte pentekeningen en kleurenillustraties (combinatie potlood/aquarel) bij de Sprookjes en vertellingen van Hans Chr. Andersen het Gouden Penseel, dat tot 1977 nog een aanmoedigingsprijs voor een aankomend illustrator was.
Ook internationaal vond ze erkenning. In 1979 kende een jury uit dertien landen haar op de Bienále Illustrácií Bratislava (BIB) De Gouden Appel toe voor de illustraties in De gestolen spiegel en De heksentuin, waarvoor zij zelf de tekst geschreven had.
| |
Werk
Het opvallende aan de illustraties in Sprookjes en vertellingen (1975) van Hans Chr. Andersen is de zichtbare kracht en rijpheid van een eigenzinnig talent met een duidelijke affiniteit voor de beeldende traditie van de negentiende-eeuwse Engelse, Scandinavische en Oost-Europese illustratiecultuur. Ook een zekere mate van grimmigheid en vervreemding hier en daar, plus het vertoon van knap technisch kunnen wekte alom verbazing, want Postma was toen pas vierentwintigjaar oud. Door deze uitgave werd ze al spoedig bekend, zodat ze nooit - zoals veel andere beginnende illustratoren - met haar werk heeft hoeven leuren bij uitgevers.
De illustraties van Lidia Postma zijn realistisch, met een duidelijke voorkeur voor het afbeelden van mensen, gezichten en landschappen, waarbij het werken in kleur haar meer ligt dan het tekenen met de pen in zwart-wit. Ze bouwt haar tekeningen minutieus en gedetailleerd op, meestal met potlood en aquarelverf (laag over laag). Soms werkt ze maanden aan de illustraties voor één boek. Ze ziet het illustreren als het ontwikkelen van vakmanschap, het resultaat van gedrevenheid en discipline, van ordening aanbrengen in de chaos.
Postma zegt sterk aangetrokken
| |
| |
en mogelijk ook beïnvloed te zijn door het werk van Art Nouveau-kunstenaars en ook door dat van John Bauer, Arthur Rackham en Pieter Breughel. Ze heeft een voorkeur voor sprookjes of sprookjesachtige verhalen. De beelden, wijsheden en betovering in die teksten prikkelen haar tot het verbeelden ervan. Haar stijl
Uit Boris van Jaap ter Haar
van werken leent zich daarvoor, dat bewijzen de omslagen en illustraties voor boeken van Alet Schouten: Huon en de ganzenjonkvrouw, Het vege kolkje, De hertesprong en Gina. En ook die voor De vrouw in het sprookje van M.L. von Franz en boeken van Henk van Kerkwijk: Dondergoden en pestkoppen en Verhalen uit de Midgaard. Dit soort boeken past helemaal in haar voorkeur voor het sensibele, beeldende en sprookjesachtige.
Op een gegeven moment in haar carrière voelde zij de behoefte te gaan boetseren in klei en ontwikkelde ze deze driedimensionale kant van haar talent. Daardoor was zij een aantal jaren vrijwel afwezig als kinderboekillustratrice.
Met de illustraties in Biegels Nachtverhaal (1992) en bij Wilminks Het Wilhelmus (1993) maakte zij als illustratrice een opvallende comeback.
Voor Jaap ter Haars succesvolle jeugdboek Boris, dat in 1966 door Rien Poortvliet geïllustreerd was, maakte zij in 1994 zowel een nieuw omslag als een aantal verstilde en indringende zwart-wit tekeningen van kinderen in het door de Duitsers belegerde Leningrad van 1942.
| |
Prentenboeken
Voor een tweetal prentenboeken schreef Lidia Postma zelf het verhaal. De gestolen spiegel (1976) heeft als thema het verliezen van de eigen persoonlijkheid. Hoofdfiguur in dit sterk symbolische ver- | |
| |
haal is een klein jongetje op een fiets, dat het kwaad - een draak - bevecht en uiteindelijk de mensen hun eigen ik teruggeeft door ze met zichzelf in de spiegel te confronteren. Met haar aquarellen weet Postma de kijker/lezer snel van de ene sfeer in de andere te brengen: van een eigentijds portret naar een Engels sprookjeslandschap, gevolgd door een kijkje in trollenland, om dan weer terecht te komen in een grimmige Tolkienachtige wereld.
In haar werk speelt de natuur een belangrijke rol. In De heksentuin (1978), waarin ze de schutbladen van een indrukwekkende compositie van reuzehoefblad uit haar toenmalige tuin voorzag, dringen zeven dorpskinderen vermomd als draak de verwilderde tuin van de dorpsheks binnen. Ze maken daar kennis met de sprookjeswereld van elfen en kabouters en eten uiteindelijk pannekoeken met de heks, die een lieve oude dame blijkt te zijn. Postma weet hier een vriendelijke sprookjeswereld geloofwaardig te visualiseren en te transponeren naar de wereld van een oude tuin.
Een Tolkien Bestiarium (1979), een encyclopedische opsomming van alle wezens uit Tolkiens mythologie, bevat een aantal tekeningen van Lidia Postma. Ook al beklemde deze wereld van dood en verderf haar enigszins - ze voelde zich meer thuis in de wereld van de Hobbit, waarvoor ze als eindexamenproject al illustraties maakte - het lukte haar toch om de aangereikte beelden om te zetten in haar eigen vormentaal.
| |
Sprookjes
‘Sprookjes zijn niet ouderwets. Ze hebben te maken met ideeën, gevoelens en verlangens die in ieder mens schuilen. Dat essentiele, algemeen geldende wil ik tot uitdrukking brengen. Liefs zo dat er een mooi geheel ontstaat waar je met plezier naar kunt kijken.’
Na de bekroonde illustraties voor de Andersen-bundel maakte Lidia Postma in de jaren tachtig ook tekeningen bij andere sprookjes. Perraults Klein Duimpje (1983) werd uitgegeven als een zelfstandig prentenboek. Hierin valt vooral de grote kleurprent van de reuzekinderen op door de krachtige compositie van indringende portretten.
Ter gelegenheid van het tweehonderdste geboortejaar van Wilhelm Grimm verscheen in 1986 Lidia's Grimm, een bundel waarvoor Postma veertien sprookjes verluchtte. Dat de uitgever haar illustraties als gelijkwaardig aan de teksten van Grimm beschouwde, bewijst de titel. Omslag en titelpagina maken al duidelijk dat ze deze klassieke sprookjes voor de eerstkomende generaties kinderen van blijvende nieuwe beelden voorzag. Naast de open potloodtekeningen van bekende sprookjessituaties als Hans en Grietje en de heks in de oven, bevat deze uitgave een aantal ragfijn doorwerkte platen die een
| |
| |
Uit Nachtverhaal van Paul Biegel
heel eigen, intrigerende en enigszins melancholieke sfeer hebben. Het is vooral in deze subtiel ‘geschilderde’ illustraties van bijvoorbeeld Assepoester, Hans en Grietje en Sneeuwwitje dat zij als illustratrice op haar sterkst is.
| |
Nachtverhaal
Toen Paul Biegel haar vroeg illustraties te maken bij Nachtverhaal ervoer Lidia Postma dat als heel positief, omdat zijn werk een aparte, wat ouderwetse en intieme sfeer heeft, aspecten waarbij zij zich als illustrator immers thuisvoelt. Nachtverhaal is een Sheherazadeachtige raamvertelling opgebouwd rond het thema Tijd en Dood. Met de tekeningen voor dit boek - de omslagillustratie, vier kleurenplaten, een aantal zwart-wit tekeningen en zeventien sierletters - is ze zeven maanden bezig geweest. De gekleurde illustraties met hun gemarmerd kader zijn apart over dezelfde afbeelding in zwart-wit geplakt. De illustraties hebben de klassiek-poëtische sfeer van de verhalen en vormen daarmee een onlosmakelijk geheel, iets wat Lidia Postma ook beoogde: ‘Ik ben absoluut dienstbaar in die zin dat ik me houd aan wat, in dit geval, Paul Biegel beschrijft.’
Het is frappant dat in het werk uit de jaren zeventig reeds alle ingredienten te vinden zijn die in gerijptere vorm ook in de jaren negentig voorkomen: de archaïsche sprookjessfeer,
| |
| |
Uit Nachtverhaal van Paul Biegel
| |
| |
de natuurimpressies (dieren!) en de kameleontische stijlwisseling wanneer het verhaal dat vraagt.
| |
Het Wilhelmus
De neiging tot het virtuoos pasticheren van bestaande oude kunstwerken is volop zichtbaar in de illustraties voor Willem Wilminks Wilhelmus. Wilmink verklaart in deze integrale luxe-editie van ons volkslied onder welke omstandigheden dit geuzenlied is ontstaan en voorzag de vijftien coupletten van verklarende voetnoten. Lidia Postma maakte er vijftien historisch getinte illustraties naast, die in eerste instantie doen denken aan originele zestiende-eeuwse schilderijen. Volgens de bronvermelding baseerde zij zich op bestaand beeldmateriaal van onder anderen Pieter Breughel, een geuzepenning van J. Jongelinck, het grafmonument van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk te Delft en een anoniem wandtapijt. Zo componeerde ze het portret van Willem van Oranje dat het roodlinnen stofomslag siert uit vier bestaande portretten. Maar wie goed kijkt, ziet aan allerlei aspecten (‘handschrift’, techniek en beeldende vrijheden) dat het eigentijdse aquarellen zijn van iemand die technisch heel goed is.
| |
Waardering
Sinds de toekenning van het Gouden Penseel voor haar illustraties in Sprookjes en vertellingen van Andersen krijgen Postma's boekillustraties steeds positieve aandacht. Dat geldt volgens Lia Reedijk van de Utrechtse kinderboekhandel ook voor de consument: ‘Het is ongelooflijk. Mensen komen Nachtverhaal kopen, puur op de illustraties, zonder te weten waar het boek over gaat. Ze vinden de prenten zó mooi dat ze het gewoon willen hebben.’
Men typeert haar werk als ragfijn, subtiel, sfeervol en doorwerkt. Gertie Evenhuis: ‘Wie het werk van Piet Klaasse kent, ziet duidelijk dat zij een van zijn leerlingen is. Haar tekeningen zitten vol details in romantische kleuren, zodat kinderen er van alles in ontdekken. Lidia's Grimm zou bij een andere illustrator pretentieus klinken, maar zij kan zich zo'n titel veroorloven, want kleuren, kastelen en de afbeeldingen van een ezeltje dat in een prins verandert, zijn magnifiek. Men zou de aquarellen zo aan de wand willen hangen.’
Victor Frederik: ‘De sfeer die Lidia Postma in haar tekeningen oproept: sprookjesachtig en dromerig, past precies bij Nachtverhaal. Zij schept beelden die je alleen kent uit dromen.’
| |
Bibliografie
Keuze uit door Lidia Postma geïllustreerde jeugdboeken
|
Hans Chr. Andersen, Sprookjes en vertellingen. Vertaald uit het Deens door W. van Eeden; red. Alet Schouten. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1975. |
| |
| |
Alet Schouten, Huon en de ganzenjonkvrouw. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1975. |
Bos-basisatlas. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1976. |
Alet Schouten, Het vege kolkje. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1976. |
Lidia Postma, De gestolen spiegel. Rotterdam, Lemniscaat, 1976. (Ook verschenen in de Verenigde Staten, Engeland, Duitsland, Zweden, Finland, Zuid-Amerika en Japan.) |
Lidia Postma, De heksentuin. Rotterdam, Lemniscaat, 1978. (Ook verschenen in de Verenigde Staten, Engeland, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Zweden, Finland, Ierland, Japan, Australië en Zuid-Afrika.) |
David Day, Een Tolkien Bestiarium. Vertaald door Pen Ruiter. Haarlem, Rostrum, 1979. |
Alet Schouten, De hertesprong. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1979. |
Kinderpostzegel. 's-Gravenhage, PTT, 1980. |
Alet Schouten, De vier wezen. Baarn, De Fontein, 1981. |
Hans Chr. Andersen, De kleine zeemeermin. Vertaald uit het Deens door W. van Eeden; red. Alet Schouten. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1982. |
Hans Chr. Andersen, De nieuwe kleren van de keizer. Vertaald uit het Deens door W. van Eeden; red. Alet Schouten. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1982. |
Henk van Kerkwijk, Dondergoden en pestkoppen; Noorse mythen voor kinderen naverteld. Utrecht, Sjaloom, 1982. |
Henk van Kerkwijk, Verhalen uit de Midgaard; Noorse mythen voor kinderen naverteld. Utrecht, Sjaloom, 1982. |
Alet Schouten, Van Hector die een kater was. Baarn, De Fontein, 1982. |
Alet Schouten, De vrouw met de hondekar. Baarn, De Fontein, 1982. |
Marianne Colijn, Het Finlandhuis. Baarn, de Fontein, 1983. |
Charles Perrault, Klein Duimpje. Vertaald en bewerkt uit het Frans door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1983. |
Alet Schouten, Gina. Baarn, De Fontein, 1983. |
J. Grimm, Lidia's Grimm; 14 sprookjes van Grimmm geïllustreerd door Lidia Postma. Vertaald uit het Engels door Johan van Nieuwenhuizen. Rotterdam, Lemniscaat, 1986. |
Hans Stolp, De gouden vogel; dagboek van een stervende jongen. Rotterdam, Lemniscaat, 1987. |
Paul Biegel, Nachtverhaal. Haarlem, Holland, 1992. |
Willem Wilmink, Het Wilhelmus. Amsterdam, Van Goor, 1993. |
Jaap ter Haar, Boris. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1994. (15e druk; 1e druk, met illustraties van Rien Poortvliet: 1966) |
Over Lidia Postma
|
J. Thiel-Schoonebeek, Lidia Postma: ‘Fantasy is atmosphere’. In: Bookbird, jaargang 18 (1980), nr. 2, blz. 62-64. |
Truusje Vrooland-Löb, Lidia Postma. NBLC-monografieën, serie n, nr. 5. Den Haag, 1981. |
Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken. Den Haag, NBLC, jaargang 4 (1988), nr. 5. |
Toin Duijx, Het illustreren van sprookjes. In: Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur, jaargang 2 (1988), nr. 6/7. |
Cornald Maas, Het gaat niet om het mooie neusje. In: de Volkskrant, 1-10-1994. |
38 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1995
|
|