| |
| |
| |
Rien Poortvliet
door Margreet van Wijk-Sluyterman
Marinus Harm Poortvliet werd in 1932 geboren in Schiedam. Hij komt uit een - wat hij zelf noemt - degelijk gereformeerd gezin. Omdat zijn ouders vonden dat hij beter eerst een echt vak kon leren, ging hij niet naar de Kunstacademie. Poortvliet heeft dus geen tekenopleiding gehad. Als voordeel daarvan ziet hij dat niemand hem een handschrift heeft opgedrongen. Hij begon als jongste bediende te werken bij een reclamebureau. Tijdens de militaire dienst werkte hij voor het Marinetijdschrift Alle hens. In 1953 werd hij reclametekenaar bij Unilever in Schiedam. Daarnaast illustreerde hij jeugdboeken en begon hij ook met vrij tekenen en schilderen. Tot 1968 was hij werkzaam op het reclamebureau, waar hij senior manager was geworden. Daarna besloot hij zich helemaal te wijden aan tekenen en schilderen. Omdat hij niet meer aan Schiedam gebonden was, verhuisde hij naar Soestduinen, waar hij volop de gelegenheid heeft om in de natuur te werken. Met zijn werk wil Poortvliet de mensen wijzen op het belang van het behoud van de natuur, waarbij hij tegelijkertijd ook een pleitbezorger is van de jacht. Zijn historische belangstelling bracht hem ertoe het verleden van zijn familie te onderzoeken en in beeld te brengen. ‘Behoudend, gereformeerd, kortom een doorsnee Nederlander,’ zo typeert Poortvliet zichzelf (Leidsch Dagblad, 3-7-1981).
| |
Werk
Toen hij nog werkte bij Unilever, maakte Poortvliet al zwart-wit tekeningen en omslagontwerpen voor jeugdboeken, onder andere voor historische verhalen. Hij illustreerde ook verhalen waarin dieren een hoofdrol spelen, zoals de Amber-serie van Chr. Scheffer (1964), en informatieve boeken over dieren. De eerste zwart-wit tekeningen zijn minder uitgewerkt dan die in latere boeken,
| |
| |
waarin hij met kleine lijntjes tekent, met een losse toets en toch gedetailleerd.
Hij werkte daarnaast voor verschillende tijdschriften, onder andere Margriet, De Nederlandse Jager en het Duitse blad Wild und Hund.
Tussen 1964 en 1974 heeft Poortvliet veel jeugdboeken geïllustreerd. Daarna heeft hij zich helemaal toegelegd op zijn vrije werk. In 1978 zegt hij daarover in de Haagse Courant: ‘Ik heb wel wat illustratief werk gedaan, maar voor mezelf werken is oneindig veel leuker.’
In zijn prentenboeken voor volwassenen, die hij zelf samenstelt, staan vooral aquarellen en schetsen. Olieverfschilderijen maakt hij regelmatig voor kalenderplaten, soms verwerkt hij deze in een van zijn boeken. Van zijn werk werden ook posters en briefkaarten gedrukt. De originelen van zijn werk wil hij niet verkopen, maar hij stelt ze wel beschikbaar voor tentoonstellingen. Soms wordt hij geconfronteerd met vervalsingen van zijn werk. Naar aanleiding van een kabouterbeeldje dat gemaakt zou zijn naar het model van zijn Kabouterboek heeft Poortvliet een proces gevoerd, dat hij echter niet gewonnen heeft. Zijn kabouterfiguren werden niet specifiek genoeg bevonden.
De manier van tekenen, schilderen en aquarelleren van Rien Poortvliet is vrij traditioneel en herkenbaar. Gestyleerde en non-figuratieve kunst kan hij weinig waarderen. Hij observeert mensen en dieren geduldig en hij tekent ze vakkundig, heel precies, zoals hij ze ziet op een bepaald moment. Poortvliet voelt zich verwant aan Isings en Jetses, vertellers, want ‘Wat ik kan, maak ik ondergeschikt aan wat ik wil vertellen’.
In de jaren tachtig is Poortvliet begonnen met het boetseren van dierplastieken.
| |
Historische jeugdboeken
Poortvliet illustreerde de herdrukken van een aantal veelgelezen boeken van C. Joh. Kieviet en verhalen van Jaap ter Haar, van wie hij ook de Geschiedenis van de Lage Landen (1970) illustreerde. Voor de zwart-wit illustraties maakt hij meestal pentekeningen, zoals bijvoorbeeld voor Fulco de Minstreel (1966) van C. Joh. Kieviet. Hij maakt ook wel gebruik van penseel en verdunde inkt voor een meer schilderachtig effect, zoals voor Het Slot op den Hoef (1966) van Kieviet en De wateren van Finn (1971) van Alet Schouten. Een enkele keer werkt hij met raster voor een nachtelijke scène, waarin hij figuren als silhouetten tekent, waarmee het dreigende van de nacht goed tot uitdrukkig komt. De vele details in de tekeningen zijn opgenomen in een verantwoorde compositie, zodat de platen toch overzichtelijk blijven. Om breed opgezette taferelen te kunnen tekenen, maakt hij gebruik van een halve dubbele pa-
| |
| |
Illustratie uit De duinheks van C. Joh. Kieviet
gina, onderaan of bovenaan de bladzijde. Op deze manier tekent hij het beslissende gevecht tussen Gij sbrecht en Vianen in Fulco de Minstreel. Dat de lezer recht in het verbeten gezicht van Gijsbrecht kijkt, geeft de tekening extra zeggingskracht. Ook in andere platen laat Poortvliet de figuren als het ware recht op de lezer af lopen, zoals in De Duinheks (1966) de stoet van opstandige vissers uit Katwijk.
Aan de kenmerken van plaats en tij d heeft Poortvliet veel aandacht besteed. De tekeningen zijn instructief, als dat nodig is, bijvoorbeeld als in de tekst de werking van de belegeringswerktuigen wordt uitgelegd. Dat In
| |
| |
Illustratie uit Koning Arthur van Jaap ter Haar
den Otter (1971) van Kieviet in de Franse tijd speelt, is duidelijk te zien, onder andere in de uitbeelding van de Franse gendarme Narot.
Meer dan in eerdere illustraties van dezelfde boeken probeert Poortvliet de hoofdpersonen enige karaktertekening te geven. Pieter Straat van Anthony van Kampen groeit op van een klein jongetje met ronde wangen tot een jonge man die mager is geworden door wat hij doorgemaakt heeft. De ontberingen die IJsselstein heeft geleden, zijn duidelijk van zijn gezicht af te lezen in het laatste hoofdstuk. Arthur in Koning Arthur (1967) van Jaap ter Haar wordt in de loop van het verhaal zichtbaar ouder en zorgelijker. Sfeer en stemming spelen vooral een rol in Koning Arthur en Parcifal (1967). De geheimzinnige sfeer rond de Graallegenden heeft hij passend weergegeven in vaag aangeduide tekeningen zonder duidelijke lijnen en contouren.
De manier van tekenen van Poortvliet leent zich goed voor het illustreren van historische verhalen, omdat de tekeningen instructief zijn en tegelijkertijd het karakter van de personen en de sfeer van de verhalen tot uitdrukking brengen.
| |
Series
Poortvliet illustreerde tussen 1966 en 1969 de volledige series van Jaap ter Haar, Saskia en Jeroen, de tweeling, Lotje in de dierentuin en in 1971 en 1972 Eelke.
Saskia en Jeroen tekent hij - in tegenstelling tot zijn voorganger - in overeenstemming met de tekst als twee verschillende kinderen. Van alles wat de kinderen beleven, maakt hij levendige tafereeltjes. Saskia heeft veel weg van Lotje. Maar in de serie van Godfried Bomans, Pim, Frits en Ida (1966-1967) komen de verschillen tussen de meisjes meer tot uitdrukking in de illustraties. De mensen die voor de drie kinderen belangrijk zijn, zoals de oude onderwijzer en Oom Ferdinand, heeft Poortvliet in de tekeningen een persoonlijkheid gegeven die aansluit bij de tekst.
Het opnieuw gebruiken van dezelfde plaatjes in een ander deel van
| |
| |
Illustratie uit Lotje met Roegan op stap
de serie leidt er soms toe, dat details niet kloppen met de tekst, zoals in Saskia en Jeroen aan Zee. De dieren in Saskia en Jeroen in de dierentuin komen duidelijk uit de boeken over Lotje.
Uitgeverij Dijkstra stelde een serie leesboekjes voor de lagere school samen van een aantal delen van Lotje (voor zover uitgekomen in 1967) en de hele serie van Saskia en Jeroen (1969). Buiten medeweten van Poortvliet zijn dezelfde plaatjes bij herhaling gebruikt in verschillende delen van de series. Tekeningen uit Saskia en Jeroen worden herhaald in andere delen van de serie over de tweeling, maar ze komen ook voor in de boeken over Lotje. Daardoor zijn details soms onjuist, zoals de regen in een tekening van de oppasser uit de dierentuin van Lotje, afgebeeld in deel 5 van Saskia en Jeroen. In dit fragment van Uitstapjes is de tekst zelfs aangepast aan de tekening, want er is sprake van de ‘oppasser uit de Lotjeboeken’. Niet alleen de verhaaltjes, maar ook de tekeningen zijn bewerkt. Sommige illustraties zijn gedeeltelijk overgenomen in andere boekjes. Een deel van de grote plaat van Lotje met de olifant in deel 8 komt ook voor in deel 3 van Lotje en deel 5 van Saskia en Jeroen. Er zijn vele voorbeelden te vinden van plaatjes waarvan een deel in een ander boekje staat. In een enkel geval lijkt de tekening van Poortvliet zelfs bijgetekend door een ander (in deel 7).
Hier en daar zijn de tekeningen zo
| |
| |
Illustratie uit Saskia en Jeroe aan zee
slecht afgedrukt dat het gezicht van Saskia een zwarte vlek geworden is (deel 6). Voor de kinderen die de boekjes op school niet achter elkaar uitlezen, lijkt de herhaling van de plaatjes niet zo opvallend te zijn, dat het storend werkt. Het zijn toch wel bruikbare (en betaalbare) boekjes geworden.
| |
Prentenboeken
Naar eigen idee en in een zelf gekozen opzet heeft Poortvliet een aantal prentenboeken voor volwassenen samengesteld, die ook aantrekkelijk zijn voor kinderen. Elke pagina van de boeken is volledig gevuld met grote en kleine plaatjes, die vrijwel zonder kader - hoogstens met een enkele schetsmatige lijn aangeduid - op verschillende manieren op de bladzijde geplaatst zijn. Daar tussendoor schrijft hij zelf de tekst in zijn eigen handschrift. De tekst wordt alleen gedrukt als een ander die heeft geschreven, meestal Wil Huygen. Poortvliet maakt kleine en grote afbeeldingen van mensen en dieren, met oog voor humoristische details. Soms stelt hij een serie plaatjes samen, zoals het aantrekken van de vele kledingstukken van een klederdracht in Te Hooi en te gras (1975). Of het nu gaat om het boerenleven, de jacht, de natuur of historische voorwerpen, hij tekent alles precies en nauwkeurig. Tussen de kleinere plaatjes staan grote platen van een landschap, een dorp of soms een stadsgezicht, waarbij het specifieke van de plaats, de tijd en het jaargetijde duidelijk moeten zijn voor de lezer. Rien Poortvliet beschouwt zijn boeken als een pleidooi voor het behoud van de natuur, de schepping. Zeer expliciet komt dat naar voren in de kabouterboeken die hij samenstelde met Wil Huygen: Leven en werken van de kabouter (1976) en De oproep der kabouters (1981). De kabouterwereld wordt uitgebeeld als een ideale wereld, waarin de personen eenvoudig leven, in harmonie met de natuur. De kabouters roepen via de samenstellers van de boeken, de mensen op om de natuur te sparen.
Uit verschillende afbeeldingen uit de kabouterboeken blijkt de waardering van Poortvliet voor de koninklijke familie. Een groot deel van de teke- | |
| |
ningen uit Het brieschend paard (1978) heeft hij gemaakt in de koninklijke stallen. Daaronder ook de voorbereidingen voor de rijtoer met de gouden koets op Prinsjesdag. Zelf heeft Poortvliet in 1977 als lakei naast de koets gelopen, zoals hij dat ook getekend heeft in dit boek. Hijzelf, zijn familieleden en Wil Huygen vinden regelmatig een plaats in de boeken, en niet alleen in het boek dat gaat over de vorige generaties van zijn familie, Langs het tuinpad van mijn vaderen (1987).
Op grond van de vele interviews die Poortvliet geeft, zou de lezer de indruk kunnen krijgen, dat hij meent dat kabouters inderdaad bestaan. In Elseviers Weekblad (1976) zegt hij daarover: ‘Ik voel een tikkeltje minachting voor mensen die alleen geloven wat ze zien.’ Deze uitspraak naar aanleiding van het kabouterboek brengt hij ook in verband met zijn christelijke levensovertuiging. Zijn geloof heeft hij vorm gegeven in een serie olieverfschilderijen over het leven van Jezus in het boek Hij was een van ons (1974), waarvoor Hans Bouma de tekst schreef. Inmiddels is Poortvliet naar aanleiding van een toevallige ontmoeting bewust overgestapt naar uitgeverij Kok in Kampen. Toen die hem vroeg om een boek samen te stellen van zijn kalenderplaten, heeft Poortvliet voorgesteld om daarvoor als thema De Ark van Noach te kiezen (1985).
In het werk van Poortvliet is de grens tussen prentenboeken voor volwassenen en voor kinderen soms niet scherp te trekken, zoals blijkt uit Klaas Vaak en het ABC van de slaap (1988). Aangeklede dieren beelden de betekenis uit van de letters en de bijbehorende woorden van het alfabet. Daarnaast bevat het boek ook informatie over allerlei aspecten van het slapen.
In zijn stijl van tekenen, aquarelleren en schilderen en in de keuze van zijn onderwerpen is Poortvliet niet wezenlijk veranderd.
| |
Waardering
Door zijn traditionele manier van werken en het uitbeelden van herkenbare onderwerpen wordt Poorvliet gewaardeerd door een groot publiek. Zijn boeken worden ook in het buitenland uitgegeven. In Amerika zijn vooral de kabouterboeken populair. In 1976 kreeg hij het Gouden Unieboek, omdat binnen een jaar 100.000 exemplaren van Te hooi en te gras verkocht waren. In datzelfde jaar ontving hij ook de Zilveren Anjer van het Prins Bernard Fonds voor zijn werk voor het natuurbehoud, met name voor het Wereld Natuur Fonds. Midas Dekkers ziet in Vossen hebben holen meer een pleidooi voor de jacht dan een gewoon dierenboek (NRC Handelsblad, 10-2-1974). Critici zoals Sytse Singelsma in de Leeuwarder Courant (19-9-1985) verwijten Poortvliet gemakzucht, omdat hij de- | |
| |
zelfde platen voor verschillende doeleinden gebruikt, waardoor De Ark van Noach zijns inziens net zo goed ‘met Oom Rien naar de dierentuin’ had kunnen heten. Maar ook door de mensen die kritisch staan tegenover zijn werk, wordt zijn vakmanschap erkend. Poortvliet zegt zelf dat hij niet de pretentie heeft om grote kunst te maken: ‘Ik maak geen kunst met een grote K’ (Twentsche Courant, 24-4-1987). De waardering door een groot publiek vindt hij stimulerend: ‘Ik heb applaus nodig.’
| |
Bibliografie
Door Rien Poortvliet ontworpen prentenboeken
|
Jachttekeningen van Rien Poortvliet. Bussum, Van Holkema en Warendorf/Unieboek, 1972. |
De vossen hebben holen, Bussum, Van Holkema en Warendorf/Unieboek, 1973. |
Hij was een van ons. Uit het leven van Jezus. Met tekst van Hans Bouma. Bussum, Van Holkema en Warendorf/Unieboek, 1974. |
Te hooi en te gras. Bussum, Van Holkema en Warendorf/Unieboek, 1975. |
Leven en werken van de kabouter, Met tekst van Wil Huygen. Bussum, Van Holkema en Warendorf/Unieboek, 1976. |
Het brieschend paard. Bussum, Van Holkema en Warendorf/Unieboek, 1978. |
Van de hak op de tak. Bussum, Van Holkema en Warendorf/Unieboek, 1981. |
De oproep der kabouters. Met tekst van Wil Huygen. Bussum, Van Holkema en Warendorf/Unieboek, 1981. |
Braaf. Bussum, Van Holkema en Warendorf/Unieboek, 1983. |
De Ark van Noach. Kampen, Kok, 1985. |
Langs het tuinpad van mijn vaderen. Kampen, Kok, 1987. |
Klaas Vaak en het ABC van de slaap. Kampen, Kok, 1988. |
Door Poortvliet geïllustreerd geschiedenisboek
|
Jaap ter Haar, Geschiedenis van de Lage Landen. Bussum, Fibula/Van Dishoeck, 1970. Vier delen. |
Keuze uit de door Rien Poortvliet geïllustreerde jeugdboeken
|
Gertie Evenhuis, De school van Schellebelle. Den Haag, Van Goor, 1964. |
Chr. Scheffer, Amber-serie (geschiedenis van twee boxers). Den Haag, Van Goor, 1964/1965. 1. Amber van de Vlaringhof; 2. Amber en Urban; 3. Urban. |
C. Joh. Kieviet, Fulco de Minstreel. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1966 (12de gewijzigde druk). |
C. Joh. Kieviet, Het slot op den Hoef. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1966 (12de gewijzigde druk). |
C. Joh. Kieviet, De Duinheks. Bussum, Van Holkema en Warendorff, 1966 (8ste gewijzigde druk). |
M.C. Capelle, Moela krijgt moed. 's-Gravenhage, Van Keulen Periodieken, 1966. |
Jaap ter Haar, Boris. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1967. |
Jaap ter Haar, Noodweer op de Weisshorn. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1967. |
Jaap ter Haar, Tristan en Isolde. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1967. |
Jaap ter Haar, Koning Arthur. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1967. |
Jaap ter Haar, Parcifal. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1967. |
J. Wilson, Dieren uit warme landen (6 delen). Bewerkt door J. Tholenaar. Groningen, Wolters, 1967. |
J. Wilson, Dieren uit koude streken (6 delen). Bewerkt door J. Tholenaar. Groningen, Wolters, 1967. |
Chr. Scheffers, De stropers van de Witte Kuil. Den Haag, Van Goor, 1967. |
| |
| |
Jaap ter Haar, 1. Lotje in de dierentuin; 2. Lotje krijgt nieuwe vrienden; 3. Lotje met Roegan op stap; 4. Lotje, Mark en Makkie; 5. Lotje, Chimp en Eekie; 6. Lotje, Duizend dieren; 7. Lotje en Chimps apestreken; 8. Lotje en de pechmevrouw; 9. Lotje op jacht naar Chimp; 10. Lotje met Chimp naar het circus; 11. Lotje mee met Oom Nijltje; 12. Lotje, Pinguins in de gracht. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1966-1969. (De eerste zes deeltjes van de serie, die zijn uitgekomen vóór 1968, zijn door Dijkstra in Groningen bewerkt tot een serie van acht leesboekjes voor de lagere school, uitgegeven in 1967: 1. Lotje in de dierentuin; 2. De kleine olifant; 3. Pillen voor de python; 4. Op apejacht; 5. Chimp ontsnapt; 6. Chimp en Eekie; 7. Met Oom Nijltje op stap; 8. Duizend dieren.) |
Jaap ter Haar, 1. Saskia en Jeroen, de tweeling; 2. Kattekwaad; 3. Domme dingen; 4. Op stap; 5. Uit logeren; 6. Aan Zee; 7. Bokkesprongen; 8. Malle gevallen; 9. Met de dieren; 10. In de lente. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1966-1969. (De hele serie, met uitzondering van deel 9 en 10, is bewerkt door uitgeverij Dijkstra in Groningen als serie leesboekjes voor de lagere school, in 1969 verschenen: 1. Feest; 2. Domme dingen; 3. Op stap; 4. Malle gevallen; 5. Uitstapjes; 6. Uit logeren; 7. Aan zee; 8. Bokkesprongen). |
Godfried Bomans, 1. Pim, Frits en Ida in het sprookjesbos; 2. Het onbewoonde eiland; 3. Oom Ferdinand; 4. De ontsnapte ballon; 5. De schat van Brederode; 6. Verdwaald op zee; 7. Alleen in huis; 8. Diep onder de aarde. Serie leesboekjes voor de lagere school. Zeist, Dijkstra, 1966-1967. |
Jaap ter Haar, Bart, lumberjack in Canada. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1968. |
Jaap ter Haar, Bart met de geologen naar de Yukon. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1968. |
Jaap ter Haar, Het Sinterklaasboek. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1969. |
Jaap ter Haar, Het Kerstboek. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1970. |
H. Rensenbrink, Op verkenning bij de dieren. Hoofddorp, Septuaginta, 1970. |
Alet Schouten, De zeeridder. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1970. |
Alet Schouten, De wateren van Finn. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1971. |
C. Joh. Kieviet, In den Otter. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1971 (8ste gewijzigde druk). |
Jaap ter Haar, 1. Eelke bij de dertien beuken; 2. Eelke bij het bosmeer; 3. Eelke gaat verhuizen; 4. Puppie; 5. Eelke bij het dorpsplein; 6. Mensen in het bos. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1971-1972. |
J.E. Chipperfield, Sire van het stormdal. Vertaald door L. Luursma. 's-Gravenhage, Van Goor, 1972. |
I.F. Southall, Noodlanding. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1973 (2de gewijzigde druk). |
Anthony van Kampen, Pieter Straat, de scheepsjongen van de Halve Maen. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1973. (4de gewijzigde druk). |
H. Petri, De tijger van Xieng-Mai. Vertaald door Miep Diekmann. Den Haag, Leopold, 1974 (2de druk). |
Flap-uit boek van de kabouter. Vertaald uit het Amerikaans. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1980. (Beweegbaar prentenboek gebaseerd op Leven en werken van de kabouter.) |
G.S. Bakker en H.G. Pluim, Uit het dierenleven gegrepen. Groningen, Dijkstra, 1982. (Tekeningen eerder verschenen in de eerste prentenboeken van Poortvliet) |
Over Rien Poortvliet
|
Fred Lammers, Rien Poortvliet: ‘Tekenen is voor mij een obsessie.’ In: Trouw, 28-4-1975. (Interview) |
Coen van Harten, Rien Poortvliet: ‘Ik ben een Rotterdamse straatjongen die de stad is ontgroeid.’ In: Elseviers Weekblad, 30-10-1976. (Interview) |
In gesprek met een echte kunstenaar. In: Boekenmolen, jaargang 2 (1976), nr. 12. (Interview) |
| |
| |
Ria Schuurhuizen, Rien Poortvliet: ‘Ik heb applaus nodig.’ In: Haagse Courant, 27-5-1978. (Interview) |
Elly van Hoeven, Poortvliet: ‘Ik ben een nuttig Nederlands burger.’ In: Leidsch Dagblad, 3-7-1981. (Interview) |
‘Ik had nog wel drie opa's willen tekenen.’ In: Twentsche Courant, 24-4-1987. (Interview) |
20 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1989
|
|