| |
| |
| |
Peter Pohl
door Noortje Geertsma-van Gijs
Peter Pohl is op 5 december 1940 in Hamburg geboren. Op vijfjarige leeftijd verhuisde hij met zijn Zweedse moeder naar Zweden; hij groeide op in Hammarby, ten zuiden van Stockholm. In het begin werd hij geplaagd met zijn Duitse achtergrond. Hij paste zich, noodgedwongen, zo snel mogelijk aan.
Als kind schreef hij sprookjes en spookverhalen. Ook hield hij van jongs af dagboeken bij, een gewoonte die hij nog steeds volhoudt (en ‘meisjesachtig’ noemt). In 1959 sloot hij de middelbare school af. Van 1959 tot 1965 studeerde hij wis- en natuurkunde. Jarenlang werkte hij in de zomermaanden als jeugdleider en sportleraar in zomerkampen. Sinds 1965 geeft hij les in numerieke wiskunde. Hij promoveerde in 1975. Voor het hoger technisch onderwijs schreef hij een aantal studieboeken over numerieke wiskunde. Hij werkt fulltime als docent numerieke wiskunde aan de Koninklijke Technische Hogeschool in Stockholm en de Universiteit van Stockholm. In zijn vrije tijd bleef hij literaire teksten schrijven, maar hij publiceerde niet. De ommekeer kwam tijdens het volgen van een schrijversworkshop, waar een gedeelte uit zijn debuutboek Jan mijn vriend ontstond. Het boek verscheen in 1985 en was zowel in Zweden als het buitenland een groot succes. Sindsdien schrijft Peter Pohl in hoog tempo zijn dikke boeken, die zowel door kinderen als volwassenen gelezen worden.
Pohl is naast schrijver ook amateurfilmer. Hij heeft op dit gebied regelmatig prijzen gekregen.
Zijn literaire werk is in Zweden onder andere bekroond met de de- | |
| |
butantenprijs van het Litteraturfrämjandet in 1985, de Nils Holgerssonplaquette in 1986 en de Heffaklump van het dagblad Expressen in 1989. In Duitsland werd Jan mijn vriend in 1990 bekroond met de Duitse Jeugdboekenprijs. Voor het samen met Kinna Gieth geschreven Ik mis je, ik mis je ontving hij in 1992 de Zweedse Augustprijs en in 1995 de Duitse Jeugdboekenprijs. In 1995 kreeg hij de Astrid Lindgrenprijs voor zijn hele oeuvre. Wij noemen hem Anna stond in 1994 op de Vlag en Wimpellijst. In 1996 werd We noemen hem Anna door theatergroep Hesp opgevoerd als toneelvoorstelling.
Zijn lezerspubliek reageert sterk op zijn boeken; hij krijgt veel brieven, zowel van kinderen als volwassenen. Deze post betekent veel voor hem.
Zelf leest hij graag en veel, voornamelijk tijdens de dagelijkse reis naar en van zijn werk. Hij woont met zijn vrouw Britt-Marie en volwassen dochter Annika in Tyresö, ten zuiden van Stockholm.
| |
Werk
Peter Pohl schrijft vanuit de overtuiging dat zijn verhalen geschreven moeten worden; zichzelf ziet hij daarbij als een stuk gereedschap. Hij behandelt beladen onderwerpen als geweld, onderdrukking en de dood, maar ook liefde, seksualiteit en vriendschap spelen een belangrijke rol. Niets is bij Pohl onbespreekbaar. Sommige personages staan hulpeloos tegenover het noodlot dat geliefde, vaak nog jonge mensen, uit het leven wegrukt. Anderen lijden zwaar onder mishandeling of afwijzing door hun omgeving.
Peter Pohl vindt het moeilijk om aan te geven in hoeverre zijn boeken autobiografisch zijn. Zijn eigen ervaringen liggen weliswaar vaak ten grondslag aan zijn boeken, maar worden meestal grondig bewerkt.
Het sterkst autobiografisch gekleurd zijn de vier boeken over Henrik Hegg/Micke Stenberg. Net als Henrik Hegg in De regenboog heeft maar acht kleuren kwam Peter Pohl na de oorlog naar Zweden. Wat hij als kind nog meer gemeen had met Henrik Hegg was een onvermogen tot durven hopen op geluk en tot vertrouwen durven hebben. Hij weet niet zeker of hij daar ondertussen van los is gekomen. Henrik Hegg, wiens leven tot zijn achtste jaar beschreven wordt, wisselt in Medan regnbågen bleknar (Terwijl de regenboog verbleekt) van identiteit met Mikael (Micke) Stenberg. De traumatische ervaringen uit zijn vroege jeugd kan hij zich niet meer herinneren. In Vilja växa (Willen groeien) blikt Micke als zestienjarige terug op de voorgaande vijf jaren in zijn leven; vooral de invloed van de zomerkampen op zijn ontwikkeling krijgt veel aandacht. Als het belangrijkste boek over Micke wordt We noemen hem Anna beschouwd. Hierin is hij de achttien- | |
| |
jarige sportinstructeur in het zomerkamp waar de kwetsbare Anders onder zijn hoede komt.
Zowel in Pohls boeken die terugblikken op de jaren veertig en vijftig als in zijn meeste andere verhalen neemt de school een belangrijke plaats in. Vrijwel altijd beschrijft Peter Pohl de school als een plaats waar jonge mensen in de knel raken. Alltid den där Anette (Altijd die Anette) kan beschouwd worden als een strijdschrift tegen de machtsverhoudingen en de onderdrukking van intelligente leerlingen in de moderne school. Pohl heeft vooral op het onderwijs tegen dat kinderen niet als individuen worden gezien, maar in hokjes worden gestopt. Het probleem in het onderwijs wordt volgens hem veroorzaakt door incompetente leerkrachten, die alleen hun eigen positie willen beschermen en geen begrip opbrengen voor hun leerlingen. Ook in Malins kung Gurra (Malins koning Gurra) is de school een plaats van onderdrukking. Dit boek wordt wel gezien als de tegenhanger van Jan, mijn vriend. Het is gericht op jongere kinderen en heeft een optimistischer einde. In dit verhaal over hechte vriendschap tussen twee kinderen uit verschillende sociale klassen verzet Peter Pohl zich tegen vooroordelen en tegen de onrechtvaardige behandeling van de sociaal zwakkere klasse.
Hoewel zijn hoofdpersonen altijd kinderen of jonge mensen zijn, heeft Peter Pohl bij het schrijven geen speciale categorie lezers in gedachten; hij laat de uitgever de doelgroep bepalen. Zo kwam De regenboog heeft maar acht kleuren in Zweden uit als een boek voor volwassenen en in Nederland als jongerenroman. Pohl zelf vond het geschikter voor kinderen dan voor volwassenen. Zijn in 1994 uitgekomen poëziebundel Vill dig (Wil jou) verscheen voor volwassenen.
Boeken die door veel lezers als aangrijpend worden ervaren zijn met name Jan mijn vriend en We noemen hem Anna. Op deze boeken heeft Peter Pohl veel reacties gekregen. Naar aanleiding van We noemen hem Anna schreven veel lezers zich te herkennen in het verhaal en ze waren blij dat het geen happy end heeft. (De zwaar getergde veertienjarige Anders pleegt zelfmoord.) Hierdoor voelden ze zich met hun problemen serieus genomen. Als Pohl soms door critici wordt verweten te zwartgallig te zijn, is zijn weerwoord dat de werkelijkheid nog veel erger is.
Ondanks de trieste gebeurtenissen in Peter Pohls boeken is er plaats voor humor en warmte. Zijn onderdrukte romanfiguren vinden soms een, zij het tijdelijk, beschutte plaats. Jan in Jan mijn vriend kan zich korte periodes laven aan de huiselijke sfeer bij Krille thuis en Gurra in Malins kung Gurra ervaart bij Malins ouders zorg en solidariteit. Een van Pohls boeken voor volwassenen, Havet inom
| |
| |
oss (De zee binnenin ons) mist echter elke vorm van warmte en is enkel pikzwart.
Peter Pohl heeft een persoonlijke manier van vertellen, die per boek anders is. Zijn toon varieert van zakelijk beschrijvend tot intens en lyrisch. Zijn stijl is oorspronkelijk en vaak vernieuwend. Hij past soms ongebruikelijke verteltechnieken toe, die later door andere (Zweedse) schrijvers worden overgenomen. Een enkele keer, zoals in En röd sten till Carina (Een rode steen voor Carina), is zijn stijl puur experimenteel. Micke, de ik-verteller in We noemen hem Anna, richt zich het hele boek door tot Anders, aan wie hij verantwoording aflegt. Ook Jan, mijn vriend heeft een oorspronkelijke ‘aanspreektoon’, die menige lezer weken na lezing van het boek nog niet loslaat.
Soms ontstaat een boek in samenwerking met anderen. Tijdens het schrijven van Malins kung Gurra raakte Peter Pohl verstrikt in zijn verhaal en riep hij via de schoolradio de hulp in van schoolkinderen. Door de vele reacties kwam hij op een nieuw spoor en herschreef hij gedeelten van het boek. Ik mis je, ik mis je ontstond uit zijn contact met de toen zestienjarige Kinna Gieth. Zij voelde zich erg aangesproken door Pohls Alltid den där Anette, waar het verlies van een tweelingzus in voorkomt, iets wat haar ook was overkomen. Ik mis je, ik mis je heeft ondanks het zware onderwerp een opvallend lichtere toon dan Pohls andere boeken. Het rouwproces dat ik-verteller Tina doormaakt nadat haar tweelingzus Cilla is verongelukt, heeft een louterende werking en stelt haar in staat zich op de toekomst te richten.
| |
Jan mijn vriend
De elf- à twaalfjarige, op feitenkennis beluste Krille is de ik-verteller in dit in de jaren vijftig spelende verhaal. Zijn leven wordt overhoop gehaald door de kennismaking met de mysterieuze, roodharige Jan. Jan lijkt op een meisje, maar reageert woedend als hij daarop wordt aangesproken. Niemand weet waar hij woont of wat hij doet als hij zich niet met Krille en zijn vrienden ophoudt. Aanvankelijk is Krille vooral onder de indruk van Jans technische handigheid en de acrobatische toeren op zijn fiets. Jan verdwijnt soms voor langere tijd en toont daarna duidelijke tekenen van mishandeling. Krille raakt geïntrigeerd en later geobsedeerd door het leven van Jan. Zijn bewondering voor hem gaat langzamerhand over in een diepe, pijnlijke liefde. Wanneer Jan een hele zomer verdwenen is, lijdt Krille hevig. ‘Ik had het koud. Door en door koud. Ik was ziek van verlangen naar hem.’
Krille beseft langzamerhand dat Jan zijn ware ik voor hem verbergt. Tijdens een verblijf in de hut van Jan komen ze, zowel lijfelijk als emotioneel, dichter bij elkaar. Als Jan op het punt staat Krille zijn geheim te vertel- | |
| |
len, schrikt Krille met grote hevigheid terug uit angst voor het vreselijke dat hij zal horen.
Als Krille eindelijk de waarheid inziet over Jan en zijn geheim (Jan is in werkelijkheid een meisje, miss Juvenile uit het circus AIR, dat uitgebuit en - seksueel - mishandeld werd) is het te laat.
Het boek, dat zich laat lezen als een detective, bestaat voornamelijk uit Krilles verhaal aan de politie wanneer Jan gezocht wordt en soms wordt dat afgewisseld met korte gedeeltes waarin Krille zich rechtstreeks tot Jan richt.
De kracht van het boek zit mede in het feit dat de lezer Krilles verwarring deelt, al begrijpt hij meer dan Krille zelf. In Zweden wilden veel aangeslagen lezers de waarheid weten over het lot van Jan, en zochten in krantenarchieven naar overeenkomsten met de gebeurtenissen in het verhaal. Het bleek dat alle feiten klopten, alleen over Jan zelf was niets terug te vinden. Recensenten interpreteren het boek elk op hun eigen manier. Peter Pohl wil in interviews niet zeggen wat er precies is gebeurd in het leven van Jan. Volgens hem is elk antwoord in het boek te vinden.
Het taalgebruik is heel rijk: Pohl schreef het boek in het dialect van de Stockholmse wijk Söder (‘Södersläng’) zoals dat in de jaren vijftig gesproken werd. (In de Nederlandse vertaling is het ‘Södersläng’ vervangen door hedendaagse uitdrukkingen en scheldwoorden.) Hierdoor heeft Krille alle mogelijkheden zich stoer uit te drukken, maar er klinkt ook veel liefde en verlangen in zijn verhaal door. De toon is indringend en soms haast bezwerend.
| |
We noemen hem Anna
De achttienjarige Micke is in de zomer van 1958 als sportinstructeur werkzaam in het zomerkamp van zijn school, waar hij de veertienjarige Anders leert kennen. Anders is klein, onhandig en onzeker en wordt al gauw het mikpunt van getreiter en mishandeling. Hij krijgt de bijnaam Anna. Anders probeert zich staande te houden door te doen alsof er niets aan de hand is en lijdt in stilte. Alleen bij Micke voelt hij zich veilig.
Micke trekt zich Anders' lot aan en probeert hem te steunen. De mishandeling neemt steeds gruwelijker vormen aan, maar de daders zijn bedreven in het vermijden van ontdekking. Als de ouders van Anders op bezoek komen, merkt Micke dat ook Anders' huiselijke omstandigheden allesbehalve prettig zijn. Langzamerhand gaat hij de bewondering van Anders als een last ervaren, al wil hij dat voor zichzelf nauwelijks erkennen.
Na de zomer gaat Micke helemaal op in zijn studie en het hardlopen. Anders wordt nu ook in zijn klas zwaar mishandeld en thuis raakt de toestand steeds uitzichtlozer. Micke merkt dat Anders hem om hulp vraagt, maar hij kan het niet opbren-
| |
| |
Illustratie van Rotraut Susanne Berner
gen echt te luisteren. Wel meldt hij de mishandeling van Anders door zijn klasgenoten bij de autoriteiten op school, maar hij wordt niet geloofd.
Er verandert niets aan Anders' situatie en ook thuis blijft het, ondanks een verhuizing zonder zijn overheersende vader, te zwaar voor hem. Op een zaterdagavond hangt hij zich op.
Hierna is Micke als verdoofd. Alles wat eerder belangrijk was in zijn leven, studie en sport, zegt hem nu niets meer.
We noemen hem Anna roept bij de lezer vragen op over het ontstaan van geweld en of, en op wat voor wijze dat geweld te stoppen is. Het boek kan gelezen worden als een schuldbekentenis; Micke zag het onheil naderen voor Anders, maar heeft niet ingegrepen. Nu probeert hij in het reine te komen met zijn schuldgevoelens. Hij spreekt Anders het hele boek door met ‘jij’ aan, op vaak liefdevolle toon en noemt hem regelmatig ‘kleine man’. Het eerste gedeelte is vooral een behoedzame, zij het onverbloemde beschrijving van de wijze waarop Anders mishandeld wordt. In het tweede deel, dat een weemoediger sfeer heeft, komt de lezer meer te weten over Micke zelf en zijn innerlijke strijd en gewetenswroeging.
| |
Waardering
De boeken van Peter Pohl ontlokken sterke reacties aan critici in binnen- en buitenland. Lauwe besprekingen krijgt de schrijver vrijwel nooit. Jan mijn vriend werd in binnen- en buitenland zeer enthousiast ontvangen. In de Volkskrant schreef een verontwaardigde Cornald Maas: ‘De grootste blunder van de griffeljury van vorig jaar was dat Jan mijn vriend [-] op de immense lijst met bekroningen niet eens eervol werd vermeld. Zal wel als te literair, te volwassen of te intellectueel zijn beschouwd.’
Sommige boeken, zoals over de door het onderwijs verstikte Anette,
| |
| |
kregen in Zweden negatieve reacties. Het net als de twee boeken over Anette niet in het Nederlands vertaalde Glittras uppdrag (De opdracht van Glittra) werd gekunsteld gevonden. Maar over het algemeen wordt Pohls werk in Zweden zeer gewaardeerd. In haar belangrijke studie Tradition och förnyelse (Traditie en vernieuwing) over de ontwikkeling van het Zweedse jeugdboek schrijft Ulla Lundqvist: ‘Peter Pohl vernieuwt in zijn retrospectieve romans vorm en taal van het jeugdboek zoals geen ander onder zijn collega's. Hij bespreekt existentiële vragen met een ernst die eveneens nieuw is.’
In Nederland reageerden de recensenten op sommige boeken heel verdeeld. Marjoleine de Vos, recensente voor nrc Handelsblad, noemde de eerste twee in het Nederlands uitgekomen boeken van Peter Pohl ‘goede, beklemmende jeugdromans, goed geschreven, maar niet héél goed geschreven’. Ik mis je, ik mis je vond ze vooral vanwege de tekortschietende taal teleurstellend en over De regenboog heeft maar acht kleuren schreef ze: ‘hij heeft zichzelf zo overschreeuwd dat hij onverstaanbaar en onverteerbaar is geworden’. In Zweden werd De regenboog heeft maar acht kleuren overigens zeer positief ontvangen. Men heeft daar minder moeite met zijn soms naar het sentimentele neigende toon. In Opsis Kalopsis schreef recensente Maria Gripfelt naar aanleiding van een bijdrage in een verhalenbundel vergoelijkend: ‘ook al moet ik wat lachen als ik weer stuit op zijn eeuwige pessimisme en licht sentimentele toon. Maar zoals altijd is hij de wapendrager van de jongeren en ongelukkigen en zoals altijd schrijft hij zo ontzettend goed.’
Ik mis je, ik mis je werd door Max Verbeek in Leesgoed een ‘prachtig boek’ genoemd. Cornald Maas, in de Volkskrant, vond dat het ‘soms eerder een therapeutische dan een literaire waarde heeft, ondanks de grote geestelijke rijkdom die het presenteert’. Toch noemde hij het als een van de opmerkelijkste jeugdboeken van de laatste tijd en vindt hij Peter Pohl nergens pathetisch, omdat ‘wat hij zegt volkomen oprecht is’.
| |
Bibliografie
Niet in het Nederlands vertaalde boeken
|
Alltid den där Anette (1988), Havet inom oss (1988), Medan regnbågen bleknar (1989), De stora penslarnas lek (1989), Kan ingen hjälpa Anette? (1990), Malins kung Gurra (1991), Glittras uppdrag (1992), Man har ett snärj (1991), En röd sten till Carina (1993), Vill dig (1994), Vilja växa (1994), När alla ljuger (1995). |
In het Nederlands vertaald
|
Janne, min vän (1985): Jan, mijn vriend. Vertaald door Cora Polet. Amsterdam, Querido, 1991. |
Regnbågen har bara åtta färger (1986): De regenboog heeft maar acht kleuren. Vertaald door Cora Polet. Amsterdam, Querido, 1995. |
Vi kaller honom Anna (1987): We noemen hem Anna. Vertaald door Cora Polet. Amsterdam, Querido, 1993. |
| |
| |
Met Kinna Gieth, Jag saknar dig, jag saknar dig! (1992): Ik mis je, ik mis je!. Vertaald door Cora Polet. Amsterdam, Querido, 1994. |
Over Peter Pohl
|
Helena Ridelberg, När vänskapen gränsar till kärlek. Om Peter Pohls Janne, min vän. In: Barn & Kultur, jaargang 32 (1986), nr. 6, blz. 132-134. (Interview) |
Birgitta Fransson, Peter Pohl: Det händer värre saker i verkligheten än i mina böcker. In: Opsis Kalopsis, jaargang 3 (1988), nr. 3, blz. 8-13. (Interview) |
Peter Pohl, Varför berätta om Anette? In: Bok - Uppslaget, jaargang 4 (1988), nr. 4, blz. 23. |
Ying Toijer-Nilsson, 77 svenskspråkiga barnboksförfattare. Stockholm, Rabén & Sjögren, 1989. |
Monika Ahlberg, Peter Pohl. In: De skriver för barn och ungdom. Svenska nutidsförfattare L-Ö, Lund, Bibliotekstjänst, 1990. |
Annika Thor, Vuxna har så svårt för det mörka. In: Inte bara Emil. Bok blir film. Stockholm, Filminstitutet, 1991. (Interview) |
Cornald Maas, Geen vader, geen moeder, geen naam. In: de Volkskrant, 8-6-1991. (Over Jan, mijn vriend) |
Bregje Boonstra, Wonderfiets. In: nrc Handelsblad, 28-6-1991. (Over Jan, mijn vriend) |
Jan Hansson, Skolan i litteraturen. In: Barnboken, jaargang 15 (1992), nr. 2, blz. 20-26. (Forumdiscussie) |
Peter Pohl, Klasshat till doms över barnlitteraturen. In: Opsis Kalopsis, jaargang 7 (1992), nr. 2, blz. 76 en 77. |
Cornald Maas, De martelgang van Anders. In: de Volkskrant, 28-8-1992. (Over We noemen hem Anna) Cornald Maas, Pratende krentebol, prinselijke pad. In: de Volkskrant, 10-10-1992. |
Joke Linders, Macht of onmacht. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 7 (1993), nr. 27, blz. 127-132. (Over We noemen hem Anna) |
Marjoleine de Vos, Hulpverlenertjes. In: NRC Handelsblad, 1-7-1994. (Over Ik mis je, ik mis je) |
Max Verbeek, Goed gelezen. In: Leesgoed, jaargang 21 (1994), nr. 5, blz. 176. (Over Ik mis je, ik mis je) |
Cornald Maas, ‘Iedereen is zo ontzettend bedroefd en vooral ik’. In: de Volkskrant, 3-9-1994. (Over Ik mis je, ik mis je) |
Ulla Lundqvist, Ömhet balanserar mörker. In: Dagens Nyheter, 22-10-1994. (Over Vilja växa) |
Ulla Lundqvist, Tradition och förnyelse. Svensk ungdomsbok från sextiotal till nittiotal. Stockholm, Rabén & Sjögren, 1994. (Blz. 198-232) |
Marjoleine de Vos, Dood door een verdwaalde speer. In: nrc Handelsblad, 30-6-1995. (Over De regenboog heeft maar acht kleuren) |
Laurie Thompson, Peter Pohl's Janne min vän. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 9 (1995), blz. 223-236. (Over Jan, mijn vriend) |
Joke Linders, Jos Staal, Herman Tromp, Jacques Vos, Het ABC van de jeugdliteratuur. Groningen, Martinus Nijhoff uitgevers, 1996. |
Bregje Boonstra, Een schaduw van verschrikkingen rondom ‘Anna’. In: nrc Handelsblad 5-2-1996. |
42 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1996
|
|