| |
| |
| |
Els Pelgrom
door Max Verbeek
Els Pelgrom (pseudoniem van Else Koch) werd op 2 april 1934 in Arnhem geboren. Tijdens de hongerwinter van 1944/1945 verbleef ze als evacuée op een boerderij op de Veluwe. Deze periode bleek later van grote invloed. Ze kwam daar in contact met gewone mensen, die niet gestudeerd hadden en toch heel wijs waren.
Na de middelbare school volgde ze tekenlessen en een stoomcursus tot onderwijzeres. Ze stond echter maar kort voor de klas. Orde houden ging haar slecht af, verhalen vertellen des te beter.
Ze trouwde met de beeldhouwer Carl Pelgrom en kreeg drie kinderen. In 1962 verscheen haar eerste kinderboek, Het geheimzinnige bos. Daarna werkte ze mee aan een schoolboekenserie en ze verzorgde enkele jaren een kinderrubriek in de Winschoter Courant. In 1974 bewerkte ze boeken van Selma Lagerlöf en Astrid Lindgren voor kinderen met leesmoeilijkheden. Ook vertaalde ze Franse, Duitse en Engelse jeugdboeken.
Na haar scheiding leefde ze tien jaar alleen in Amsterdam. Ze werkte in de openbare bibliotheek en begon opnieuw met schrijven.
In 1978 ontving ze de Gouden Griffel voor haar tweede debuut, De kinderen van het Achtste Woud. Dit boek werd in verschillende landen vertaald en bekroond. In 1980 kreeg ze de Mildred L. Batchelder Award voor The winter when time was frozen; in 1983 de Gustav Heinemann Vredesprijs voor Die Kinder vom Achten Wald.
In 1983 ontving ze een Zilveren Griffel voor Voor niks gaat de zon op. Voor Kleine Sofie en Lange Wapper kreeg ze in 1985 de Gouden Griffel. Die wundersame Reise der kleinen So-
| |
| |
fie werd in 1986 bekroond met de Deutsche Jugendliteraturpreis.
In 1988 ontving ze een tweede Zilveren Griffel, voor Het onbegonnen feest; en in 1990 kreeg ze haar derde Gouden Griffel, voor De eikelvreters.
In 1985 verhuisde ze naar Sacromonte, een dorp in de buurt van Granada, zuid-Spanje. Daar vond ze een nieuwe levenspartner, een Spanjaard. Nederland vond ze te beklemmend, te intolerant, te calvinistisch. Het rustiger ritme en de levensvreugde van de Spanjaarden maakten dat ze zich daar al gauw veel meer thuis voelde.
| |
Werk
Voor kinderen schrijven kost Els Pelgrom geen moeite. ‘Ik hoef me niet in kinderen te verplaatsen. Ik ben stil blijven staan op mijn twaalfde.’ Haar hoofdpersonen hebben dan ook meestal die leeftijd. ‘Ik vind het een leuke leeftijd; je staat op de wip: je bent erg met de buitenwereld bezig en je dagdroomt.’ Vanuit dat perspectief kijkt ze tegen de wereld van haar verhaal aan en zo laat ze de lezer de gebeurtenissen met de hoofdpersonen meebeleven. Het zijn bijna altijd zwakke, ‘mislukte’ kinderen, die de werkelijkheid niet aankunnen. Ze voelen zich bedreigd en vluchten daarom in een fantasiewereld. Of het zijn kinderen die zich ontheemd voelen, geen thuis hebben en op zoek zijn naar warmte en geborgenheid. Zonder boodschapperig te worden, laat Els Pelgrom zien hoe juist iemands zwakte hem naar zijn kracht kan leiden.
Deze twee thema's, vlucht in de fantasie en je ontheemd voelen, hangen nauw samen en spelen in haar werk beurtelings een rol. Het tweede thema is het duidelijkst verwerkt in De kinderen van het Achtste Woud en De zwervers van de Zakopane. Noortje, de hoofdpersoon van De kinderen van het Achtste Woud, heeft alleen een vader en die speelt een ondergeschikte rol. Veel belangrijker voor haar is het boerengezin waar zij zich als evacuée voor enige tijd geborgen voelt, tot ze tot haar verdriet weer met haar vader moet vertrekken naar de stad. De drie kinderen in De zwervers van de Zakopane zijn voortdurend op drift: ze emigreren met hun gescheiden moeder van Amerika naar Nederland. Zonder hun moeder zwerven ze van het ene logeeradres naar het andere, waar ze niet altijd welkom zijn. Ze voelen zich steeds meer met elkaar verbonden, vormen een verbond tegen de rest van de wereld; ze verzinnen een geheimtaal, waarmee ze zich veilig voelen in hun isolement en waarmee ze zonder gevaar commentaar kunnen leveren op wat hun in de werkelijkheid niet bevalt.
Het thema van de ‘vlucht uit de nare werkelijkheid in een aangename fantasiewereld’ overheerst in Drie Japies en Lady Africa en nog een paar. Zwaantje, de hoofdpersoon van Drie
| |
| |
Illustratie van Ietje Rijnsburger uit De zwervers van de Zakopane
Japies, moet uit logeren omdat haar moeder geopereerd moet worden. Beide gebeurtenissen vindt ze eng en daarom verzint ze drie ‘luchtkinderen’, waarmee ze zich wapent tegen de eenzaamheid. Ook zij zoekt de warmte van een (Surinaams) gezin als vergoeding voor haar kille logeeradres.
In Lady Africa en nog een paar moet een twaalfjarig jongetje enige tijd wachten tot hij geopereerd kan worden. Zijn angst voor het ziekenhuis reageert hij af in gesprekken en belevenissen met zijn speelgoeddieren. Sofie, de hoofdpersoon van Kleine Sofie en Lange Wapper, is een doodziek kind dat tijdens een koortsdroom allerlei avonturen beleeft met haar knuffels en onder andere een heerlijke tijd doorbrengt in het ‘Tehuis voor mislukte kinderen’. Ook met de straatarme maar vindingrijke Curro, hoofdpersoon van De eikelvreters, heeft Els Pelgrom duidelijk partij gekozen voor de zwakkere.
Deze thema's en dit type hoofdpersoon vormen de rode draad in het werk van Els Pelgrom. Ook de aard van de verhalen weerspiegelt deze thematiek.
Het werk van Els Pelgrom vertoont een geleidelijke ontwikkeling van realisme naar fantasie (en soms weer terug naar de realiteit).
Afgezien van haar debuut, Het geheimzinnige bos, een spannend, soms griezelig sprookje, schrijft ze aanvankelijk verhalen die echt gebeurd zouden kunnen zijn en die gedeeltelijk op ware gebeurtenissen uit haar leven berusten. Gaandeweg worden haar boeken steeds minder realistisch en gaat de fantasie van de hoofdpersonen steeds meer overheersen. In het overigens zeer werkelijkheidsgetrouwe De kinderen van het Achtste Woud komt al een fragment voor waarin Noortje, gezeten in een Amsterdams klaslokaal, zich terugdroomt naar de boerderij, waar ze zo'n enerverende maar fijne tijd heeft beleefd. In Drie Japies spelen de gefantaseerde ‘Luchtkinderen’ een belangrijke rol. In Lady Africa en nog een paar spelen twee verhalen door elkaar heen: het ‘echte’ verhaal van Rogier, die naar het ziekenhuis moet, en het door hem
| |
| |
gedroomde verhaal van de speelgoedbeesten. In Kleine Sofie en Lange Wapper is het gedroomde verhaal het echte verhaal geworden.
De hoofdfiguren van De olifantsberg en Het onbegonnen feest zijn dieren. De enige mens die erin voorkomt is Mario, een jongen die vanaf de overkant van de berg het leven van de dieren gadeslaat. Het is net een kijkdoos: soms ziet hij heel weinig, dan weer heel veel en heel scherp. Het gaat in deze boeken om het fantaseren over wat er aan de overkant gebeurt. Door de ogen van Mario zien we afwisselend de werkelijkheid en dan weer zijn fantasiewereld, waarin hij dieren laat figureren. Els Pelgrom zegt tot deze dierenverhalen geïnspireerd te zijn door Hiels Holgerssons wonderbare reis van Selma Lagerlöf. Het aantrekkelijke vindt zij de eenduidigheid van dierenkarakters. Elk dier krijgt de aard die past bij zijn soort. ‘Mensen zitten veel ingewikkelder in elkaar.’
Fantasie en werkelijkheid spelen door elkaar heen in De straat waar niets gebeurt. De realiteit is weer helemaal terug in De eikelvreters. Het is een soort documentaire over het leven van een Spaanse jongen, al gaat het ook hier om de verbeelding van een historische werkelijkheid.
Els Pelgrom ontdekte, al schrijvende, dat fictie, verbeelding, indien goed geschreven, net zo werkelijk is als wat men in het dagelijkse leven werkelijkheid noemt. Haar verbeeldingskracht dankt ze aan een zesde zintuig. ‘Soms ben ik ervan overtuigd dat ik precies weet wat een ander denkt; dat ik dat woordelijk hoor. Ik geloof in bijna voortdurende telepathie, maar niet met iedereen. De personages praten in mijn hoofd, daar hoef ik niets voor te doen.’
De verbeeldingskracht en dat vermogen tot identificeren worden gevoed door haar scherpe observatievermogen en haar uitstekende geheugen voor mensen en situaties; ze kan zich hele gesprekken herinneren, maar ze kan ook andermans gedachten raden en voorspellen. Een belangrijk gevolg hiervan is dat haar verhalen steeds meer winnen aan sfeer. Dat zal ook te danken zijn aan het feit dat de plaats van handeling vanaf De olifantsberg is verschoven naar het zonnige zuiden, Italië en Spanje.
Niet alleen de thematiek en de aard van Els Pelgroms verhalen, maar ook haar schrijfwijze vertoont een geleidelijke ontwikkeling. Het bewerken van klassieke, enigszins breedsprakige kinderverhalen tot voor kinderen toegankelijker teksten en het schrijven van leesboekjes voor beginnende of moeilijk lezende lezers, volgens strikte richtlijnen van de educatieve uitgever, legden haar taalgebruik grote beperkingen op. Ze leerde met weinig en eenvoudige woorden toch een veelzeggend verhaal te schrijven.
| |
| |
In haar ‘eigen’ boeken is die invloed merkbaar in de verandering van haar stijl. Vanaf Drie Japies en Lady Africa en nog een paar schrijft ze steeds ‘zuiniger’, soberder, maar ze wint tegelijk aan zeggingskracht, dankzij haar oog voor detail en haar gevoel voor understatement. De kinderen van het Achtste Woud, De zwervers van de Zakopane, Drie Japies en Een handvol verhalen waren zeker niet erg spannend en ook niet altijd evenwichtig van opbouw. Aan compositie, spanningsopbouw en sfeertekening besteedt ze steeds meer aandacht. Over Lady Africa en nog een paar is ze voor het eerst tevreden. Ze vindt dat ze het vak steeds beter onder de knie krijgt. Dat is ze, zegt ze, aan haar ideeën verplicht. Die verdienen het zo goed mogelijk opgeschreven te worden. Ook door de critici wordt haar stijl steeds meer geprezen als helder en rijk aan beelden.
| |
De kinderen van het Achtste Woud
Dit verhaal gaat over de wijze waarop Noortje, een elfjarig meisje, ‘haar’ oorlog heeft beleefd en verwerkt. Het begint in de herfst van 1944 en eindigt in de lente van 1945, vlak na de bevrijding. Het is grotendeels gebaseerd op de jeugdervaringen van de schrijfster.
Nadat Noortje met haar vader uit Arnhem is geëvacueerd, hebben ze onderdak gekregen op een Veluwse boerderij. Daar huizen nog meer evacu'es en ook een onderduiker. Het stadsmeisje Noortje, moederloos en enig kind, geniet van het buitenleven en van de gezelligheid in het warme boerengezin, ondanks de armoede en het oorlogsgeweld.
Het dagelijks leven op de boerderij wordt herhaaldelijk onderbroken door gebeurtenissen die op Noortje veel indruk maken: in een schuilhut in het bos, ‘het Achtste Woud’, helpt ze bij de bevalling van een daar ondergedoken joodse vrouw; zij mag later voor de baby zorgen; het joodse echtpaar wordt door de Duitsers opgepakt; tot tweemaal toe krijgen ze inkwartiering van Duitse soldaten; het mongoolse dochtertje uit het boerengezin gaat dood. Ten slotte komt de bevrijding, maar die betekent voor Noortje nauwelijks vreugde: het kind waarvoor zij de verantwoordelijkheid droeg, wordt opgehaald door de familie van de ouders en bovendien moet ze de boerderij verlaten en verhuizen naar Amsterdam, waar ze weer naar school moet.
Het verhaal is vanuit de belevingswereld van een opgroeiend meisje, realistisch, voor kinderen herkenbaar en met gevoel verteld. De verhaalfiguren zijn levensecht; het boerenleven uit die tijd wordt gedetailleerd en nuchter beschreven.
De critici zijn het erover eens dat Els Pelgrom erin geslaagd is een oorlogsverhaal te schrijven zonder gemakkelijk effectbejag, valse senti-
| |
| |
Illustratie van The Tjong Khing uit Kleine Sofie en Lange Wapper
mentaliteit of opdringerig moralisme, hoewel ze veel gebeurtenissen beschrijft die daar alle aanleiding toe hadden kunnen geven. De beschrijving van het oorlogsgebeuren is niet sensationeel of overtrokken: de boer en zijn vrouw komen er niet uit naar voren als helden, maar als mensen die slechts hun christenplicht deden; de Duitse soldaten zijn menselijk getekend. Bovendien is het Els Pelgrom gelukt de verschillende motieven, zoals de hongerwinter, het boerenbedrijf, de oorlogsdreiging, het leven en het sterven van het mongooltje, de geboorte van een joodse baby, waarover steeds in afzonderlijke episoden wordt verteld, te integreren tot één verhaal.
| |
Kleine Sofie en Lange Wapper
Sofie ligt doodziek in bed. Tijdens de laatste nacht van haar leven heeft zij een koortsdroom, waarin Terror, haar kat, samen met Beer en haar lievelingspop Lange Wapper een toneelstuk opvoert, getiteld ‘Wat er in het leven te koop is’. Het publiek bestaat uit haar poppen en knuffeldieren. Ook Sofie eist een rol in het stuk op, want zij wil alles van het leven weten. Zij kent, evenmin als de andere spelers, het stuk en haar rol, maar al spelend reist ze door stad en land, ontmoet alle mogelijke mensen, raakt verzeild in de meest uiteenlopende situaties en ontdekt acterend hoe de wereld in elkaar zit; dat er aardige en akelige, arme en rijke, dappere en laffe mensen zijn; dat je je leven lang voor moeilijke keuzes wordt gesteld en dat de weegschaal van ‘voorspoed en geluk’ en ‘ellende’ altijd in evenwicht dient te blijven.
Als ze ternauwernood met haar vrienden is ontsnapt aan een woedende mensenmenigte en op een schip de wijk neemt naar volle zee, komt er door een hevige storm toch een einde aan haar reis. Haar toneeldood valt samen met haar ‘echte’ dood, maar het is een oneindig ver- | |
| |
haal, want vervolgens zet ze met haar vrienden haar reis voort, in gelukzalige omstandigheden.
De critici vonden het in meer dan één opzicht een fantastisch verhaal. Sommigen rekenden het zelfs al tot de klassieken, omdat het een verrassend nieuwe voortzetting is van een sprookjesachtige verhaaltraditie.
Opvallend is het grote verschil in waardering tussen volwassenen en kinderen. Kinderjuryleden zouden het, afgaande op het uiterlijk, niet kiezen. ‘Het lijkt wel een prentenboek.’ Zij vinden de vorm te kinderachtig en de inhoud te moeilijk, te abstract. De overgangen van de werkelijkheid naar de droomwereld zijn voor veel jonge lezers te abrupt en worden te weinig uitgelegd. ‘Dan is ze dood en dan weer niet. Daar snapte ik niks van.’ Volwassen critici genieten juist van de sprookjesachtige illustraties van The Tjong Khing. ‘Het is duidelijk geen boek met plaatjes; hier hebben tekenaar en schrijver elkaar geïnspireerd.’ Zij waarderen juist de subtiele verweving van droom en werkelijkheid. Zij herkennen onmiddellijk de symbolische betekenis van het verhaal, terwijl kinderen, op het concrete verhaalniveau lezend, in de problemen komen, omdat het verhaal niet lijkt te kloppen. ‘Sofie past toch niet in dat theatertje?!’
| |
De olifantsberg
De olifantsberg is een raamvertelling. Het raamwerk is het verhaal van Mario, die bij zijn grootouders in de bergen logeert. Op een avond ziet hij een olifant, maar zijn grootouders geloven hem niet.
Dan volgt het verhaal van de dieren op de olifantsberg. Over Pad, Marter, Zeugster, de Witte Kip en de anderen. Pas in het laatste hoofdstuk komt Mario terug in het verhaal, om de olifant van een dreigende ondergang te redden. Het gaat echter om het dierenverhaal. De dieren staan voor bepaalde menselijke eigenschappen. Door middel van deze personificaties geeft Els Pelgrom een sombere kijk op mensen.
Bijna allen denken eerst aan zichzelf en pas lang daarna aan anderen. Zij staren zich blind op hun eigen bezigheden. Alleen het kind Mario is in staat meer te zien dan zijn eigen kringetje.
Veel critici vonden de compositie van De olifantsberg ver achterblijven bij de karaktertekening van de dieren. Het verhaal vond men wat langdradig en spanningloos en de rol van het mensenkind Mario vonden sommigen onduidelijk en overbodig. Zij prezen de sfeertekening en de stijl, die herinneringen oproept aan Winnie-de-Poeh en De wind in de wilgen.
| |
Het onbegonnen feest
In Het onbegonnen feest wachten dezelfde dieren op de terugkeer van de olifant Hannibal. Dat Hannibal terug zal keren, baseren ze op een voor veler uitleg vat- | |
| |
baar kranteknipsel. Logica speelt voor hen echter geen rol; daarvoor is hun verlangen te groot. Dat wachten en verlangen is wat de dieren samenbindt en waar ook het verhaal zijn eenheid aan dankt. Zij storten zich, ieder op zijn eigen, karakteristieke wijze, op de voorbereidingen van het welkomstfeest, maar als Hannibals komst uitblijft, bekruipt hun hevige twijfel.
Het onbegonnen feest ondervond meer waardering dan De olifantsberg. De critici prezen de (Zuideuropese) sfeer en vonden de compositie geslaagder. Mario speelt nog steeds een rol, maar wordt minder als storend ervaren. De dialogen, over de zin van het leven, over vriendschap en verlangen, vond men ontroerend en de beschrijvingen van de dierenfiguren, elk herkenbaar als afspiegeling van menselijke trekjes, vond men humoristisch en sfeervol. Alleen over het, verrassende, slot waren de meningen verdeeld.
| |
De eikelvreters
Dit boek is gebaseerd op de verhalen die haar Spaanse levensgezel en andere Spaanse arbeiders Els Pelgrom verteld hebben. Het verhaal is de terugblik van een volwassen man op zijn jeugd in een dorpje in zuid-Spanje. De gevolgen van de burgeroorlog zijn nog overal zichtbaar. Armoede heerst alom. Santiago, bijgenaamd Curro, woont met zijn ouders, oma, broertjes en zusjes in een grot in een armoedig bergdorpje. Ze voeden zich onder andere met eikels, wat hun de scheldnaam ‘eikelvreters’ oplevert. In twaalf episoden wordt verteld hoe Curro zijn bijdrage levert in het dagelijkse gevecht met de honger; hoe hij al op zijn achtste jaar van school moet om te gaan werken als varkenshoeder, bouwvakker en handelaar in sinaasappelen en aardewerk. Over zijn (uitstekende) verstandhouding met zijn ouders en zijn oma, over haar dood, maar ook over de zigeunerfeesten, de liederen, de flamenco, de processies; gebeurtenissen die het leven de moeite waard maken.
Curro is zwijgzaam, maar slim en oplettend en hij heeft gevoel voor handel. Al werkend, handelend en rondreizend maakt hij heel wat schokkende avonturen mee en leert, net als Sofie, wat er in het leven te koop is. Tussen arm en rijk bestaat een onoverbrugbare kloof en de politie beschermt de belangen van de rijken met harde hand.
Opvallend is de toon waarop de verhalen verteld worden. Nergens vervalt de verteller in een klaagzang; integendeel, armoede was een dagelijks weerkerend, praktisch probleem, waarvoor telkens weer oplossingen bedacht moesten worden. Nergens ook woede over de wreedheid van het arbeidersbestaan, eerder verbazing en berusting. Het onrecht en het geweld dat de grotbewoners
| |
| |
wordt aangedaan door de machthebbers, met name door de steenrijke, maar corrupte vertegenwoordigers van de kerk, worden haarscherp maar zonder overdrijving verteld.
Dankzij haar inlevingsvermogen heeft de schrijfster van Curro een geloofwaardige figuur gemaakt; diens karakter ontwikkelt zich ook. Gaandeweg wordt de toon van zijn ik-verhaal wat grover en mannelijker, hier en daar ook opstandiger. Al lezend vergeet je dat Curro en zijn levensverhaal een verzinsel zijn, hoogstens samengesteld uit verschillende, echte personen en ware gebeurtenissen, zo authentiek komen hij en zijn verhaal over.
De critici waren vol lof, maar sommigen vreesden dat De eikelvreters net als Kleine Sofie en Lange Wapper, zijn doelgroep niet zou bereiken. Daarvoor waren titel en omslag te weinig uitnodigend en stelde de inhoud te hoge eisen aan de leeservaring en de interesse in andere levensomstandigheden.
| |
Waardering
Els Pelgrom is de eerste auteur aan wie, naast twee Zilveren Griffels, drie Gouden Griffels zijn toegekend. Daar staat tegenover dat zij bij de kinderjury's nog geen enkele maal in de prijzen is gevallen. Dat tekent de situatie waarin zij met haar werk verkeert. Volwassen critici en de jury's van de Griffels en de Libris Woutertje Pieterse Prijs prijzen het hoge literaire niveau terwijl de jeugdige lezers - op de beste en meest gemotiveerde lezers na - vaak moeite hebben haar werk te begrijpen en het daarom ongelezen laten.
Heel schrijnend kwam dit verschil in waardering aan het licht bij de bekroning van Kleine Sofie en Lange Wapper. Het werd door volwassen critici als Herman Kakebeeke en Joke Linders hogelijk geprezen: ‘... misschien wel de meest verdiende Griffel en Penseel uit de geschiedenis. Tegelijkertijd vonden veel kinderen het een uitgesproken moeilijk boek, veel te moeilijk zelfs.’ Zo vat Aukje Holtrop de discussie samen (De hele Bibelebontse berg, blz. 436).
Marleen Wijma constateert hetzelfde in haar kinderjuryverslag. Het verhaal stelt zulke hoge eisen dat de meeste jonge lezers zullen afhaken. ‘Aan de literaire en artistieke kwaliteit van Kleine Sofie en Lange Wapper twijfel ik niet. Gezien de waardering lijkt het echter eerder een verhaal voor volwassen jeugdboekcritici dan voor de bedoelde leeftijdsgroep’, luidt haar conclusie (En nu over jeugdliteratuur, 1985/4, blz. 143).
Net als Kleine Sofie en Lange Wapper wordt De eikelvreters uitgeroepen tot een klassieker. Joke Linders (Algemeen Dagblad, 11-1-1990) vergelijkt het met Alleen op de wereld en Levende bezems. Bregje Boonstra (NRC Handelsblad, 12-1-1990) met Afke's tiental.
| |
| |
Misschien liep de griffeljury van 1990 in haar rapport op een voortzetting van de discussie vooruit toen zij beweerde dat Els Pelgrom met De eikelvreters ‘opnieuw bewijst dat literatuur van het hoogste niveau toegankelijk kan zijn voor kinderen’. Op grond waarvan de jury dit bewezen acht, laat zij onvermeld.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Het geheimzinnig bos. Met illustraties van Addie Horn. Amsterdam, Ten Brink, 1962. |
De kinderen van het Achtste Woud. Met illustraties van Peter van Straaten. Amsterdam, Kosmos, 1977. |
De zwervers van Zakopane. Met illustraties van Ietje Rijnsburger. Amsterdam, Kosmos, 1978. |
Drie Japies. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Kosmos, 1980. |
Lady Africa en nog een paar. Een verhaal van angst en zorgen. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Kosmos, 1981. |
Het verloren paspoort. Met illustraties van Max Velthuijs. Amsterdam, Kosmos, 1982. |
Voor niks gaat de zon op. Met illustraties van Margriet Heymans. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Altijd anders. Met illustraties van Maaike Putman. Amsterdam, Meulenhoff Informatief, 1981. |
Een zak vol geld. Met illustraties van Margriet Heymans. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Een droom lijkt net echt. Met illustraties van Margriet Heymans. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Alles is nat. Met illustraties van A. Hohmann. Tilburg, Zwijsen, 1983. |
Kleine Sofie en Lange Wapper. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1984. |
Een brief van Markus Voet. Met illustraties van The Tjong Khing. Zutphen, Thieme, 1984. |
De olifantsberg. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1985. |
De straat waar niets gebeurt. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1986. |
Het onbegonnen feest. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1987. |
De man van hout. Met illustraties van Fred de Heij. Tilburg, Zwijsen, 1988. |
Pim en de poes. Met illustraties van Fred de Heij. Tilburg, Zwijsen, 1988. |
De eikelvreters. Met omslagillustratie van Peter van Poppel. Amsterdam, Querido, 1989. |
Daar zijn draken! Met illustraties van Magda van Tilburg. Tilburg, Zwijsen, 1992. |
De koe die van het leven hield. Met illustraties van Kees de Kiefte. Amsterdam, Querido, 1992. |
Ongeboren Roulf. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1992. |
Verhalenbundels, waarin verhalen van Els Pelgrom zijn opgenomen
|
De giechelewiebus. Met illustraties van Margriet Heymans. In: Een handvol verhalen. Samengesteld door Hans Bloemendal. Amsterdam, Kosmos, 1980. |
Ranch bestormen. In: De mallemolen. Samengesteld door Rindert Kromhout van der Meer. Haarlem, Holland, 1981. |
De terugkomst van Kwint. In: Zal ik je eens wat vertellen? Met illustraties van Cornelis Jetses e.a. Samengesteld door Gerda de Visser. Alphen aan de Rijn, Sijthof, 1981. |
De panda, de gorilla en Zina. Met illustraties van The Tjong Khing. In: Doe maar open. Nieuwe verhalen en gedichten voor kinderen. Amsterdam, Querido, 1984. |
Bewerkingen
|
Selma Lagerlof, Niels Holgersson 1. Met illustraties van B. Bouman. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1974. (De Wenteltrap) |
Selma Lagerlof, Niels Holgersson 2. Met illustraties van B. Bouman. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1974. (De Wenteltrap) |
| |
| |
Astrid Lindgren, Rasmus loopt weg. Met illustraties van Eric Palmquist. Groningen, Wolters-Noofdhoff, 1974. (De Wenteltrap) |
F. Hodgson Burnett, De geheime tuin. Met illustraties van Mance Post. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1974. (De Wenteltrap) |
R.L. Stevenson, Ontvoerd. Met illustraties van Alex de Wolf, Zutphen, Thieme, 1986. |
Over Els Pelgrom
|
Het kinderboek vanuit een andere hoek. Deel 3. Samengesteld door de Werkgroep kinderen jeugdlektuur. Den Haag, NBLC, 1979, blz. 55. |
Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, jaargang 4 (1980), nr. 5 (aanvullingen t/m 1990). |
R. Francissen, Zebraboeken 1; toelichting. Tilburg, Zwijsen, 1982, blz. 59-60. |
K. Eykman en A. Holtrop, Els Pelgrom en Henk Barnard over hun boeken. In: Vrij Nederland, 15-10-1983. (Interview) |
F. Braaksma en H. Verschuren, Schrijven met weinig woorden. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 10 (1983), nr. 5, blz. 180-181. (Interview) |
F. Braaksma, Goed voor hart en ziel. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 10 (1983), nr. 5, blz. 167. |
J. Linders, En nu lezen uit de B-kast. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 11 (1984), nr. 4, blz. 140. |
R. Kromhout, Niet naar de hemel. Een interview met Els Pelgrom en The Tjong Khing. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 11 (1984), nr. 4, blz. 128-130. |
H. Kakebeeke, Kleine Sofie en Lange Wapper. In: Leestekens, jaargang 5 (1984), december, blz. 29-30. |
M. Wijma, Sofie past toch niet in dat theatertje? Kinderen over ‘Kleine Sofie en Lange Wapper’. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 12 (1985), nr. 4, blz. 142-143. |
J. Linders-Nouwens, Els Pelgrom en The Tjong Khing zorgden voor gave harmonie. In: Haarlems Dagblad, 5-6-1985. |
J. Douwes, Kinderen zijn niet geholpen met fatalistische verhalen. In: Trouw, 2-10-1985. |
C. van Rijswoud, Levensschool voor ‘Kleine Sofie’ vol spannende avonturen. In: Nieuws van de dag, 8-11-1985. |
K. Verdonschot, Gouden Griffel en Penseel voor ‘gruwelijk meesterwerk’; ‘kinderwereld niet altijd gezellig’. In: De Nederlander, 4-10-1985. |
P. Groenewold, Als kinderen zelf een boek mogen bekronen. In: Margriet, 11-10-1985. |
R. de Schepper, Els Pelgrom. In: Jeugdboekengids, jaargang 28 (1986), nr. 4. |
J. Dohmen, Nederlanders bekroond in Göttingen. In: Boekblad 153 (1986), nr. 47, blz. 6. |
[Anoniem], Els Pelgrom: Die Kinder vom Achten Wald/De kinderen van het Achtste Woud. Tweetalige bespreking. Kontakt/Contact (1986), oktober, blz. 23. |
A. Holtrop, ‘Als kind had ik veel fantasiefiguren, de hele kamer vol.’ Gesprek met kinderboekenschrijfster Els Pelgrom. In: Even met de kont op reis. Amsterdam, Querido, 1987, blz. 148-150. |
A. Holtrop, Pad is helemaal Oblomov. In: Even met de kont op reis. Amsterdam, Querido, 1987, blz. 150-155. |
J. Linders-Nouwens, Goed gelezen uit de B-kast. In: Leesgoed, jaargang 14 (1987), nr. 1, blz. 35. |
M. Verbeek, Kleine Wapper en Lange Sofie. Wat weet de leraar Nederlands van jeugdliteratuur? In: Leesgoed, jaargang 14 (1987), nr. 6, blz. 231-232. |
H. Schoenmakers, Een schrijfster en de grens tussen fantasie en werkelijkheid: een analyse van het werk van Els Pelgrom. Nijmegen, KUN, 1988. |
H. Schaufelberger, Das Leben, wie es im Buch steht. In: Jugendbuchmagazin 38 (1988), nr. 2, blz. 63-67. (Over Kleine Sofie en Lange Wapper) |
M. Mommaerts, De straat waar niets gebeurt. In: Instappen en wegwezen: werken met boeken in de klas. Deel 3. Leuven, Den Haag, Infodok, 1989, blz. 65-67. |
A. de Vries, Wat heten goede kinderboeken? Opvattingen over kinderliteratuur in Neder- |
| |
| |
land sinds 1880. Amsterdam, Querido, 1989, blz. 261, 262. |
Th. Nissen, Monument voor het Andalusische volk. Een interview met Els Pelgrom. In: Leesgoed, jaargang 17 (1990), nr. 4, blz. 163-165. |
B. Haveman, De kluizenares van Sacromonte. In: De Volkskrant, 5-10-1990. (Interview) |
W. van der Pennen, Lezen over Els Pelgrom. Den Haag, NBLC, 1990. |
H. Bekkering e.a., De hele Bibelebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden. Amsterdam, Querido, 1990, blz. 341, 433, 434, 442, 454, 634. |
J. Linders, Eigen leven als uitgangspunt. In: Algemeen Dagblad, 11-10-1990. (Interview) |
33 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1993
|
|