| |
| |
| |
Svend Otto S.
door Noortje Geertsma-Van Gijs
Svend Otto Sørensen werd in 1916 geboren in de Deense hoofdstad Kopenhagen, als kind van een ongehuwde moeder. Tekenen was al vroeg zijn grootste liefhebberij en op school viel hij op door zijn talent. Toen hij op 15-jarige leeftijd van school kwam, vond hij met hulp van zijn klasseleraar een stageplaats op de tekenkamer van een grote kranten- en tijdschriftenuitgeverij in Kopenhagen. In 1935 ging hij naar de schilderschool van Bizzie Høyer, een soort vooropleiding voor de kunstacademie. Met een beurs van uitgeverij Gyldendal studeerde hij in 1938 aan de St. Martin School of Arts in Londen. Daarna tekende hij een tijd lang boekomslagen, affiches en jeugdfeuilletons. Zijn liefste wens was om boekillustrator te worden, maar hij vond aanvankelijk geen uitgever die geïnteresseerd was in zijn werk. In 1959 kreeg hij opdracht het kinderboek Hesten uden hoved (Het paard zonder hoofd) van Paul Berna te illustreren, wat een keerpunt in zijn loopbaan betekende. Hij werd een veel gevraagd illustrator. Toch moest hij nog tien jaar wachten voordat zijn eerste prentenboek, het sprookje Grantraeet (De denneboom) van Andersen, werd uitgegeven. Juist door zijn prentenboeken is hij zeer bekend geworden.
Tot de belangrijkste prijzen die Svend Otto S. voor zijn werk ontving behoren de Hans Christiaan Andersen-prijs in 1978 (voor Tim en Trijntje), de bib-plakette in 1979 en de Illustratorprijs van het Deense Ministerie van Cultuur in 1982 (voor zijn illustraties in de Deense uitgave van Het proces van Kafka).
| |
| |
Svend Otto S. is getrouwd en heeft drie dochters. Hij woont in Lejre, in de buurt van Kopenhagen.
| |
Werk
Naast een ontelbare hoeveelheid boekomslagen heeft Svend Otto S. ruim 250 boeken - zowel voor kinderen als volwassenen - geïllustreerd en ongeveer 40 prentenboeken gemaakt, waarvan 10 met eigen tekst. De door hemzelf geschreven prentenboeken gaan meestal over kinderen in andere landen en vinden hun inspiratiebron in de vele reizen die hij maakt. Zijn reizen naar Groenland, IJsland en de Faerøer vormden de aanleiding tot het maken van Milalik, de sledehond, Een geweldige dag en Een reuzevangst. Hoewel deze verhalen alledrie op de noordelijk gelegen eilanden spelen, weet Svend Otto S. de eigen sfeer van elk afzonderlijk eiland goed weer te geven. De grootsheid van de natuur komt duidelijk uit in zijn aquarellen. De tekst in deze boeken is rustig en zakelijk, maar de belevenissen van de hoofdpersonen zijn spectaculair. Ze verdwalen in de uitgestrekte natuur in de mist (Een geweldige dag), komen met hun slee op drijfijs terecht (Milalik, de sledehond) en vangen een kanjer van een vis (Een reuzevangst).
In China verbleef Svend Otto S. twee keer voor een periode van vijf weken en hij raakte zeer onder de indruk van dit land. Zijn eerste reis maakte hij na het lezen van een krantebericht over de overstroming van de Jangtsekiang. Hij bezocht het rampgebied en stond met name versteld van de behulpzaamheid en zelfopoffering die onder de mensen heerste. Vooral die sfeer wilde hij weergeven in Kinderen van de Jangtse. Zijn tweede China-reis resulteerde in Ling en de kleine duivels. Hierin vertelt hij over de Chinese revolutie van ruim vijftig jaar geleden en de rol die kinderen daarin speelden. Naast de tekst geven de illustraties in deze boeken veel informatie over het leven in China. Svend Otto S. wil de blik van zijn lezers verruimen door te tonen dat mensen op zeer verschillende wijzen kunnen leven. Ook vertelt hij graag over kinderen die de mogelijkheid krijgen zich nuttig te maken en iets te presteren. Hij is van mening dat kinderen veel meer kunnen dan volwassenen vaak denken. Ook in Lawinegevaar laat hij dat zien. In dit boek kunnen dankzij de hulp van twee jongens de slachtoffers van een lawineramp worden gered. Tim en Trijntje is - in tegenstelling tot zijn andere prentenboeken met eigen tekst - een fantasieverhaal. Dit trollenverhaal tekende Svend Otto S. al in 1946, tijdens een verblijf in Noorwegen, maar hij vond geen uitgever die het op de markt wilde brengen. Het boek verscheen pas in 1976 en werd in 1978 bekroond met de Hans Christiaan Andersen-prijs. Het verhaal gaat over een meisje dat samen
| |
| |
Illustratie uit Ling en de kleine duivels
met haar haan een heerlijke dag beleeft bij een zeer goedaardige trollen-familie. In Klein in de GROTE wereld verplaatst Svend Otto S. zich in de situatie van een peuter, voor wie de afmetingen in de grotemensenwereld behoorlijk lastig kunnen zijn. Maar over het algemeen schrijft hij zijn prentenboeken voor iets oudere kinderen. Hij zegt hen met zijn informatieve verhalen een goed alternatief voor de irreële wereld in stripverhalen te willen bieden.
Naast zijn eigen verhalen illustreert Svend Otto S. nog steeds werk van anderen. Hij ervaart het als verrijkend om met de tekst van een ander te werken. Hij heeft veel sprookjes van Andersen en Grimm geïllustreerd; in ons land zijn vooral zijn illustraties bij de sprookjes van Grimm bekend. Met Andersen voelt Svend Otto S. zich nauw verwant en hij slaagt erin in zijn illustraties de juiste sfeer - een mengeling van weemoed en humor - te treffen. In zijn Grimm-illustraties wil hij de vrolijke en schelmse kant van de sprookjes benadrukken.
Svend Otto S. noemt zichzelf een echte naturalist; alles wat hij tekent heeft hij eerder geobserveerd. Voor-
| |
| |
Illustratie uit Klein in de GROTE wereld
dat hij aan een opdracht begint, reist hij het liefst naar de plaats waar het bewuste verhaal zich afspeelt en wanneer hij historische verhalen illustreert, doet hij veel voorstudie in musea en bibliotheken. Voor het tekenen van kinderen brengt hij vele uren in schoolklassen door, zowel in Denemarken als in het buitenland. Hij heeft een voorliefde voor het tekenen van alles wat met het platteland te maken heeft: dieren, bomen en landschappen. In zijn landschappen weet hij de verschillende weersomstandigheden zeer echt weer te geven door veel te werken met grijstinten en onverwacht felle kleuren. Bij het illustreren bepaalt de sfeer van het desbetreffende verhaal de keuze van zijn materiaal: potlood, inkt of waterverf; boekomslagen en prentenboeken tekent hij doorgaans met waterverf, meestal gearceerd met potlood, of krijt.
Op zijn tekeningen zijn vaak kleine, humoristische details te vinden die soms tot doel hebben een beangstigende illustratie te verzachten. Hij zegt in een interview: ‘Als ik voor kinderen teken ga ik voorzichtig te werk, want je moet hen geen angst aanjagen. Een illustratie werkt indringender dan een tekst. Maar ik moet toegeven dat ik soms te voorzichtig ben, waardoor mijn illustraties te tam worden’
| |
Waardering
Internationaal wordt Svend Otto S. als een belangrijk illustrator beschouwd, wat bijvoorbeeld blijkt uit de toekenning van de Hans Christiaan Andersen-prijs in 1978. Zijn werk is vooral erg populair in Scandinavië en Duitsland. In Nederland wordt zijn werk niet onverdeeld enthousiast ontvangen. Zijn illustraties worden vaak zeer gewaardeerd en sfeervol en expressief genoemd, maar ze worden soms ook betiteld als chichématig. Truusje Vrooland-Löb schrijft in Leesgoed '87/2: ‘... De Kameleontische Svend Otto kan namelijk af en toe gewoon goed tekenen, maar mist gevoel voor compositie, waardoor de elementen dikwijls geen
| |
| |
samenhang (in de achtergrond) met elkaar vertonen.’ De Zweedse illustrator en recensent Ulf Löfgren daarentegen roemt juist Svend Otto S.' gevoel voor compositie (Opsis Kalopsis '87/1). Zijn prentenboeken over kinderen in andere landen worden doorgaans wel leerzaam geacht voor Nederlandse kinderen, maar sommige critici vinden de verhalen op zich ‘te simpel’ of zelfs ‘onnozel’.
| |
Bibliografie
In het Nederlands vertaalde prentenboeken met tekst en illustraties van Svend Otto S.
|
Tim og Trine (1976): Tim en Trijntje. Vertaald door Frank Visser. Zutphen, Thieme, 1986. |
Mads og Milalik (1979): Milalik, de sledehond. Vertaald door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1979. |
Helgis store dag (1980): Een geweldige dag. Vertaald door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1981. |
Kaempefisken (1981): Een reuzevangst. Vertaald door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1982. |
Børnene ved Yangtze Kiang (1982): Kinderen van de Jangtse. Vertaald door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1982. |
Barnets første år (1982) Hallo kleintje. Zutphen, Thieme, 1982. |
Ling og de små djaevle (1984): Ling en de kleine duivels. Vertaald door Heleen Kernkamp-Biegel. Zutphen, Thieme, 1987. |
Lavinen kommer! (1986): Lawinegevaar! Vertaald door L.M. Niskos. Rotterdam, Lenmiscaat, 1986. |
Lille i den STORE verden (1987): Klein in de GROTE wereld. Vertaald door Th. van Yperen. Zutphen, Thieme, 1988. |
Stormfloden (1988): De stormramp. Vertaald door Heleen Kernkamp-Biegel. Zutphen, Thieme, 1988. |
Keuze uit de in het Nederlands vertaalde kinderboeken met illustraties van Svend Otto S.
|
Hans Christiaan Andersen, Børnenes H.C. Andersen (1972): De beroemdste sprookjes van Andersen. Bewerkt door Th. Coppens. Amsterdam, Amsterdam Boek, 1975. |
Hans Christiaan Andersen, Den grimme aelling (1975): Het lelijke eendje. Bewerkt door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1975. |
Lennart Hellsing, Den underbara pumpan (1975): De reis van de luchtberen. Vertaald door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1976. |
Robert Fisker, Peter Pjusk fjalder ud af reden (1978): Pietje Pluis valt uit het nest. Vertaald door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1980. |
Laura Fitinghoff, Barnen ifrån Frostmofjållet (1907): De kinderen van de grote fjeld. Bewerkt door N. Basenau-Goemans. Amsterdam, Ploegsma, 1982. (17e druk.) |
Grimm, Assepoester en andere sprookjes van Grimm. Bewerkt door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1984. |
Astrid Lindgren, Spelar min lind sjunger min näktergal (1984): Speelt mijn linde zingt mijn nachtegaal. Vertaald door Rita Törnqvist-Verschuur. Amsterdam, Ploegsma, 1985. |
Aesopus, Storken og raeven (1985): De vos en de ooievaar. 20 fabels van Aesopus. Naverteld door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1985. |
Grimm, Mor Hulda (1987): Vrouw Holle. Bewerkt door Heleen Kernkamp-Biegel. Zutphen, Thieme, 1988. |
In het Fries vertaalde kinderboeken met tekst en/of illustraties van Svend Otto S.
|
Hans Christiaan Andersen, Børnenes H.C. Andersen (1972): Folksferhalen en mearkes. Vertaald door D.A. Tamminga. Leeuwarden, AFUK, 1984. |
P. Chr. Asbjørnsen en J. Moe, Pannekaken (1980): Pankoek op'e kletter. Vertaald door
|
| |
| |
Jant van der Weg-Laverman. Leeuwarden, AFUK, 1984. |
Børnene i Nordatlanten (1981): Noard-Atlantyske ferhalen. Bevat: Inuk en syn slidehûn, In wûnderlike dei en In grutte fisk. Vertaald door S.T. Hiemstra. Leeuwarden, AFUK, 1982. |
Jakob Grimm, De moaiste mearkes. Vertaald door J. Visser-Bakker. Leeuwarden, AFUK, 1983. |
Over Svend Otto S.
|
Jacob Gormsen, Svend Otto Sørensen. In: Lexikon der Kinder- und Jugendliteratur. Weinheim, Beltz Verlag, 1982. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 9, nr. 4. Den Haag, NBLC, 1985. |
Kerstin Auraldsson, Svend Otto S. In: De översätts för barn. Lund, Bibliotekstjänst, 1985. |
Bent Rasmussen, Svend Otto S. (Sørensen). In: 53 danske børnebogsforfattere. Kopenhagen, Gyldendal, 1986. |
Ulla Kofod-Olsen, ‘Det er så kønt, at jeg må tegne og male det.’ In: Børn & Bøger, jaargang 39 (1986), nr. 8. (blz. 31-37) (Interview). |
20 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1989
|
|