| |
| |
| |
B.E. van Osselen-Van Delden
door Conny Meijer
Mevrouw Van Osselen-Van Delden werd op 25 april 1847 als Bertha Elisabeth van Delden in Diepenheim geboren. Zij trouwde op vrij jonge leeftijd met de twintig jaar oudere Jean Corstianus van Osselen, burgemeester te Putten en later notaris te Nunspeet. Het echtpaar had vier kinderen, twee jongens en twee meisjes. Mevrouw Van Osselen begon pas met schrijven nadat haar kinderen niet meer thuis woonden. Haar man, die door een ernstige oogkwaal in zijn werk belemmerd werd, had er moeite mee dat zijn vrouw op deze manier wat bijverdiende. Toch was hun financiële positie niet erg gunstig. Nadat Van Osselen in 1896 overleed moest zijn vrouw hun huis in Nunspeet opgeven. Zij woonde enige tijd in Amsterdam en verhuisde later naar Apeldoorn, waar zij een pension voor jonge mensen leidde. Toen haar familie in 1924 de villa ‘Rozenhof’ in Heerde kocht, betrok de schrijfster samen met haar jongste dochter en schoonzoon deze woning. Zij overleed op 4 juni 1936 te Heerde.
| |
Werk
Mevr. Van Osselen-Van Delden, zoals zij op de door haar geschreven boeken wordt genoemd, schreef tussen 1890 en 1915 een negentiental leesboekjes voor kinderen, die gezien de regelmatig verschenen herdrukken, vrij populair waren. Drie boeken, Het jodinnetje van Elspeet, De schaapskooi op de Elspeeter hei en De Moore's zijn zelfs na de Tweede Wereldoorlog nog een keer in herdruk verschenen. Jammer genoeg vond de uitgever het toen noodzakelijk enige moderniseringen in de boeken aan te brengen.
Ook verschenen een aantal prentenboeken waarvan de tekst door me- | |
| |
vrouw Van Osselen werd verzorgd. Opvallend hierbij is, dat de illustrator van haar boeken niet genoemd wordt.
De schrijfster baseerde haar verhalen veelal op de werkelijkheid. In haar boeken, die grofweg in vier series zijn te verdelen, komen bepaalde personen telkens voor, waardoor tussen de series onderling verbindingslijnen zijn te trekken. Zij situeerde haar verhalen voornamelijk op de Veluwe, waardoor zij de gelegenheid had haar liefde voor bos en hei in haar boeken te verweven.
Haar eerste boek, Hansje Rozengaarde, verscheen in 1891. Het is het romantische verhaal van een moederloos meisje dat door haar vader, een kunstschilder die veel in het buitenland vertoeft, wordt toevertrouwd aan een oud vrouwtje dat op de hei woont. Hansje hoopt dat zij haar vader ooit weer zal zien. Als Hansje met de dochtertjes van de molenaar in de stad naar school gaat, maakt zij kennis met een deftig jong meisje dat ontdekt hoe mooi Hansje kan tekenen. In het huis van haar vriendin ontmoet zij haar net uit het buitenland teruggekeerde vader. In De schaapskooi op de Elspeeter hei is Hansje een schilderes, die met man en kinderen de vakantie in Elspeet komt doorbrengen. Baas Willem, haar tweede boek, is het belerende verhaal over een groepje kinderen dat, gestimuleerd door de oude baas Willem, leert om met plezier te werken en positief in het leven te staan. Na deze wat onnatuurlijke vertelsels, vol brave kinderen en onverwacht gunstige ontmoetingen, wordt haar verteltrant natuurlijker. Zij zoekt haar inspiratie wat dichter bij haar eigen werkelijkheid.
| |
De familie Dolijn
In een serie van vier boeken: De kleine Frits, Arthurs viool, 's Winters op Beukenwoud en De Familie Dolijn, vertelt de schrijfster over de belevenissen van de familie Dolijn, waarvoor zij het gezin van haar grootouders van moeders zijde, de familie Kerkhoven, als model heeft gebruikt. De familie Dolijn (van Dolin, de verfransing van Van Delden), woonde op een groot buiten: ‘Beukenwoud’. In ‘Beukenwoud’ is het buiten van de grootouders van de schrijfster te herkennen, het huis ‘Hunderen’ te Twello. Het grote gezin Dolijn leeft in goede harmonie, staat open voor het lief en leed van anderen en geniet enorm van de vrijheid die het buitenleven biedt. Er is veel contact met de familieleden uit Amsterdam, die geregeld op ‘Beukenwoud’ logeren. In Arthur's viool verschijnt het thema muziek in het werk van Van Osselen-Van Delden, een thema dat een steeds grotere plaats zal gaan innemen.
Niet alleen de belevenissen in en om ‘Hunderen’ vormen de inspiratiebron van de schrijfster. Het faillissement van grootvader Kerkhoven, die zijn kapitaal in een mislukte inpolde- | |
| |
ring had gestoken, is terug te vinden in De familie Dolijn. Dit boek is door het beschreven tijdsbeeld een van haar boeiendste boeken. Op ongedwongen wijze - zij wilde immers niet zoals tegenwoordige schrijvers soms doen, bewust een beeld van een voorbije tijd geven - vertelt zij over de paardetram, de verhuizing met paard en wagen, de huiselijke beslommeringen als wassen met een lampetkan, verlichten met een olielamp, de huisvesting van personeel, enzovoort. De kinderen Dolijn zijn erg onder de indruk van de gedwongen verhuizing naar Amsterdam en vrezen in het kleine bovenhuis niet gelukkig te kunnen zijn. De worsteling met de ongemakken en het uiteindelijk leren ervaren dat geluk voor een groot deel van binnenuit moet komen, doet eigentijds aan.
| |
De Moore's
In de zes boeken over de Moore's is het thema muziek heel nadrukkelijk aanwezig. In het boek dat aan deze serie voorafgaat, Het jodinnetje van Elspeet, het bekendste boek van de schrijfster, wordt Roosje gestolen door een stel landlopers, die het meisje voor geld willen laten zingen. Als Roosje uiteindelijk door haar tante is gevonden, mag zij van haar vader een zangstudie beginnen. Hij ziet in, dat Roosje met haar zangkunst velen gelukkig zal kunnen maken.
Het wel en wee van de Moore's speelt zich af in hetzelfde huis waar eerder de familie Dolijn woonde. Er zijn nogal wat overeenkomsten tussen de beide familieverhalen. Het taalgebruik is bij de Moore's moderner, de karaktertekening vlakker. Mevrouw Moore heeft de zorg voor enige extra huisgenootjes. Omdat bij de Moore's de vader is weggevallen, is de oudste zoon, Adam, degene waar het gezin op steunt. Onder zijn leiding worden regelmatig muziekavondjes gehouden en toneelstukjes ingestudeerd. Adam krijgt hierbij de hulp van Lilli Bantam. Dit meisje heeft een bijzondere plaats in de boeken van mevrouw Van Osselen. Ondanks haar handicap - Lilli zit in een rolstoel - is zij zo opgewekt en lief, dat iedereen wel van haar moet houden. Een gegeven dat in onder andere Corrie en de kabouters wordt uitgewerkt. Als de Moore's kennismaken met Lilli, heeft zij leren lopen. Zij kan prachtige verhalen verzinnen en heeft een mooie stem. De Moore's raken zeer aan haar gehecht.
| |
Waardering
Hoewel haar boeken vaak zijn herdrukt en tot na de Tweede Wereldoorlog veel gelezen zijn - Clare Lennart schrijft in haar boek De ogen van Roosje: ‘Ze heette Roosje, naar het teder beminde jodinnetje van Elspeet uit het boek van mevrouw Van Osselen-Van Delden’ - is er weinig over het werk van mevrouw Van Osselen-Van Delden geschreven. In Wormcruyt met Suyker wordt
| |
| |
zij omschreven als ‘de dames van Osselen-Van Delden’, waarbij slechts de titels van twee van haar boeken worden genoemd, die bovendien nog fout zijn aangehaald. In een artikel in Haagse Post (1977) betreurt Wim Hora Adema het, dat er zo weinig over de schrijfster is gepubliceerd. Zij wijst erop dat haar boeken juist zo boeiend zijn, omdat zij ons zo'n goed beeld geven van de gegoede, maar ook verarmde middenstand aan het eind van de vorige en het begin van deze eeuw.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Hansje Rozengaarde. Amsterdam, Allert de Lange, 1891. |
Baas Willem. Amsterdam, Allert de Lange, 1892. |
De kleine Frits. Amsterdam, Allert de Lange, 1894. |
Het jodinnetje van Elspeet. Amsterdam, Allert de Lange, 1895. |
Arthur's viool. Amsterdam, Allert de Lange, 1896. |
Frank en Paula. Amsterdam, Allert de Lange, 1897. |
Ik wil leeren het A.B.C. Amsterdam, Allert de Lange, 1897. |
Mijn liefste sprookjes. Amsterdam, Allert de Lange, 1897. |
Wie speelt er mee? Amsterdam, Allert de Lange, 1898. |
Corrie en de kabouters. Amsterdam, Allert de Lange, 1898. |
Lieve stoute dieren. Amsterdam, Allert de Lange, 1898. |
Twee vrinden. Amsterdam, Allert de Lange, 1899. |
's Winters op Beukenwoud. Amsterdam, Allert de Lange, 1899. |
De familie Dolijn. Amsterdam, Allert de Lange, 1900. |
Katjesspel. Amsterdam, H.J.W. Becht, 1902. |
Hondjes en poesjes. Amsterdam, H.J.W. Becht, 1902. |
Hans en Grietje. Amsterdam, H.J.W. Becht, 1902. |
Vertellingen en versjes. Amsterdam, Allert de Lange, 1903. |
Levend speelgoed. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1903. |
Oeltie in Engeland. Amsterdam, Veen, 1903. |
Meê op reis. Amsterdam, Allert de Lange, 1903. |
De familie Godard. Amsterdam, Allert de Lange, 1903. |
Nijenheuvel. Amsterdam, Allert de Lange, 1904. |
Voor mijn vriendjes en vriendinnetjes. Amsterdam, Allert de Lange, 1904. |
Broertjes en zusjes. Amsterdam, Allert de Lange, 1904. |
Grootmoeder en kleinzoon. Amsterdam, Allert de Lange, 1905. |
Hansje die luilekkerland gaat zoeken. Met illustraties van Gertrud Caspari. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1905. |
Eppien Toef. Met illustraties van Benjamin Rabier. Amsterdam, van Holkema en Warendorf, 1905. |
De schaapskooi op de Elspeeter heide. Amsterdam, Allert de Lange, 1906. |
De lotgevallen van Tijl Uilenspiegel. Met illustraties van George Delaw. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1906. |
Jan Cadet. Met illustraties van Benjamin Rabier. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1906. |
De Moore's. Amsterdam, Allert de Lange, 1907. |
Met Marie Hildebrandt, Bobo. Geschiedenis van een aap. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1907. |
De lastige ekster. Amsterdam, Allert de Lange, 1908. |
| |
| |
Het meisje uit Amerika. Amsterdam, Allert de Lange, 1909. |
Adam en Lilli. Amsterdam, Allert de Lange, 1912. |
Philip de schaapherder. Amsterdam, Allert de Lange, 1915. |
Over Mevr. Van Osselen-Van Delden
|
D.L. Daalder, Wormcruyt met Suycker. Amsterdam, Arbeiderspers, 1950. |
Wim Hora Adema, Het kinderboek als tijdsbeeld. In: Haagse Post, 28-5-1977. |
17 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1988
|
|