tants-christelijke levensovertuiging. Daarin wordt de almacht van God benadrukt tegenover het zondige in de mens. Ooms, die ontdekt werd door de letterkundige P.J. Risseeuw, schreef een vijftigtal boeken, waarvan twintig voor de jeugd. Zijn werk werd goed verkocht, mede omdat veel van zijn romans verschenen in populaire reeksen als de Spiegelserie en de vcl-serie. Een vaste uitgever had Ooms niet, hij publiceerde bij iedere uitgeverij die zijn werk wilde uitbrengen. Ooms schreef ook honderden verhalen in kranten en tijdschriften. Op veertienjarige leeftijd stuurde hij het jeugdverhaal ‘Zijn zwarte wereld’ naar het dagblad De Rotterdammer. Het werd gepubliceerd en hij ontving f 37,50 als honorarium.
Ooms' eerste kinderboek is De vechter, dat in 1941 verscheen bij uitgeverij A. Voorhoeve te Rotterdam. In dit verhaal probeert een molenaar zijn zoon te leren vechten tegen het kwaad, zoals de watermolen vecht tegen het water en de wind. Ooms kreeg kritiek op dit boek omdat hij de vader te hardvochtig liet optreden tegen de zoon.
In hetzelfde jaar bewerkte hij voor de jeugd onder de titel Storm over 't Sticht drie bekende negentiende-eeuwse boeken van H.J. van Lummel: De smidsgezel van Utrecht, De bijlhouwer van Utrecht en De hopmansvrouw van Utrecht. De verhalen spelen in de tijd van de reformatie en verschenen bij Bosch & Keuning te Baarn.
Het meisje met de kaarsjes (1947) is een verhaal voor de kleinste lezers. Het gaat over een jongen en een meisje die een geheim voor elkaar hebben. Een typisch kerstverhaal, met de Kerst komt alles in orde.
Riekje krijgt een sikje (1947) is een moraliserend verhaal waarin de kleine Riekje haar geitje, dat ze voor haar verjaardag heeft gekregen, afstaat aan een arm oud vrouwtje, van wie de geit is doodgegaan. Naastenliefde en ook dierenliefde zijn elementen die in het werk van Ooms voor de jeugd steeds terugkomen.
Zijn bekendste jeugdboeken zijn de op elkaar aansluitende verhalen Met paarden door de nacht (1947) en Zwarte Tinus, de verliezer (1948). Beide zijn bedoeld voor de wat oudere jeugd, vanaf ongeveer 12 jaar. De verhalen spelen in de Tweede Wereldoorlog op voor Ooms vertrouwd gebied: de Alblasserwaard. In beide boeken draait het om de plaatselijke verzetsgroep en een verrader, Zwarte Tinus. De verzetsgroep maakt in een grote actie de paarden van de bezetter buit. Ook andere daden van de groep worden op een spannende wijze beschreven. Mogelijk putte Ooms uit eigen ervaringen. Hij zat in Soest in het verzet en kreeg na de oorlog een onderscheiding van Generaal Dwight D. Eisenhower.
Ooms, die ook schilder en tekenaar was, vond illustraties in boeken voor volwassenen overbodig. In kinderboeken hoorden volgens hem