| |
| |
| |
J. Nowee
door Herman Tromp
Johannes Nowee werd op 17 juli 1901 geboren in Arnhem. Hij volgde de onderwijzersopleiding aan de Bisschoppelijke Kweekschool in Maastricht en werd hoofd van een lagere school voor jongens in Den Haag. Nowee kreeg in totaal veertien kinderen, waaronder zijn latere ‘opvolger’ Paul.
Naast de zorg voor dit grote gezin en de aandacht die zijn schoolwerk eiste zag Nowee kans met noeste ijver en de regelmaat van dagelijks na het eten drie kwartier schrijven, een indrukwekkende lijst van publikaties op zijn naam te brengen. Daaronder drie series leesboekjes. Zo schreef hij samen met G.A. van Oorschot de vijfdelige serie Voor hart en hoofd; een nieuwe serie voor de r.k. lagere school. Ook schreef hij samen met G.J. Rooijmans een leergang in de geschiedenis voor rooms-katholieke ulo-scholen en een driedelige serie historische vertellingen voor de rooms-katholieke lagere school.
Lichamelijk kon hij dit allemaal niet aan. Na het ondergaan van een longkankeroperatie overleed hij op 9 oktober 1958 aan een hartaanval, 57 jaar oud. Hij was toen halverwege het manuscript van het twintigste deel van de Arendsoog-serie.
| |
Werk
Nowee begon al jong met het schrijven van jongensboeken. Zijn vroegste werken dateren uit 1927 en heten De hoogste klas en Het drievoudig verbond. Een jaar later verschenen De geheimzinnige vliegmachine en Lotgevallen van een straatjongen. De produktie ging daarna in een minder hoog tempo door. In 1931 verscheen zijn eerste en enige meisjesboek: Blond Marieke.
In zijn vrije tijd assisteerde Nowee in de St. Vincentiusbibliotheek in Den Haag. Het viel hem daar op, dat veel jongens vroegen om cowboyboeken voor hun vaders. In een klassegesprek ontdekte hij dat zij die boeken in feite voor zichzelf vroegen. Toen hij daarna merkte dat er voor de jeugd geen geschikte indianen- of cowboywboeken waren, besloot hij ze zelf te gaan maken.
Met zijn eerste wild-west-verhaal stapte hij rond 1934 naar zijn uitgeverij De Spaarnestad in Haarlem. Het manuscript werd door de uitgever met de volgende argumentering geweigerd: ‘Voor kinderen voor den daarvoor bepaalden leeftijd lijkt me het verhaal niet geschikt. Ook komt het me voor, dat een tegenstander van Karl May's werken het opwindende
| |
| |
en verruwende van deze zou moeten missen en daarentegen een opvoedkundige strekking in katholieken geest diende te bezitten. U hebt er wel getracht op een enkel punt die tendens aan te brengen, maar het was mijns inziens beter geweest, dat ze onopzettelijk uit het verhaal voortkwam. Tegenover het knallen van zóóveel schoten heeft “de Geest” geen kans.’
Uitgeverij Malmberg in Den Bosch, die in die tijd wel meer series uitgaf, durfde het wel aan en bracht Arendsoog in 1935 uit. Het tweede deel (Witte Veder) verscheen in 1936. Daarna was het even stil, want het derde deel (Het raadsel van de Mosquitovallei) werd pas in 1949 gepubliceerd. De reden van deze ‘vertraging’ was dat de boeken, door de omstandigheden voor, tijdens en vlak na de oorlog niet echt succesvol waren. Daar kwam pas verandering in toen de twee eerste Arendsoog-boeken in hoorspelvorm door de kro werden uitgezonden, spoedig gevolgd door de bewerking van het nieuwe derde deel. Die hoorspelen sloegen aan. Het gevolg was dat de vraag naar de Arendsoog-boeken enorm toenam. Die belangstelling bleek van blijvende aard.
In vlot tempo verschenen daarna nieuwe delen. Vanaf het achtste in 1953 tot en met het laatste door hem voltooide negentiende deel in 1958 zelfs in een frequentie van twee afleveringen per jaar.
Ze werden in grote aantallen gekocht en heel veel gelezen. Vooral in katholieke milieus. Arendsoog wordt door velen dan ook gezien als de katholieke versie van Old Shatterhand.
Het succes van de Arendsoog-serie is onder andere te danken aan de formule met de twee elkaar aanvullende helden (Arendsoog beschikt over een uitstekend gezichtsvermogen en Witte Veder kan ontzettend goed horen), die de aanvankelijk vooral katholieke jeugd maximale identificatiemogelijkheden biedt. Zo wordt bij het optreden van pater Boyle in deel 2 herhaaldelijk gerefereerd aan de exclusieve kennis van roomse lezers.
Dat het geloof een belangrijke rol speelt blijkt ook uit het volgende: als pater Boyle in datzelfde tweede deel dood gaat, zegt Witte Veder op zijn bekende wijze tegen hem: ‘Gij weggaan naar schone hemel. Maar Witte Veder u willen volgen, later. Wet van prairiën niets zijn, als Witte Veder vergelijken gaan. Witte Veder christen willen worden.’ Deze en andere verhaalgebeurtenissen waren volgens Kees Fens opvoedkundig bedoeld en werden ook als zodanig begrepen. ‘Het feit dat je èn cowboy èn katholiek kon zijn, heeft indertijd veel jongens door de moeilijke tijd heen geholpen.’
Na het vierde deel, waarin padre O'Brien een eminente rol speelt, wordt het katholieke element steeds minder. Wat blijft is de positieve le- | |
| |
venshouding van Arendsoog, die zijn lezers voorleeft dat het goede altijd het kwade zal overwinnen. ‘Ik zal mijn leven in dienst stellen van de mensheid’ had de toen negentienjarige Bob Stanhope, alias Arendsoog al in het eerste deel gezegd. Hij doet dat op een nette manier. Zijn wapen gebruikt hij alleen om de schurk zijn pistool uit de handen te schieten. Zo gaat Bob op zoek naar de boef Moulders, de moordenaar van zijn vader. Tijdens de spannende achtervolging struikelt Moulders' paard over een stapel stenen die het graf van een door hem gedode indiaan bedekken. De schurk valt en sterft. Arendsoog hoeft zelf niets te doen; zijn image van nette jongen staat dat ook niet toe. Hij bereidt de ontknoping wel zo ver voor, dat het voor het noodlot nog maar een koud kunstje is.
De verhaalfiguur van Arendsoog is van het begin af aan schematisch uitgewerkt. Hij is een door en door keurige jongen, altijd lief voor zijn moeder en aardig voor zijn zusje Ann. Hij is in zijn hoedanigheid van deputy (hulpsheriff) van Mining-Valley degene die orde en rust wil handhaven en veedieven, bankovervallers en ander schurken wil opsporen. De gedachte aan wraak op de moordenaar van zijn vader komt maar heel even bij hem op, maar wordt hem door pater Boyle meteen uit het hoofd gepraat. Arendsoog is de voorbeeldige, navolgenswaardige held.
De reeks neemt al snel duidelijke seriekenmerken aan. Zo wordt in de verschillende delen herhaaldelijk verwezen naar namen en personen uit voorafgaande delen. Zo'n drempelverlagende service wordt door onervaren lezers zeer gewaardeerd: meteen op de eerste bladzijde bevinden zij zich op vertrouwd terrein en in bekend, boeiend en stimulerend gezelschap.
Dat de verhalen in een vreemde omgeving en in een andere tijd spelen vermindert de aantrekkelijkheid niet. De plaats- en tijdsaanduidingen zijn namelijk uiterst summier. Alle avonturen spelen in Arizona en omgeving, zo rond 1870, vlak na de Amerikaanse burgeroorlog.
Nowee heeft Amerika nooit zelf bezocht en veel informatie over de streek geeft hij trouwens ook niet. Wetenswaardigheden worden nooit organisch met de tekst verweven, maar altijd in de dialoog verwerkt. Die krijgt daardoor soms de allure van een encyclopedische monoloog.
Ongetwijfeld heeft J. Nowee de intentie gehad maar een beperkt aantal Arendsogen te schrijven. In het tweede deel is zijn hoofdpersoon al drie jaar ouder en dus 22 en in het begin van het vierde deel wordt gezegd dat het na de beschreven gebeurtenissen in Witte Veder (deel 2) ‘enkele jaren rustig was gebleven’. In dat tempo doorgaande zou Bob Stanhope in deel 20 al de vut-leeftijd hebben be- | |
| |
reikt. Nowee heeft in de latere delen daarom expliciete tijdsaanduidingen zoveel mogelijk vermeden. Arendsoog kreeg daardoor volgens Fens ‘die onbepaalde leeftijd waarop het nog net niet merkwaardig is dat hij niet getrouwd is’.
Dat de verhalen aan het eind van de vorige eeuw spelen komt eigenlijk alleen tot uiting in afwezigheid van moderne communicatie- en vervoermiddelen. Opvallend daarbij is dat in de taal nogal eens anachronismen voorkomen. Zo wordt de al eerder genoemde padre O'Brien door één van de schurkachtige cowboys bij herhaling ‘hemelpiloot’ genoemd.
Na verloop van tijd ging J. Nowee ook weer andere boeken schrijven. In 1955 verschenen Het complot en Bert en Bob als detectives. Het laatste is een spannend in Nederland spelend jongensboek. De twee hoofdpersonen ontmaskeren erin een bende valsemunters. Het complot speelt in het gefingeerde vorstendom Belveria, dat ergens in de Balkan zou moeten liggen. Na het overlijden van koning Karel VI wordt onder leiding van de premier een communistische staatsgreep voorbereid. Twee Nederlandse jongens raken verwikkeld in het komplot. Na veel vuurwerk, spannende achtervolgingen per auto en hersenspoelingen weten zij in samenwerking met een Engelse geheim agent een en ander te klaren.
| |
Arendsoog in de knel
Arendsoog in de knel is het vierde deel van de serie. Het verhaal begint mediis in rebus en van de lezer wordt verwacht dat hij zich meteen op bekend terrein voelt. Op de eerste bladzijde wordt door middel van een drietal voetnoten verwezen naar plaatsen, omstandigheden en personen uit de drie voorafgaande delen.
De schrijver heeft maar een paar bladzijden nodig om de situatie uiteen te zetten. De buurman van Bob Stanhope heeft een aantal ongure individuen in dienst genomen, die de
Illustratie van Studio Teles uit Arendsoog in de knel
| |
| |
boel in Mining-Valley op stelten zetten. Als Arendsoog zich daarmee in zijn functie van hulpsheriff gaat bemoeien zit hij binnen de kortste keren tot over zijn oren in de moeilijkheden. Buurman Stanley Grove heeft er alle belang bij dat de streek rond de S(tanhope)-ranch in een kwaad daglicht komt te staan, want dan zal de aan te leggen spoorlijn naar een ander tracé uitwijken. En juist daar is Grove bezig op slinkse wijze de boerderijen van arme boeren op te kopen.
Na veel tegenwerking - zo wordt eerst Witte Veder ontvoerd en later Arendsoog gevangen genomen, maar beiden worden na ingrijpen van Bobs zusje Ann bevrijd - lukt het hun in samenwerking met pater O'Brien de klus te klaren. De boeren houden hun boerderij en de schurken worden opgesloten.
Het plot van het verhaal is tamelijk eenvoudig en de schrijver maakt nauwelijks gebruik van literaire middelen om zijn verhaal wat meer spanning te geven. Dat het desondanks spannend is komt eigenlijk alleen door het optreden van de auctoriale verteller die door zijn ingrijpen de lezer dwingt partij te kiezen voor Arendsoog.
Het boek heeft door de persoon van pater O'Brien een katholiek tintje. De spanning van het verhaal wordt daarvoor bewust onderbroken. Zo mag hij uitgebreid gaan vertellen hoe deze ex-cowboy tot het geloof is gekomen en weet hij één van de grootste schurken op het eind van het boek te bekeren.
De omslag van J. Huizinga en de illustraties van Studio Teles doen ook duidelijk gedateerd aan.
| |
Waardering
J. Nowee had met zijn Arendsoog-serie buitengewoon veel succes, maar oogstte geen waardering. Zijn zoon Paul heeft in een interview gezegd dat ‘de bilbiothecaressen het bloed van mijn vader wel konden drinken’. Wat hem door hen verweten wordt is dat zijn boeken slordig geschreven zijn en vol fouten zitten, dat de personen geen psychologische diepgang hebben, dat het taalgebruik clichématig is, dat geen informatie gegeven wordt over indianen en dat de geschiedenissen te gewelddadig zijn. De meest positieve besprekingen van het sinds 1952 opererende Bureau Boek en Jeugd komen niet verder dan ‘Hoogstens niet af te raden’.
Dezelfde kritiek komt naar voren in de besprekingen in dag- en weekbladen, waarbij opvalt dat de katholieke bladen als De Maasbode en De Limburger milder in hun oordeel zijn. De negatieve kritiek beperkt zich niet tot Arendsoog. Naar aanleiding van Het complot schreef Elseviers weekblad in 1955 bijvoorbeeld: ‘Op jeugdlectuur die gepeperd moet worden met griezelige auto-ongelukken en schietpartijen behoeft niemand gebrand te zijn.’
| |
| |
Collega-schrijvers negeerden hem. Tijdens een boekenmarkt in de Amsterdamse Bijenkorf, waar schrijvers hun eigen boeken mochten verkopen, bleek Nowee de meeste te hebben verkocht. Toen dat tijdens het afsluitende diner werd bekend gemaakt viel er bij de (jaloerse?) collega's een ijzige stilte.
Opbouwende kritiek heeft J. Nowee eigenlijk alleen gehad van het idil, de katholieke informatiedienst voor lectuur. De meeste besprekingen van deze dienst reppen over ‘een spannend boek’ of ‘vlot verteld met levendige dialogen’. Soms gaan ze dieper in op het katholieke element zoals in de bespreking van het vijftiende deel: Arendsoog in geheime dienst. Daarin staat onder andere: ‘een christelijk-humanistische habitus zou gerust sterker mogen spreken in Nowees hoofdfiguren. Elke gezonde jongen die nog iets geeft om een ochtend- en avondgebed, om een kruisteken voor en na de maaltijd, zou het als normaal beschouwen wanneer de katholieke Arendsoog en de bekeerling Witte Veder een minimum aan uiterlijk christendom, onopvallend - althans niet gechargeerd - lieten blijken.’
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Het drievoudig verbond. Haarlem, De Spaarnested, 1927. |
De hoogste klas. Haarlem, De Spaarnestad, 1927. |
De geheimzinnige vliegmachine. Haarlem, De Spaarnestad, 1928. |
Lotgevallen van een straatjongen. Haarlem, De Spaarnestad, 1928. |
Jan van den majoor. Haarlem, De Spaarnestad, 1929. |
Blond Marieke. Haarlem, De Spaarnestad, 1929. |
De schat van Zambesia. Haarlem, De Spaarnestad, 1932. |
Zes jongens in een kamp. Haarlem, De Spaarnestad, 1933. |
Vacantie-genoegens in een jongenskamp. Haarlem, De Spaarnestad, 1934. |
Arendsoog (Arendsoogserie nr. 1). Den Bosch, Malmberg, 1935. |
Witte Veder (Arendsoogserie nr. 2). Den Bosch, Malmberg, 1936. |
Huize Hoogland. Amsterdam, R.K. Boekcentrale, 1937. |
Een jongen vermist. Den Bosch, Malmberg, 1937. |
De cowboy-detective. Den Bosch, Malmberg, 1940. |
Dromeland. Meppel, H. ten Brink, 1943. |
Het raadsel van de Mosquitovallei (Arendsoogserie nr. 3). Den Bosch, Malmberg, 1949. |
Arendsoog in de knel (Arendsoogserie nr. 4). Den Bosch, Malmberg, 1950. |
Bob en zijn speelgoed, Meppel, H. ten Brink, 1950. |
De bende van de blauwe bergen (Arendsoogserie nr. 5). Den Bosch, Malmberg, 1951. |
Om de juwelen van Zambesia. Den Bosch, Malmberg, 1951. |
Arendsoog knapt het op (Arendsoogserie nr. 6). Den Bosch, Malmberg, 1952. |
Arendsoog en de verdwenen rivier (Arendsoogserie nr. 7). Den Bosch, Malmberg, 1952). |
Het spookt op de spoorbaan! (Arendsoogserie nr. 8). Den Bosch, Malmberg, 1953). |
Arendsoog grijpt in (Arendsoogserie nr. 9). Den Bosch, Malmberg, 1953. |
Pas op, Arendsoog! (Arendsoogserie nr. 10). Den Bosch, Malmberg, 1954. |
| |
| |
Het wonderlijk avontuur. Meppel, H. ten Brink, 1954. |
De smokkelaars van de Rio Malo (Arendsoogserie nr. 11). Den Bosch, Malmberg, 1954. |
Bert en Bob als detectives. Meppel, H. ten Brink, 1955. |
Het complot. Utrecht, De Lanteern, 1955. |
De geest van de Eenzame Wolf (Arendsoogserie nr. 12). Den Bosch, Malmberg, 1955. |
Texax-Arendsoog (Arendsoogserie nr. 13). Den Bosch, Malmberg, 1955. |
Het testament van Tobi Thomson (Arendsoogserie nr. 14). Den Bosch, Malmberg, 1956. |
Arendsoog en de geheime dienst (Arendsoogserie nr. 15). Den Bosch, Malmberg, 1956. |
De sheriff van Peluda. Amsterdam, De Kern, 1956. |
Het veeland in gevaar! (Arendsoogserie nr. 16). Den Bosch, Malmberg, 1957. |
Opsiand in Suavidado. Amsterdam, De Kern, 1957. |
Het geheim van Bad Man's hut (Arendsoogserie nr. 17). Den Bosch, Malmberg, 1957. |
De gemaskerde ruiter (Arendsoogserie nr. 18). Den Bosch, Malmberg, 1958. |
De jacht op de grijze hengst (Arendsoogserie nr. 19). Den Bosch, Malmberg, 1958. |
Arendsoog en de goudkoorts (Arendsoogserie nr. 20). Den Bosch, Malmberg, 1959. (Afgemaakt door P. Nowee) |
Over J. Nowee
|
I. Agasi, Arendsoog door schrijver's zoon in leven gehouden. In: Mens en Boek, oktober 1963. |
K. Fens, Arendsoog nr. 2.000.000. In: De Tijd, 12-12-67. Ook verschenen in: Openbare Bibliotheek, jaargang 11 (1968), nr. 2. |
J. Kunkeler, Arendsoog ‘het frietje voor de jeugd’. In: De Tijd, 15-10-76. |
H.H.J. van As, Arendsoog en Witte Veder al een halve eeuw jong. In: Reformatorisch dagblad, 19-11-85. |
J. Jansen, Die ouwe, trouwe Arendsoog. In: Algemeen Dagblad, 23-11-85. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, jaargang 3 (1979), nr. 18. Den Haag, NBLC. |
21 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1989
|
|