| |
| |
| |
K. Norel
door Marleen Wijma
Klaas Norel werd op 9 november 1899 te Harlingen geboren. Zijn vader stierf jong en Klaas moest op veertienjarige leeftijd de ULO verlaten om als kantoorbediende het gezin mede te onderhouden. Na de militaire dienst werd hij in 1920 journalist bij De Vrije Westfries in Enkhuizen en later bij De Standaard.
In 1933 werden zijn eerste korte verhalen gepubliceerd in het Christelijk Weekblad De Spiegel. Op aanraden van P.J. Risseeuw schreef hij zijn eerste jongensboek, Land in zicht (1935). Daarna, voor volwassenen, Het getij verloopt (1937). Beide boeken gingen over de drooglegging van de Zuiderzee en waren direct een vrij groot succes.
In 1940 was hij de eerste Nederlandse journalist die door de Duitse bezetters gevangen werd genomen vanwege zijn anti-Duitse gezindheid. Na tien maanden kwam hij vrij. Hij weigerde echter lid te worden van de Kultuurkamer en moest onderduiken. Hij werd journalist voor het illegale dagblad Trouw. Na de bevrijding werd hij chef binnenland bij deze krant.
In 1946 besloot hij zijn journalistieke werk te stoppen om zich volledig aan het schrijverschap te kunnen geven. Meer dan honderddertig titels kwamen op zijn naam, waarbij met name zijn boeken over de zee en het leven op het water en zijn boeken over de Tweede Wereldoorlog grote bekendheid genoten.
Norel was getrouwd met Jante de Vries en had vier kinderen. In 1971 kwam hij bij een auto-ongeluk in Baarn om het leven.
| |
Werk
K. Norel is met name populair geworden als schrijver van spannende jongensboeken (10 jaar en ouder). Zijn eerste boek, Land in zicht,
| |
| |
was meteen een groot succes. Volgens criticus R. Baccarne ‘omdat er toen al in stak, wat veel contemporaine jeugdboekjes misten en wat Norel altijd als een gave heeft bezeten: spanning, avontuur en beschrijving van een wereld waar jongens (geen meisjes!) van toen alleen van konden dromen: leven op het water. Interessante informatie in een spannend verhaal geïntegreerd was toen zeldzaam.’
K. Norel is bij uitstek een verteller. Daarmee voldoet hij aan wat hijzelf beschouwde als de belangrijkste eis die je aan een kinderboek moet stellen, namelijk: ‘Ze moeten vertèllen. Er moet actie in zijn. Aan veel beschouwing zijn kinderen nog niet toe. Ik geef aan kinderen graag wat mee, zonder ze te beleren. Spelenderwijs moet dat gaan. Als “helden” van een boek zie ik graag frisse, gezonde (geestelijk gezonde) jongens en meisjes, géén brave Hendrikken en zoete Maria's, en ook geen stoere knapen; ze mogen best hun zorgen en gebreken hebben. Maar de lezers mogen wel eens een beetje op hun tenen staan om zich aan hun “helden” op te trekken.’
Zijn verhalen worden gedomineerd door zijn liefde voor het water, voor de gewone mensen en voor het grote werk dat zij in alle eenvoud doen, voor het vaderland, voor de vaderlandse geschiedenis en voor het protestants-christelijke geloof. Het is een veilige wereld vol beloften voor godsvruchtige, ondernemende jongelui. Zij binden de strijd aan tegen de elementen, tegen de slechten en de areligieuzen. De beproeving is soms zwaar en langdurig, maar de overwinning staat vast en de held zal zich daarvoor niet op de borst slaan, maar God op zijn knieën danken.
Zijn verhalen voor de jongsten (7 tot 9-jarigen), verschenen als zondagsschoolboekjes, tonen die wereld in het klein. De jonge hoofdpersoon ligt heerlijk warm in zijn kooi. ‘Moeder was in de roef. En vader stond aan het roer. En nog een andere Vader stond aan het roer.’
Norel beschrijft altijd een mannenwereld. Moeders, meisjes en kleine zusjes doen alleen op de achtergrond mee. De wereld van spanning en avontuur is de wereld van jongens en mannen. De verantwoordelijkheid berust bij hen. Soms zelfs op de kleine schouders van een jongen van nog maar tien. ‘Moeder was er..., o, moeder was heel lief en zorgzaam. Maar moeder was een vrouw. Moeder was ook bang, had hij gister al gemerkt. Hij was een jongen. Hij moest over moeder waken en over Geertje en Henk. Hij moest nu in plaats van vader staan.’ (In kruiend ijs (1950)).
In zijn verhalen verwerkt Norel vaak veel informatie, met name over de binnenscheepvaart, de visserij en de grote vaart. Daarover was hij bijzonder goed geïnformeerd. Hij heeft vele reizen op allerlei soorten schepen meegemaakt, die hem stof leverden voor verhalen als Bij de marine (1956), S.o.s.! Wij komen! (1954) en Van Dog-
| |
| |
gersbank tot Barentszee (1954). Grote bekendheid kreeg hij ook door zijn boeken over baggerwerkzaamheden: Mannen van Sliedrecht (1950), Baggerjongens (1958) en door zijn boeken over de watersnoodramp in 1953, bijvoorbeeld Ik worstel en kom boven.
Van zijn verhalen over de Tweede Wereldoorlog is Engelandvaarders welhaast een klassiek jeugdboek geworden.
Zijn historische verhalen zijn geschreven vanuit een christelijk-nationalistische visie, bijvoorbeeld De Geuzenschool (1963) en Janmaats en Sinjeuren (1941). Ze zijn over het algemeen goed gedocumenteerd, maar bij nauwkeurige analyse blijken niet alle feiten te kloppen. De monnik van Wittenberg (1967) is een verhaal over Maarten Luther. Norel schreef het ter gelegenheid van de 450ste herdenkingsdag van het begin van de Reformatie. Recensent R.G.P. Visser (NBLC) toont aan dat omwille van het mooie verhaal hier en daar de fantasie voor historische onjuistheden heeft gezorgd. Uit dit verhaal blijkt ook dat het protestants-christelijke geloof van Norel niet erg dogmatisch was. Hij eindigt het verhaal namelijk met de wens dat de katholieken en de protestanten weer ‘gaan streven naar hervorming zonder breuk, door dichter bij het Woord van God te leven’. Het Gereformeerd Gezinsblad reageert hierop met: ‘Jammer, dit vergif in de staart. Hier kiest Norel voor de valse oecumene. We kunnen het niet anders zien.’
Zijn verhalen voor volwassenen zijn niet wezenlijk anders dan zijn verhalen voor de jeugd. Hier zijn mannen in plaats van jongens de hoofdpersonen, de werkelijkheid is iets harder. Maar ook hier blijft het gaan om spanning en avontuur en blijft de karaktertekening zwak.
De enige ontwikkeling die in Norels werk is te constateren, is dat hij iets meer aandacht gaat geven aan de karaktertekening van de hoofdpersoon, hetgeen vaak eerder vertragend dan verdiepend werkt, zoals bijvoorbeeld in Ruurd Westra (1971), een verhaal over de moeilijkheden die een schippersgezin aan het begin van de twintigste eeuw moet overwinnen. Ruurd komt in conflict met zijn vader omdat deze laatste weigert zijn tjalk te moderniseren. Vader overlijdt plotseling. Ruurd is dan wel zo goed om de plaats van zijn vader in te nemen.
De grote kracht en verdienste van K. Norel is de wijze waarop hij de ouderwetse jongensdroom gestalte heeft gegeven.
| |
Engelandvaarders
Al in 1942 schreef Norel een boek over de oorlog, Vogelvrij. Hij leefde in de veronderstelling dat het einde van de oorlog nabij was. Het boek kreeg echter nog twee vervolgdelen voor het zover was. De trilogie verscheen onder de titel Engelandvaarders.
Vogelvrij verhaalt hoe de jonge Urker Evert Gnodde niet wil bukken onder het slavenjuk van de Duitse
| |
| |
bezetters. Als christen en als vurig vaderlander probeert hij hen zoveel mogelijk dwars te zitten. Nadat hij ternauwernood aan een razzia is ontsnapt, moet hij onderduiken. Om de mogelijkheid te krijgen om naar Engeland te vluchten, besluit Evert samen met een vriend dienst te nemen bij de Duitse marine. Zijn vader verstoot hem hierom, maar zijn meisje blijft in hem geloven. De vluchtpoging is beschreven als een spannend avontuur. Een N.S.B.-er wordt uitgeschakeld, een dominee wordt uit de strafgevangenis bevrijd en aan boord gebracht, de bemanning krijgt slaappoeders, de geweren worden overboord gegooid, de Hollandse driekleur wordt gehesen en de Engelse kust doemt op.
De handeling staat in dit verhaal voorop. De aanzet tot de daden van de hoofdpersonen is de liefde tot het vaderland en de haat tegen de Duitsers. Deze vaderlandsliefde is voor alle manlijke personen het laatste en beslissende criterium voor hun handelen. Levensbeschouwing (de vriend van Evert is socialist geweest) en liefdesrelaties zijn hieraan ondergeschikt. De jongens en mannen zijn, als het op daden aankomt, stoer en vastberaden. Twijfels en buien van moedeloosheid zijn voor de vrije tijd.
Norel heeft dit boek in zijn onderduikerstijd geschreven. Zelf vond hij de sfeer van oorlog en bezetting goed getroffen. Het boek bezit nog steeds een grote populariteit bij jong en oud. De duidelijkheid en de zekerheid die dit boek uitstraalt, is echter eerder wensvervullend dan reëel.
| |
Bibliografie
Boeken van Norel
|
(Omdat tussen zijn jongensboeken en verhalen voor volwassenen weinig onderscheid is te maken, volgt hier een integrale lijst) |
|
Land in zicht. Nijkerk, Callenbach, 1935. |
Hobbema-State. Nijkerk, Callenbach, 1936. |
Twee ankers. Nijkerk, Callenbach, 1936. |
Het getij verloopt. Nijkerk, Callenbach, 1937. |
De grote goeveneur. Nijkerk, Callenbach, 1937. |
Aan dood water. Nijkerk, Callenbach, 1938. |
Jongens op de Geuzenvloot. Nijkerk, Callenbach, 1938. |
Rondom het land van morgen. Wageningen, Zomer en Keuning, 1938. |
Pioniers in Zuiderzeeland. Nijkerk, Callenbach, 1939. |
Regenten. Amsterdam, De Standaard, 1939. |
Tocht met de ijsvlet. Delft, Meinema, 1939. |
Tijs Proost, de stuurman. Nijkerk, Callenbach, 1939. |
Dispereert niet! Leiden, Sijthoff, 1941. |
Drie op een schots. Delft, Meinema, 1941. |
Janmaats en Sinjeuren. Leiden, Sijthoff, 1941. |
Anthonie van Diemen. Wageningen, Zomer en Keuning, 1942. |
De eenhoorn. Wageningen. Zomer en Keuning, 1942. |
Wietse wou wat anders. Nijkerk, Callenbach, 1945. |
Engelandvaarders. Amsterdam, Elsevier, 29e druk 1976, eerste druk 1946; waarin opgenomen: Vogelvrij, Vuur en vlam (ook wel Strijders) en Verzet en victorie. |
Geuzen. Leiden, Sijthoff, 1946. |
De haringstad. Ver. Oud-Enkhuizen, 1946. |
| |
| |
O 16. Nijkerk, Callenbach, 1946 (5e druk 1977). |
Opstand in Holland. Leiden, Sijthoff, 1946. |
Doctor Frans. Wageningen, Zomer en Keuning, 1947. |
Oranjeklanten. Leiden, Sijthoff, 1947. |
Pieter onder de piraten. Nijkerk, Callenbach, 1947. |
Oranje boven. Nijkerk, Callenbach, 1948. |
Scheepsmaat Woeltje. Amsterdam, Deltos Elsevier, 11e druk 1974, 1e druk 1948. |
Vrijheidsstrijders. Leiden, Sijthoff, 1948. |
Kees Moddergeus. Nijkerk, Callenbach, 1949. |
Waar vrijheid eeuwen stond. Wageningen, Zomer en Keuning, 1949. |
De Europeaan. Nijkerk, Callenbach, 1950. |
In kruiend ijs. Nijkerk, Callenbach, 1950. |
Mannen van Sliedrecht. Nijkerk, Callenbach, 1950. |
Te land en te water. Amsterdam, Het Wereldvenster, 1950. |
Coasters varen uit. Meppel, Roelofs van Goor, 1951. |
Schipper Wessels. Amsterdam, Deltos Elsevier, 11e druk 1974, 1e druk 1951. |
Stuurman Aart. Amsterdam, Deltos Elsevier, 11e druk 1974, 1e druk 1951. |
Hollanders in Canada. Meppel, Roelofs van Goor, 1952. |
Jan en Janneke in Canada. Nijkerk, Callenbach, 1952. |
Houen, jongens! Nijkerk, Callenbach, 1953. |
Ik worstel en kom boven. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, herdr. 1977, 1e druk 1953. |
Pionier in het wilde westen. Meppel, Roelofs van Goor, 1953. |
Vrouwvolk aan boord. Nijkerk, Callenbach, 1953. |
Aaltje zoekt de herders. Nijkerk, Callenbach, 1954. |
Het bruidspaar. Nijkerk, Callenbach, 1954. |
Het Pinksterkamp der zeeverkenners. Nijkerk, Callenbach, 1954. |
S.O.S.! Wij komen! Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1954. |
Van Doggersbank tot Barentszee. Amsterdam, Deltos Elsevier, 3e druk 1971, 1e druk 1954. (Trilogie van de scheepvaart deel 1). |
Die kwajongens! Nijkerk, Callenbach, 1955. |
Op de grote vaart. Amsterdam, Deltos Elsevier, 2e druk 1971, 1e druk 1955. (Trilogie van de scheepvaart deel 2). |
Sleepboot Jonge Jan. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1955. |
De vrouw Alberdien. Nijkerk, Callenbach, 1955. |
De tirannie verdrijven. Samen met L.D. Terlaak-Poot, Wageningen, Zomer en Keuning, 1955. |
Bestevaer. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1956. |
Bij de marine. Amsterdam, Deltos Elsevier, 2e druk 1971, 1e druk 1956. (Trilogie van de scheepvaart, deel 3). |
Hertevoet en Zilveroog. Nijkerk, Callenbach, 1956. |
Vakantie in Palestina. Nijkerk, Callenbach, 1956. |
Behouden teelt. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1957. |
Hans en Grietje op de Rijn. Nijkerk, Callenbach, 1957. |
Linekes tocht naar de zingende klokken. Nijkerk, Callenbach, 1957. |
Loods aan boord. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1957. |
Vervult de aarde. Nijkerk, Callenbach, 1957. |
Vier zonnekinderen. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1957. |
Zwerver op het wad. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1957. |
Baggerjongens. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1958. |
Van dieredomdeine. Nijkerk, Callenbach, 1958. |
Vliegende Hollanders. Amersfoort, Roelofs van Goor 1958. |
Cor en Corry in het hoge noorden. Nijkerk, Callenbach, 1959. |
| |
| |
Doorbraak in de Delta. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1959. |
Jan Haring op de geuzenvloot. Nijkerk, Callenbach, 1959. |
Piloot Jan Staal. Meppel, Roelofs van Goor, 1959. |
Zon en schaduw. Samen met A. Uijterlinde, deel 1-4, Groningen, Wolters, 1959. |
De bakens verzet. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1960. |
De brug. Amsterdam, Ten Have, 1960. |
Janneke en Juno. Nijkerk, Callenbach, 1960. |
Klazien. Nijkerk, Callenbach, 1960. |
De leeuw van Rorá. Nijkerk, Callenbach, 1960. |
Stille nacht. Nijkerk, Callenbach, 1960. |
Vanglijn over. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1960. |
Anneke en rooie Kees. Nijkerk, Callenbach, 1961. |
Marijke op het eiland. Nijkerk, Callenbach, 1961. |
Ons koninklijk gezin uit en thuis. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1961. |
Varen en vechten, deel 1: Eerste wacht: de duisternis in; deel 2: Hondenwacht: in het stikkedonker; deel 3: Dagwacht: naar het licht. Amsterdam, Elsevier, 12e druk 1978, 1e druk 1961. |
Dieren zoals ze zijn. Samen met A. Grimme, deel 1, Groningen, Wolters, 1961. |
Blauwe boten in de branding. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1962. |
Friendships vliegen. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1962. |
De Geuzenschool Baarn, Bosch en Keuning, 1963. |
't Is Oranje, 't blijft Oranje. Nijkerk, Callenbach, 1963. |
Marijkes kerstvakantie. Nijkerk, Callenbach, 1963. |
Vliegers in het vuur. deel 1: Met de rug tegen de muur; deel 2: Trillende evenaar; deel 3: Voorwaarts. Amsterdam, Elsevier 7e druk 1969, 1e druk 1963. |
Voor de mast. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1963. |
Blanke Flip en zwarte Fanny. Nijkerk, Callenbach, 1964. |
In de branding. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1964. |
Op zee en onder roodhuiden en negers. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1964. |
De kruisvlag geplant. Nijkerk, Callenbach, 1965. |
Mannen en dijken. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1965. |
Prinsessen vinden partners. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1965. |
Het huwelijk van onze kroonprinses. Groningen, Dijkstra's Uitgeversm., 1966. |
De Noordhollanders. Leiden, Sijthoff, 1966. |
Politie te water. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1966. |
In de buik van de walvis. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1967. |
De monnik van Wittenberg. Nijkerk, Callenbach, 1967. |
Pim, Ineke en hun hondje. Nijkerk, Callenbach, 1967. |
Zarco de zeevaarder. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1967. |
Vuur onder de golven. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1968. |
Wantij. De stroom keert. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1968. |
Proefexamens voor het verkeersdiploma. Samen met Th. Blom en Tj. Hukema Groningen, Dijkstra's Uitgeversmij., 1968. |
Landing op de maan. Samen met G. van Wageningen en J. ter Haar, Groningen, Dijkstra's Uitgeversmij., 1969. |
Jij leeft in vrijheid. Groningen, Dijkstra's Uitgeversmij., 1970. |
Karin de zeehond. Nijkerk, Callebach, 1970. |
Krojoto's wonderbare reis. Nijkerk, Callenbach, 1970. |
Prinsen en prinsessen. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1970. |
Secretaris op de vloot van Houtman. Amsterdam, Deltos Elsevier, 1970. |
| |
| |
Spion of pionier. Amsterdam, Deltos Elsevier, 1970. |
Water, wind en vuur. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1970. |
Harm Watergeus. Nijkerk, Callenbach, 1971. |
Het kopstuk Hilbert. Zwolle, La Rivière en Voorhoeve, 1971. |
Ruurd Westra. Amsterdam, Deltos Elsevier, 1971. |
Waterrotten. Nijkerk, Callenbach, 1971. |
Jeroen en Koosje. Nijkerk, Callenbach, 1973. |
Over K. Norel
|
De schrijver K. Norel en zijn werk. Uitgeverij Roelofs van Goor, mei 1966. |
F. Daalder en I. Daalder-Schripsema, Van Wormcruyt met suycker tot jeugdliteratuur. Purmerend, Muusses, 1973, blz. 197-198 en 37-38. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken. Knipselkrant. Den Haag, NBLC, jaargang 3 (1979), nr. 11. |
R. Baccarne, Klaas Norel. In: Jeugdboekengids 23 (1981), nr. 7. |
10 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1986
|
|