| |
| |
| |
Per Nilsson
door Wilma van der Pennen
Foto: Uitgeverij Lemniscaat
Per Håkan Stefan Nilsson is geboren op 13 februari 1954 in Malmö, Zweden. Na zijn studie wiskunde, gevolgd door een studie muziek, werkte hij bijna twintig jaar als muziekleraar op een middelbare school. Samen met zijn vrouw Åsa heeft hij vier kinderen.
Nilsson debuteerde in 1986 met Mellan vakna och somna (‘Tussen waken en slapen’). In 1999 besloot hij zich fulltime op het schrijven toe te leggen. Hij publiceert kinderen jeugdboeken, jongerenromans en romans voor volwassenen. Voor Hannah med H, de verfilming uit 2003 van Ett annat sätt att vara ung (Anders dan jij) schreef hij zelf het scenario.
In 1999 ontving Nilsson voor De geur van melisse een Zilveren Zoen. Het verhaal was eerder al bekroond met de prestigieuze Duitse Jeugdliteratuurprijs en de Nils Holgerssonprijs (beide 1997). Voor zijn gehele oeuvre mocht Nilsson in 1999 de Astrid Lindgrenprijs in ontvangst nemen. In 2006 kreeg hij de Augustprijs voor Svenne, en (o)möjlig berättelse (Ik ben geen racist). Eerder was hij al een aantal malen genomineerd voor deze belangrijke prijs van de vereniging van Zweedse uitgeverijen.
| |
Werk
Een groot deel van Nilssons werk valt onder de adolescentenliteratuur, bestemd voor lezers tussen vijftien en twintig jaar. Nilsson vindt dat een prettige leeftijdsgroep omdat hij dan zijn taal niet hoeft aan te passen en kan schrijven over elk onderwerp. In een interview zegt hij daarover: ‘Ik kan de thema's aansnijden die ik wil, ik kan de taal gebruiken die ik nodig acht. En ik kan vrijuit discussiëren over de onderwerpen waar ik zelf veel over nadenk’ (de Volkskrant).
| |
| |
De hoofdpersonen in zijn verhalen voor jongeren staan op de drempel van de volwassenheid en proberen door zelfanalyse te ontdekken wie ze zijn en wat ze willen met hun leven. Ze merken dat hun idealen nogal eens botsen met de nuchtere, harde realiteit. Centraal in Nilssons verhalen staan maatschappelijke problemen als racisme en milieu, en persoonlijke problemen als liefdesverdriet en pesten.
Nilsson is gaan schrijven omdat hij zijn kinderen graag wilde vertellen over zijn jeugd. Zijn eerste boeken zijn dan ook deels autobiografisch. Nils Persson, de elfjarige hoofdpersoon in deze verhalen, die niet in het Nederlands zijn vertaald, keert terug in de later verschenen jongerenroman Jij, jij en jij. Hij onderbreekt daarin af en toe het verhaal en richt zich rechtstreeks tot de personages.
De auteur mengt zich vaker in zijn verhalen, onder zijn eigen naam of onder een naam die daar op lijkt. Zo is hij te herkennen in de leraar Per Nosslin in Anders dan jij. En in Ik ben geen racist figureert een man die zich voorstelt als Per Nilsson en aan de hoofdpersoon de gewetensvraag stelt of diens versie van het gebeuren geloofwaardig is.
De auteur laat de hoofdpersonen hun verhaal vaak achteraf vertellen en gebruikt graag een verteller die nadrukkelijk aanwezig is; hij spreekt de lezer dan rechtstreeks aan met ‘jij’. In Ik ben geen racist is de toegesproken ‘jij’ een allochtoon meisje dat de hoofdpersoon confronteerde met de gevolgen van zijn daden. De ‘jij’ in De terugkeer van Melisse is het zoontje dat geboren is uit een kortstondige liefdesverhouding van de hoofdpersoon met de moeder van de baby.
Nilsson besteedt veel aandacht aan de constructie van het verhaal. Een aantal keren maakt de auteur gebruik van een raamwerk, zoals in Het lied van de raaf, waarin de hoofdpersoon David aan zijn vrienden vertelt wat hij tot dan toe heeft meegemaakt. Daarna ontstaat een tweede raamwerk: op een mooie zomeravond, op een bankje in Kopenhagen, vertelt David de rest van het verhaal. Nilsson zelf noemt het creëren van een raamwerk ‘one of my favourite tricks’.
Nilssons manier van schrijven is filmisch. Een aantal verhalen is opgedeeld in korte scènes, die als het ware teruggedraaid of juist snel vooruit gespoeld kunnen worden. In een interview zegt de auteur daarover: ‘Die manier van vertellen geeft me als schrijver een grote vrijheid. Het lijkt bovendien sterk op de manier waarop mensen elkaar verhalen vertellen. Ze liegen, slaan dingen over, dikken de mooie scènes aan’ (de Volkskrant).
In datzelfde interview merkt hij op dat hij bewust geen toegankelijke verhalen wil schrijven en dat de lezers niet alles hoeven te begrijpen. Wel hoopt hij dat ze aan het denken wor- | |
| |
den gezet door de levensvragen die hij in zijn verhalen aan de orde stelt. Voor Nilsson is daarbij de duidelijk aanwezige verteller een manier om vragen te stellen die de lezer nieuwsgierig maken. Kenmerkend voor zijn verhalen is dat hij geen kant-en-klare oplossingen geeft: vaak biedt hij zijn protagonisten verschillende oplossingen aan voor hun problemen of schetst hij meerdere scenario's voor de verdere loop van de gebeurtenissen. Ook dat kan de lezer tot mee- en nadenken aanzetten.
Nilssons eerste in het Nederlands vertaalde boek, Het lied van de raaf, gaat over indoctrinatie. Kort nadat een schoolvriend van de veertienjarige David Johansson zelfmoord heeft gepleegd na het bijwonen van een lezing van een milieudeskundige, probeert zijn vriendin Ritva zichzelf van het leven te beroven. Ook zij komt tot die daad na het bijwonen van een lezing, gehouden door dezelfde persoon, iemand die scholen afreist met informatie over de milieuproblematiek en die een uiterst negatief beeld van de toekomst schetst. David en Ritva komen in contact met de man, die zichzelf ‘de raaf’ noemt. Het lukt hem bijna David de dood in te drijven, maar op het laatste moment beseft de jongen dat het leven de moeite waard is.
De hoofdpersoon in Ik ben geen racist, de zeventienjarige Svenne, raakt net als David uit Het lied van de raaf, geïndoctrineerd. Hij komt onder invloed van de fanatieke leider van Partij Rechtvaardig Zweden, die de naam Nils Dackeman als schuilnaam gebruikt. Svenne is tijdens een weekend in Stockholm zonder reden neergestoken door een allochtone jongen. Kort daarna biedt Dackeman hem een baan aan als tuinman en ‘partijsecretaris’. Wat dat laatste precies inhoudt, wordt pas duidelijk als de zaak volledig uit de hand is gelopen. Svenne is dan naar een tuinhuisje gevlucht, de rechtse partij van Dackeman heeft op dat moment heel Zweden op z'n kop gezet. Svennes verhaal wordt zo nu en dan onderbroken door citaten uit documenten die hij in Dackemans laptop aantreft, op zoek naar materiaal waarmee zijn ‘onschuld’ bewezen kan worden. Want Svenne heeft moeite om onder ogen te zien wat zijn rol in het proces is geweest; hij voelt zich vooral misbruikt, slachtoffer van manipulatie. Ik ben geen racist heeft een open einde, waaraan de schrijver zes mogelijke scenario's voor het verdere verloop heeft toegevoegd. De auteur legt in zijn verhaal nadrukkelijk een verband met de opkomst van Pim Fortuyn in Nederland.
Het zoeken naar de identiteit vormt een terugkerend thema in Nilssons verhalen. Jij, jij en jij heeft drie hoofdpersonen: de twaalfjarige Anon, de zeventienjarige Zarah en de twintigjarige Nils. Alle drie zijn ze op zoek naar hun identiteit, naar de zin van het leven en naar hun plaats
| |
| |
Omslag Jij, jij en jij
in de maatschappij. Aanvankelijk staan de belevenissen van de drie jongeren los van elkaar. Na verloop van tijd komt het tot ontmoetingen en raken hun levens verstrengeld. Alle drie hebben ze problemen en ze proberen daar een oplossing voor te vinden. Nils is bang voor de dood en voor de volwassenheid. Zarah heeft relatieproblemen: ze is zo aantrekkelijk dat iedereen verliefd op haar wordt. Anon leeft in een eigen wereld die hem het zicht op de werkelijkheid ontneemt. Aan het eind van het verhaal ontdekken de drie dat zij, ondanks hun verschillende achtergronden, veel met elkaar gemeen hebben: ze moeten hun angstdromen overwinnen en die zien in te passen in de realiteit. Door onderlinge gesprekken valt er een last van hun schouders en slagen ze erin de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien. In korte tijd zijn ze sterk veranderd: ze zijn volwassener, evenwichtiger geworden.
Anders-zijn vormt de rode draad in Anders dan jij, waarin de auteur vertelt over de achttienjarige Hannah, voor wie in een half jaar tijd het leven ingrijpend verandert onder invloed van drie mannen. Tegelijk is het een verhaal over het schrijven van het verhaal. Twee mannen, Eldin en Andreas, zullen elkaar in een donkere straat tegenkomen. Eén van hen zal sterven. Voordat de lezer te weten komt hoe dit afloopt, breekt Hannah de beschrijving af: ‘We moeten teruggaan, we moeten een begin vinden.’ In een café ontmoette Hannah Per Nosslin, een oudere leraar, met wie ze goed kan praten. Via hem komt ze in contact met Milena, de kleine zus van Eldin, een vluchteling uit Sarajevo. Eldin raakt verliefd op Hannah, maar dat is niet wederzijds. Hannah is verliefd op Andreas, een skinhead die zich inzet tegen allerlei onrecht in de wereld. Het verhaal lijkt fataal af te lopen wanneer Andreas op een avond de flat van Hannah verlaat. Eldin is naar hem op zoek, met een mes in zijn broekzak, nadat hij een telefoontje heeft gekregen met de mededeling dat zijn zusje Milena bedreigd is door een skinhead. Hij denkt dat Andreas
| |
| |
de bewuste skinhead is. Andreas heeft toevallig ook een mes op zak. Zo staan ze met getrokken messen tegenover elkaar. Uiteindelijk weet Per Nosslin een drama te voorkomen. Hij blijkt de regisseur en schrijver te zijn van het verhaal dat de lezer in handen heeft. Per Nosslin manipuleert Hannah en de andere personages. Wanneer Hannah dit ontdekt, herinnert ze zich twee boeken gelezen te hebben van de schrijver Per Nilsson: De geur van melisse en Jij, jij en jij. Ze veronderstelt dat de bedenker van het verhaal waarin zij meespeelt, een pseudoniem is van de schrijver Per Nilsson.
De jeugdromans 15 en 17 gaan over hetzelfde personage, Jonatan. In 17 ligt Jonatan met een alcoholvergiftiging in het ziekenhuis. Zijn vader Göran, die hij elf jaar niet heeft gezien, vertelt hem over zijn eigen jeugd en over de ontmoeting met en latere scheiding van Jonatans moeder Karin. Dan verschijnt Josefine ten tonele, Jonatans vriendin. In haar aanwezigheid vertelt Göran verder. Later krijgt Josefine van Karin een heel andere versie te horen van wat er in het verleden gebeurd is. Het verhaal biedt een filmisch verslag van het leven van Göran, met name van de periode dat hijzelf 17 jaar was. Onduidelijk blijft of het beeld dat hij schetst, klopt met de werkelijkheid.
In het vervolg, 15, vertelt Jonatan aan Josefine wat er twee jaar eerder met hem gebeurde. Hij voelde zich een buitenstaander, onzeker, en op school weinig geliefd. Hij werd gepest, maar probeerde dat te ontkennen. Deze ontboezemingen zijn vrijwel zonder interpunctie en in korte zinnetjes verwoord. De teksten worden afgewisseld door een fantasieverhaal van Jonatan, waarin hij ‘de Zonneprins’ is, een echte held die samen met zijn maatje Tommy Lee de vreselijke Fin (de pestkop uit de werkelijkheid) probeert uit te schakelen. Dit verhaal is in een ander lettertype gedrukt en heeft veel weg van een goedkope detective. Jonatan vlucht daarmee weg van een gebeurtenis waarmee hij niet goed uit de voeten kan: hij was getuige van een aanranding. Bij die gelegenheid trad Jonatan moedig op, wat hij moest bekopen met een kaakslag. Het slachtoffer, klasgenootje Milla, pleegde zelfmoord. Deze beide verhalen worden aangevuld met Jonatans commentaar op het moment dat hij zijn verhaal aan Josefine vertelt.
Samen met Katarina Kieri schreef Nilsson de jongerenroman In deze boom, waarin de wegen van twee eenzame jongeren elkaar kruisen. Ze hebben weinig raakvlakken en ook in de loop van het verhaal ontstaan die niet. In beide levens komt wel een verandering, door Siri's harde confrontatie met haar aan drank verslaafde vader en doordat Jakob met zijn moeder praat over het verleden. Ze zijn elkaar wel opgevallen en refereren aan elkaar als ‘dwaaljongen’
| |
| |
en ‘vogelmeisje’. Het verhaal wordt afwisselend vanuit beide jongeren verteld: door Siri in de ik-vorm (tekst van Kieri) en vanuit Jakob in de hij-vorm, geschreven door Nilsson. Vogels, met name kauwen, vormen een belangrijk motief, zoals vaker in verhalen van Nilsson.
Op een morgen stond ze daar is het eerste deel in een serie, waarvan in Zweden inmiddels vijf delen zijn verschenen. Centraal staat de ongeveer 13-jarige Tum-Tum, kind van gescheiden ouders. Op een dag ontmoet hij een meisje dat zichzelf Extra noemt. Aanvankelijk lijkt niemand anders dan hij haar te kunnen waarnemen. Maar als ze een paar dagen later bij hem in de klas komt te zitten, is Tum-Tum juist de enige die door haar volkomen wordt genegeerd. Tum-Tum raakt daardoor verward, maar tegelijk is de aantrekkingskracht die het meisje op hem heeft, groot. Hij beseft dat Extra bijzondere gaven heeft en schakelt haar in om een doodzieke baby te genezen. En dat lukt. Aan het slot geeft Extra haar identiteit prijs: ze is een engel.
In Nederland verschenen slechts twee van Nilssons boeken voor jongere kinderen in vertaling, gebundeld en met als titel Ik ben op Milena. In het eerste verhaal vertelt de wat tobberige, tienjarige David over zijn verliefdheid op Milena. Hij heeft het veel te druk om zijn hond uit te laten, omdat hij steeds aan Milena moet denken en mogelijkheden zoekt om haar aandacht te vangen. Helaas lukt dat niet. Dus laat David op zaterdag zelf de hond uit en komt zo in contact met Milena. Het verhaal sluit af met een gedichtje, dat is opgebouwd uit (varianten van) de poëtische zinnetjes waarmee elk hoofdstuk eindigde. In het tweede verhaal maakt David zich zorgen: klasgenoot Oskar ‘denkt anders’; hij heeft het syndroom van Asperger en David vraagt zich af of hijzelf ook niet anders is dan de andere kinderen. Milena maakt hem duidelijk dat dat inderdaad zo is, maar dat anderszijn niet erg is. David besluit: ‘Ik dacht: waarom heb ik me eigenlijk ongerust gemaakt? Het doet er niet toe dat ik niet net als anderen ben.’ In Zweden verschenen nog twee delen over David en Milena, die niet in het Nederlands zijn vertaald. De vier oorspronkelijke verhalen zijn geïllustreerd door Pija Lindenbaum. De Nederlandstalige uitgave heeft illustraties van Helen van Vliet.
| |
De geur van melisse
De niet bij naam genoemde, zestienjarige hoofdpersoon kijkt terug op het afgelopen jaar, toen hij zijn eerste verliefdheid beleefde. Het verhaal begint met een opsomming van een aantal gebeurtenissen, waarvan de samenhang niet duidelijk is; het eindigt met bijna dezelfde opsomming. De lezer weet dan inmiddels de gebeurtenissen te plaatsen.
Het verhaal speelt zich af in de ka-
| |
| |
Omslag De geur van melisse
mer van de jongen. Op zijn bureau liggen voorwerpen die te maken hebben met Ann-Katrin, ofwel ‘Melisse’, het meisje op wie hij verliefd is: een buskaart, een ansichtkaart, een Duits grammaticaboek, een pakje condooms, een in elkaar gerold laken, een zakje met zaad van de citroenmelisse. Een voor een pakt de jongen de voorwerpen op en vernietigt ze. Zo ontrolt zich, in de vorm van terugblikken, zijn liefdegeschiedenis met Ann-Katrin. Al snel wordt duidelijk dat het uit is tussen de twee en dat de jongen het daar erg moeilijk mee heeft. Ann-Katrin had beloofd hem die avond te bellen. Aan het eind van het verhaal gaat inderdaad de telefoon, maar de jongen neemt niet op. Wel fluistert hij: ‘Ik hou van je’.
Het verhaal vertelt hoe de jongen in de ban raakt van een meisje dat hem in ontwikkeling ver voor is. Hij denkt dat ze na één vrijpartij zijn vriendin is. Ze wil zich niet binden en gaat ook met andere jongens naar bed. Uiteindelijk accepteert de jongen dat, al blijft er altijd een stukje ‘wij’ bestaan.
Uit de vorm van het verhaal blijkt nadrukkelijk dat het om een spel met fictie gaat. Het eerste en het laatste hoofdstuk beschrijven zakelijk-registrerend wat je als lezer die avond gezien en gehoord zou hebben: een jongen die voorwerpen weggooit en een telefoon die om één uur begint te rinkelen. De rest van het boek bestaat uit een reeks hoofdstukken die paarsgewijs met elkaar verbonden zijn. Eerst is er een kort hoofdstuk waarin, als in een filmscript, beschreven staat wat de jongen met het voorwerp doet. Deze hoofdstukjes eindigen met de constatering dat de telefoon nog zwijgt. Daarna volgt steeds een langer hoofdstuk, een terugblik vanuit het perspectief van de jongen waarin de nadruk ligt op zijn gedachten en gevoelens.
Zo nu en dan onderbreekt de jongen zijn terugblikken met opmerkingen als: ‘Stop nu. Ze had het toch gezegd! Ze had het gewoon gezegd! En hij had het gemist.’ Soms doorbreekt een neutrale stem het verhaal: ‘Kan dit stuk niet doorgespoeld worden?
| |
| |
Nee! Je moet de hele film zien. De lange en ongecensureerde versie.’ En bij een belangrijke scène: ‘STOP! Mogen we die scène nog eens zien, in slow-motion en in close-up...’. Eén hoofdstuk heeft volledig de vorm van een filmscript; een ander hoofdstuk geeft zes mogelijke versies van een gebeurtenis: ‘Iedere keer dat de film-in-zijn-hoofd werd getoond, was deze scène anders’.
De oorspronkelijke titel, Hjärtans fröjd, verwijst naar de plant citroenmelisse. In de titel van de Nederlandstalige uitgave is de schrijfwijze dan ook melisse. In het verhaal noemt de jongen Ann-Katrin ‘Melisse’, nadat hij bij haar thuis de geur van citroen geroken heeft, die wordt veroorzaakt door de melisseplantjes op de vensterbank. In het vervolg, De terugkeer van Melisse, wordt verwezen naar het meisje en is gekozen voor het gebruik van een hoofdletter. Het is bijna een jaar later. Het voorafgaande wordt in het kort door de jongen samengevat: ‘Ik werd verliefd. We hadden één nacht samen. De dag na onze liefdesnacht ging ik naar Amerika. Toen ik terugkwam woonde er een andere jongen bij haar. Ik heb gehuild. Zo. Nu heb je de hele Melisse-film in versneld tempo gezien.’
Ann-Katrin maakte destijds een einde aan hun kortstondige relatie omdat ze in verwachting was. Ze vertelde de jongen daar niets over. Inmiddels is de baby geboren. Tegen hem vertelt de ‘kersverse’ vader het verhaal over wat er de voorafgaande twaalf dagen is gebeurd. Door het ruiken van haar geur (melisse) en het horen van een liedje waarin haar naam voorkomt, besluit hij zijn vriendin te gaan zoeken. Hij wil haar graag nog één keer ontmoeten, voordat hij een nieuwe relatie begint met klasgenote Amina. Hij had er geen idee van dat hij inmiddels vader was geworden.
| |
Waardering
Veel boeken van Per Nilsson worden geprezen om de inhoud, de vorm en het taalgebruik. Volgens Ed Franck bewijst de auteur met elk nieuw boek ‘dat hij tot de top van de jeugdauteurs behoort’ (De Standaard). Thomas de Veen noemt de boeken van Per Nilsson ‘vertelexperimenten’: ‘Hij springt heen en weer door de tijd, laat wisselende vertellers aan het woord of vlecht meerdere verhalen door elkaar heen’ (KidsWeek). Reine De Pelseneer vindt dat de auteur jongeren op weg naar volwassenheid op treffende wijze in beeld brengt (De Leeswelp).
Nilsson wordt geprezen om de universele thema's die hij in zijn werk aan de orde stelt. Zijn verhalen bevatten levenslessen, maar die worden niet moralistisch uitgewerkt. Eefje Buenen vindt bijvoorbeeld Ik ben geen racist een verhaal met een expliciete boodschap, dat toch geen ‘probleemboek’ is geworden: ‘Dat het toch dit niveau ontstijgt, komt door de vertel- | |
| |
trant van Nilsson. Net als in zijn eerdere jeugdromans (...) experimenteert hij met taal en vertelstructuren’ (De Leeswelp). Joukje Akveld merkt op dat Nilsson de man is ‘van de doorwrochte composities. Verhalen worden bij hem nooit lineair verteld, voor ieder boek kiest hij een geraffineerde vorm, die - hoewel soms wat geforceerd - altijd bijdraagt aan de vertelde historie’ (Vrij Nederland).
Er is ook commentaar op de manier waarop Nilsson zijn verhalen construeert. Ger van Hoek merkt bij De terugkeer van Melisse op dat de literaire technieken van de auteur het lezen van de boeken tot een feest kunnen maken voor liefhebbers van een literaire puzzel. ‘Tenzij je zijn verhalen zo goed kent dat de constructies weinig nieuws meer opleveren, dan kunnen ze zelfs gaan hinderen’ (De Leeswelp). Ook Monique Snoeijen is kritisch. Over 15 zegt zij: ‘De fantasieën zijn zo gekunsteld dat ze oninteressant zijn en weinig toevoegen’ (NRC Handelsblad). Ed Franck prijst de manier waarop Nilsson de thema's pesten, verliefdheid en vluchten in de fantasie in deze roman uitwerkt: ‘Hij combineert in 15 de drie thema's op een briljante manier tot een keerpunt in het leven van een jongen, en zo maakt hij er een heuse Bildungsroman van’ (De Standaard).
Over Nilssons schrijfstijl in 15 merkt Franck op: ‘Waar Jonatan zich rechtstreeks tot de toehoorder richt, gebruikt hij een praatstijl. De fragmenten uit zijn fantasiewereld zijn geschreven in een gewone verhaalstijl, gemodelleerd naar slechte misdaadromans. De scènes uit het reële dagelijkse leven bestaan uit paginalange teksten zonder punt, in opgebroken zinsdelen. Een gedurfd experiment dat werkt’ (De Standaard). Nilssons stijl wordt suggestief en beeldend genoemd. Reine De Pelseneer zegt naar aanleiding van 15 in De Leeswelp: ‘Nilssons taalgebruik is sober, maar vaak ook poëtisch, nu eens teder, dan weer hard. (...) Onverbloemd en realistisch schrijft hij over seksuele fantasieën en geweld.’
Bea Ros benadrukt in haar bespreking van Ik ben geen racist in Didaktief de rol van de lezer, die ‘wordt geprikkeld zelf na te denken over zijn eigen denkbeelden en mogelijk gedrag in soortgelijke situaties’. Monique Snoeijen vindt dat Nilsson in 17 subtiel speelt met de beeldvorming van de lezer (NRC Handelsblad). Marita Vermeulen is van mening dat de auteur niet toelaat dat de lezer zich in het verhaal - in dit geval Jij, jij en jij - verliest, maar hem dwingt tot nadenken, filosoferen over de liefde, over leven en dood, over jong zijn en onschuldig. ‘Maar het meest van al dwingt hij je tot nadenken over wat er tijdens je lectuur in je hoofd gebeurt’ (Leesidee Jeugdliteratuur).
Hans van Holten schrijft in Reformatorisch Dagblad over Ik ben op Milena: ‘De Zweedse auteur Per Nilsson ver- | |
| |
staat de kunst om in eenvoudige maar zeer literaire taal gevoelens en gedachten weer te geven en daardoor ook op te roepen van puberende kinderen.’ De website Boek & Jeugd Online meldt dat in dit boek herkenbare ervaringen schijnbaar laconiek en eenvoudig beschreven worden, waarbij ‘een wereld van emoties’ gesuggereerd wordt.
| |
Bibliografie
Niet in het Nederlands vertaald
|
Mellan vakna och somna (1986); Viktiga saker (1988); Baklängeslivet (1990); Flickan som slutade skolan (1992); Ja må han le... Va? (1993); Klockan tretton (1993); Om den sjunde natten (1995); Anarkai (1996); Lilla livet lilla döden (2001); För alltid Milena (2001); Aldrig mer Milena (2002); Ask & Embla (2003); Hälften har pinne (2004); Absolut Per Nilsson (2009); Extra: En ängel har landet (2011); Extra: Svart löpare hotar vit dam (2012); Extra: Jag kan lura dig vart jag vill (2012); Extra: Från mörket mot ljuset (2013). |
Kinder- en jeugdboeken
|
Hjärtans fröjd (1992): De geur van melisse. Vertaald door Femke Blekkingh-Muller. Rotterdam, Lemniscaat, 1998. |
Korpens sång (1994): Het lied van de raaf. Vertaald door Femke Blekkingh-Muller. Rotterdam, Lemniscaat, 1996. |
Dué, dué, du (1998): Jij, jij en jij. Vertaald door Femke Blekkingh-Muller. Rotterdam, Lemniscaat, 2000. |
Flickan jag älskar heter Milena en Inte som alla andra (1998, 1999): Ik ben op Milena. Met illustraties van Helen van Vliet. Vertaald door Bernadet Custers. Amsterdam, Sjaloom, 2003. |
Ett annat sätt att vara ung (2000): Anders dan jij. Vertaald door Femke Blekkingh-Muller. Rotterdam, Lemniscaat, 2001. |
Sjutton (2002): 17. Vertaald door Femke Blekkingh-Muller. Rotterdam, Lemniscaat, 2003. |
Solprinsen (2004): 15. Vertaald door Femke Blekkingh-Muller. Rotterdam, Lemniscaat, 2006. |
Svenne, en (o)möjlig berättelse (2006): Ik ben geen racist. Vertaald door Femke Blekkingh-Muller. Rotterdam, Lemniscaat, 2007. |
The return of Hjärtans Fröjd (2007): De terugkeer van Melisse. Vertaald door Femke Blekkingh-Muller. Rotterdam, Lemniscaat, 2009. |
I det här tradet (2009): In deze boom. Samen met Katarina Kieri. Vertaald door Bernadette Custers. Houten, Van Goor, 2011. |
Extra: En morgon stod hon bara där (2011): Op een morgen stond ze daar. Vertaald door Bernadette Custers. Amsterdam, Leopold, 2013. |
Over Per Nilsson (selectie)
|
Joke Linders, Tegen wanhoop en kwaad. In: Algemeen Dagblad, 6-9-1996. [Over Het lied van de raaf] |
Lieke van Duin, Een raaf die onheilspellend zingt. In: Trouw, 11-9-1996. [Over Het lied van de raaf] |
Hanneke de Klerck, Ik moet haar aanraken. In: de Volkskrant, 16-10-1998. [Over De geur van melisse] |
Marita Vermeulen, De telefoon zwijgt. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 1, blz. 29. [Over De geur van melisse] |
Ellen de Visser, De lezer hoeft niet alles te begrijpen. In: de Volkskrant, 27-8-1999. [Interview] |
Kirsten König, ‘Ik houd ervan mijn vrijheid als schrijver te gebruiken’. Per Nilsson over het construeren van een boek. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 13 (1999), nr. 50, blz. 350-356. [Interview] |
Hanneke Leliveld, Een meester van suggestie. In: de Volkskrant, 9-5-2000. [Over Jij, jij en jij] |
| |
| |
Mick Salet, Het meeste is nog niet gebeurd. In: De Gelderlander, 26-5-2000. [Over Jij, jij en jij] |
Nanda Roep, Jij, jij en jij kruisen elkaars pad. In: Trouw, 27-5-2000. [Over Jij, jij en jij] |
Annemie Leysen, Per Nilsson schreef een volwassen literaire roman voor jongvolwassenen. En dat is goed nieuws. In: De Morgen, 16-6-2000. [Over Jij, jij en jij] |
Marita Vermeulen, Een jaar in de wachtkamer. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 8, blz. 356. [Over Jij, jij en jij] |
Ruud Kraaijeveld, Per Nilsson, De geur van melisse. In: Een kwestie van smaak. Arnhem, Ellessey, 2000. |
Annemie Leysen, Het grote onuitgesprokene. In: De Morgen, 16-6-2000. [Over Jij, jij en jij] |
Ruud Kraaijeveld, Bizarre en intrigerende belevenissen van een bijzonder trio, In: Levende Talen Magazine, januari 2001. [Over Jij, jij en jij] |
Odile Jansen, Zo anders is Hannah eigenlijk niet. In: Trouw, 3-11-2001. [Over Anders dan jij] |
Kim Chaigneau, Wat doe je als je 17 bent? In: Algemeen Dagblad, 17-10-2003. [Over 17] |
Hans van Holten, Het geheim van de 26 letters van het alfabet. In: Reformatorisch Dagblad, 22-10-2003. [Over Ik ben op Milena] |
Kim Chaigneau, Wat doe je als je 17 bent? In: Algemeen Dagblad, 17-10-2003. [Over 17] |
Monique Snoeijen, Ken ik u? In: NRC Handelsblad, 7-11-2003. [Over 17] |
Peter de Boer, Twee zeventienjarigen: vader en zoon. In: Trouw, 8-11-2003. [Over 17] |
Ed Franck, Verraden dromen. In: De Standaard, 8-1-2004. [Over 17] |
Joukje Akveld, Problemen in perspectief. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 18 (2004), nr. 63, blz. 67-77. [Over 17] |
Monique Snoeijen, [Over 15]. In: NRC Handelsblad, 24-2-2006. |
Thomas de Veen, Gerechtigheid Overwint, of niet. In: KidsWeek, 3-3-2006. [Over 15]. |
Truska Bast, Vijftien zijn is geen feest. In: Het Parool, 23-3-2006. [Over 15]. |
Ed Franck, Kutjeugd. In: De Standaard, 26-5-2006. [Over 15]. |
Reine De Pelseneer, Ik was niet goed in het tiener zijn. In: De Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 4, blz. 151-152. [Over 15] |
Ed Franck, Sneltrein richting afgrond. In: De Standaard, 19-10-2007. [Over Ik ben geen racist] |
Karel Berkhout, Puber zijn in een racistische revolte bij Per Nilsson. In: NRC Handelsblad, 26-10-2007. [Over Ik ben geen racist] |
Bea Ros, Enge leiders. In: Didaktief, 1-11-2007. [Over Ik ben geen racist] |
Annemie Leysen, In de val van de politiek. In: De Morgen, 19-12-2007. [Over Ik ben geen racist] |
Eefje Buenen, Uit de ban. In: De Leeswelp, jaargang 13 (2007), nr. 9, blz. 352-353. [Over Ik ben geen racist] |
Joukje Akveld, Liefde en levensvragen. In: Vrij Nederland, 3-10-2009. [Over De terugkeer van Melisse] |
Ger van Hoek, ‘Hartelust’. In: De Leeswelp, jaargang 15 (2009), nr. 9, blz. 347-348. [Over De terugkeer van Melisse]. |
Thomas de Veen, Zwart en typisch Zweeds. In: NRC Handelsblad, 21-10-2011. [Over In deze boom] |
An Stessens, Grijsheid alom. In: De Leeswelp, jaargang 17 (2011), nr. 9, blz. 349-350. [Over In deze boom]. |
Websites
|
www.leesplein.nl |
93 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2013
|
|