| |
| |
| |
Mythen
door Roel Siegers
Onder mythen verstaan we de verzameling verhalen over goden en halfgoden en op goden gelijkende helden, zoals die in alle culturen voorkomen. Het Griekse woord mythos betekent gesproken woord. Elke cultuur heeft verhalen die antwoord geven op vragen omtrent de schepping van de mens, het ontstaan van de wereld en het voorkomen van natuurlijke verschijnselen, zoals donder, bliksem en regen. Ook pijnlijke realiteiten als ziekte, dood en angst worden door mythen verklaard. De ‘primitieve’ mens aanvaardde deze verklaringen. De mythe is nauw verbonden met zijn religieuze gevoelens en zijn levensomstandigheden.
Isaac Assimov noemt mythe: ‘A story containing fanciful or supernatural incidents intended to explain nature or tell about the gods and demons inverted by these earlier people.’
De mythe is nationaal bepaald; bij bijvoorbeeld de Gilgamesj-mythe wordt aan de Babylonische beschaving gedacht, zoals de mythen van Hercules en Odysseus in de Griekse beschaving thuishoren. De voornaamste figuren in de mythe zijn goden en helden die avonturen beleven in een vroegere wereld, een onderwereld of een hemel.
Begrippen als mythe, legende en sage worden vaak verward. Het komt dikwijls voor dat in een boek getiteld Het groot sagenboek talrijke mythen staan. Legenden spelen zich echter af in een wereld die dichter bij de onze staat en waar de belangrijkste personages geen goden maar mensen zijn. Ze hebben wel een religieus karakter. Sagen spelen zich af in een historisch bepaalde tijd.
| |
Evolutie van de mythe
De mythe wortelt in de prehistorie waar de mensen de oerkracht vereerden die alle verschijnselen in het universum in zijn macht had: de zon, de maan, de wisseling van de seizoenen, de stand van de sterren, de vruchtbaarheid enzovoort. Later kreeg deze oerkracht in de mythe een menselijke of dierlijke gestalte en beschikte over bovennatuurlijke krachten. Aardbevingen, grote droogten, overstromingen, misoogsten werden toegeschreven aan het slechte humeur van de godheid die daarvoor verantwoordelijk was. Weldra ontstonden er relaties tussen de goden: in de Griekse mythologie waren de eerste goden broers en zusters van elkaar, met Zeus als oppergod, Posseidon als de heerser over de wateren en Hades als god van de onderwereld. Weer
| |
| |
later evolueerden de goden tot symbolische figuren: Zeus werd symbool van kracht en recht, Apollo van zuiverheid en gezondheid, Balder van schoonheid en licht. Uiteindelijk leidde dit tot religieuze erediensten, waar priesters offerden of in orakels spraken, gepaard gaand met uitgebreid ceremonieel en rituele gebruiken. De evolutie van mythe tot godsdienst is bij elk volk verschillend.
| |
Griekse mythen
In onze cultuur heeft de Griekse mythologie een enorme verspreiding gehad. Ze heeft de literatuur en de kunst in de westerse wereld sterk beïnvloed.
De Grieken schiepen de goden naar hun beeld. Toen hun cultuur complexer werd, werden ook hun godenverhalen ingewikkelder. De dichter Hesiodes verzamelde de mythen in de achtste eeuw voor Christus. Zijn Theogonie geeft een genealogie van de goden en een verhandeling over het ontstaan van de hemel (Oeranos) en de aarde (Gaia) uit de chaos. Toen de Romeinen Griekenland veroverden, namen ze de vele Griekse goden en bijbehorende mythen voor een goed deel over, maar behielden de inheemse namen (bijvoorbeeld Jupiter, Juno, Neptunus). Ovidius heeft de Romeinse versies van de Griekse mythen verwerkt in zijn Metamorfosen, een 15-delig werk met wonderlijke verhalen over gedaanteverwisselingen van goden, helden en monsters.
| |
Noordse mythen
De Noordse mythologie heeft omstreeks het begin van onze jaartelling haar hoogste bloei gekend en was algemeen verspreid in Noord- en Midden-Europa. Door het ijzige klimaat en de vrij geïsoleerde ligging bleven de mythen hun originaliteit en kracht lang behouden. Vele mythen gaan over goden of Asen die moesten vechten tegen de ijsgiganten (reuzen). De mythen werden door skalden (volksdichters) op zangtoon voorgedragen. In 900 kwamen de Skandinaven op IJsland wonen: hun mythenschat werd meegenomen en uiteindelijk in de 12e eeuw door Sämund Sigfurson (1054-1133) opgeschreven. Dit werd de oude of poëtische Edda (= overgrootmoeder), 34 gedichten over het ontstaan van de wereld en de ondergang van de goden. Snorri Sturluson (1178-1242) was de samensteller van de jongere Edda: in proza navertelde goden- en heldenverhalen uit de oudere Edda, aangevuld met volksverhalen en beschouwingen over stijl, taal en strofenbouw. Uit deze twee werken putten we onze kennis van de Noordse mythologie. Later deed onder anderen Jacob Grimm uitvoerig onderzoek naar deze mythologische verhalen en Karl Simrok maakte de eerste Duitse vertaling van Sämunds Edda.
De Noordse goden zijn heroïsche figuren. Ze hebben niet de schoonheid en de gratie van de klassieke goden. De belangrijkste zijn Odin
| |
| |
(Wodan), de ernstige, wijze, hoogverheven god die diep in de toekomst kan kijken, maar de ondergang niet kan tegenhouden; Thor, die stoer met zijn magische hamer Mjölnir het kwaad neerslaat; Balder, de tragische god van het licht, die geliefd is bij alle andere goden en die gedood wordt door zijn blinde broer Hodur, via de hand van Loki, de god van het vuur. Loki had een dubbelhartige persoonlijkheid: helpen en verraden. Uiteindelijk koos hij de kant van het vernietigende element.
Onze Westeuropese beschaving heeft vooral invloed ondergaan van de Griekse en Noordse mythologie. De Griekse mythologie is op haar beurt beïnvloed door de Egyptische, de Assyrisch-Babylonische en de Foenicische. De in onze streken bekende Arthur-verhalen zijn beïnvloed door de Keltische mythologie. Een heel eigen en andere symbolentaal hebben de Indiase, Chinese, Japanse, Noord- en Zuidamerikaanse, Afrikaanse en Australische mythen. In onze tijd dringen deze ‘vreemde’ mythen sterker door in onze literatuur.
| |
Heldenverhalen
Een heldenverhaal is een lang verhaal dat mythische kenmerken heeft, maar waarin de hoofdfiguur niet een god maar een mens of halfgod is. De helden belichamen de ideale eigenschap van macht in de tijd van ontstaan. Odysseus en Penelope vertegenwoordigen bijvoorbeeld de Griekse idealen van intelligentie en volharding, koning Arthur en Robin Hood staan voor ridderlijkheid en recht.
Het oudst bekende heldenverhaal is dat van Gilgamesj, een Babylonisch epos dat 3000 jaar voor Christus geschreven werd in spijkerschrift. Het vertelt van koning Gilgamesj die Uruk bestuurde, op zoek was naar de geheimen van leven en dood, strijd voerde met Enkidu tegen de reus Chumbaba. Gilgamesj ontmoet in het verhaal ook Utanapisjtim, die de zondvloed overleefde door een ark te bouwen waarin hij ook planten en dieren redde van de ondergang.
Homeros schreef de Ilias en de Odyssee omstreeks 850 voor Christus. Men neemt aan dat vele verhalen lang tevoren bekend waren en werden gezongen. De Ilias geeft een verslag van de Trojaanse oorlog, de Odyssee vertelt over de avontuurlijke zwerftochten van Odysseus die terugkeert na de Trojaanse oorlog. De Ilias is vrij gecompliceerd en lang, de Odyssee is voor kinderen meer opwindend en spannend.
Beowulf is een goed voorbeeld van een Noords heldenverhaal. Men onderscheidt drie belangrijke episodes in de strijd tegen het kwaad: het gevecht van Beowulf met het monster Grendel en de dood van Grendel; het gevecht van Beowulf met de moeder van Grendel in een diep meer en, ten slotte, de bloedige strijd met een draak en de dood van Beowulf.
| |
| |
De Ramayana is een beroemd Indisch heldendicht - Valniki is de dichter - van ongeveer 24000 strofen, dat beschrijft hoe de god Visjnoe op aarde kwam als prins Rama, een sterveling, om de mensheid te redden van de slechte krachten van de demonenkoning Ravana. Na veel gevechten wordt Ravana verslagen en wordt Rama's vrouw, die geroofd was door Ravana, bevrijd.
Sommige historici geloven dat Koning Arthur omstreeks de zesde eeuw beroemd was. Hij werd verslagen door binnendringende Saksen. Zijn volk vluchtte naar Wales en hield de herinnering aan hem levend. Een religieus element in de heldenverhalen rond Arthur en zijn tafelronde is de geschiedenis van de heilige Graal, de kelk die Jezus bij het Laatste Avondmaal gebruikte, het symbool van zuiverheid en liefde. In de vijftiende eeuw schreef Sir Thomas Malory Morte d'Arthur, een van de eerste gedrukte boeken in Engeland en een belangrijke bron voor latere versies.
| |
Het kind en de mythe
Kinderen vinden de verhalen over goden en de avonturen die ze beleven fascinerend. Het lezen ervan verrijkt hun woordenschat. Uitdrukkingen als: zo sterk als Hercules, zo snel als Mercurius, Sisyfusarbeid, woorden als panisch, erotisch, titaans enzovoort kunnen ze beter plaatsen. Vragen over het ontstaan van de wereld, ontwakend religieus besef, inzicht in het handelen van mensen, dit alles wordt door de mythe belicht. De mythe kan een bevrijdende, louterende werking hebben. Mythen worden gezien als karaktervormend: Ariadne bijvoorbeeld schepte op over haar weefkunst en werd veroordeeld tot het eeuwig weven aan haar web, als spin. Jonge kinderen genieten van de mythe van koning Midas, die wenste dat alles wat hij aanraakte van goud werd en toen verhongerde temidden van al het goud. De mythe van Demeter en Persephone (de wisseling der seizoenen) en die van Daidalos en Ikaros (de vliegdroom) worden door kinderen in het algemeen zeer gewaardeerd. Oudere kinderen vinden de meer abstracte mythen, zoals die van Prometheus, of het optreden van Loki, interessanter.
Kinderen zijn met de Noordse mythen niet zo vertrouwd als met de Griekse. Toch sluiten deze verhalen over reuzen, dwergen, achtvoetige paarden, wolven en magische hamers goed aan bij de fantasie en verbeeldingskracht van 10- tot 12-jarigen.
Bijna alle heldenverhalen zijn oorspronkelijk in versvorm geschreven, de vertaling of bewerking is meestal in proza. De oorspronkelijke tekst is zeer gecompliceerd en literair, te moeilijk voor kinderen. Als ze te vroeg in contact komen met bewerkte versies van mythen of helderverhalen, zouden ze de lust kunnen verliezen later nog eens andere versies te lezen, die dichter bij het origineel
| |
| |
staan, maar het kan ook stimulerend werken en de belangstelling prikkelen. Het is van groot belang dat vereenvoudigde versies goed van taal en betrouwbaar zijn. Een goed voorbeeld is het navertelde Gilgamesjverhaal door Hans Hagen.
| |
Bibliografie
Edmund Mudrak, Noorse Mythen en sagen. Vertaald door J.M. Couturier. Utrecht/Antwerpen, Het Spectrum, 1965. |
J.S. Theissen, Goden- en heldensagen. Bewerkt door J.H. Croon. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1969. |
V. Hulpach, E. Frynta en V. Cibula, Van gouden tijden zingen de harpen. Vertaler onbekend. Met illustraties van M. Troup. Haarlem, Holland, 1970. |
Lia Timmermans, Het gulden vlies. Met illustraties van Ivan Iovcev. Den Haag, Van Goor, 1971. |
Leo Roelants, Het godenboek. Met illustraties van Luc Dejaegher. Antwerpen/Utrecht, L. Opdebeek, 1972. |
D.L. Daalder, Mythen en sagen uit het oude Europa. Utrecht, Het Spectrum, 1973. |
Gustav Schwab, Griekse mythen en sagen. Vertaald door J.K. van den Brink. Utrecht/Antwerpen, Het Spectrum, 1975. |
J. Curtin, Myths and folktales of Ireland. New York, Dover, 1975. |
Wolfram von Eschenbach, Parcival ridder van de graal. Nederlandse bewerking door M. de Vries. Met illustraties van Santje van Blom. Zeist, Vrij Geestesleven, 1975. |
Rosemary Sutcliff, Helden en monsters. Vertaald door Ruth Wolf. Met illustraties van Tonke Dragt. 's-Gravenhage, Leopold, 1975. |
D. Lindholm, Zo zijn de sterren ontstaan. Vertaald uit het Duits door J. Verschuren. Met illustraties van D. van der Maat. Rotterdam, Christofoor, 1976. |
Dr. S.J. Suys-Reitsma, Heleense Mythos. Met illustraties van P. Klaasse. Den Haag, Van Goor, 1976. |
H. Barüske, Eskimo sprookjes. Vertaald door A. Schoenmaker. Utrecht, Bruna, 1976. |
Dan Lindholm, Aan de bron van de Ganges. Vertaald door M. van IJzer. Met illustraties van Walther Roggenkamp. Rotterdam, Christofoor, 1977. |
Brian Branston, Goden en helden uit de Noorse mythologie. Met illustraties van Giovanni Caselli. Helmond, Helmond, 1978. |
John Campbell, De Keltische drakenmythe. Rotterdam, Christofoor, 1979. |
D. Lindholm, Godenverhalen uit de Edda. Vertaald door J.C. Ebbinge Wubben. Met illustraties van Jan Verheyen. Rotterdam, Christofoor, 1981. |
S. Ramondt, Mythen en sagen van de Griekse wereld. Met illustraties van Eppo Doeve. Haarlem, Fibula-Van Dishoeck, 1982. |
H. van Kerkwijk, Donderkoppen en pestkoppen; Noorse mythen voor kinderen verteld. Met illustraties van Lydia Postma. Utrecht, Sjaloom, 1982. |
Jan ter Haar, Keltische verhalen. Bussum, Fibula-van Dishoeck, 1983. |
Gulpilil, De droomtijd. Verhalen van Australische aboriginals. Vertaald door W. van der Helm. Deventer, Ankh-Hermes, 1983. |
Juliet Piggott, Japanese Mythologie. Rushden, Northants-England, Newnes Books (Hamlyn), 1984. |
Geoffry Parrinder, African Mythology. Rushden, Northants-England, Newnes Books (Hamlyn), 1984. |
K. ter Laan. Mythen, sagen en legenden. Naarden, A.J.G. Strengholts Boeken, 1984. |
Arne Zuidhoek, Vertellingen van Indianen. Utrecht/Antwerpen, Het Spectrum, 1984. |
| |
| |
J.H. Kruizinga, Germaanse goden. Gorichem, De Ruiter, 1984. |
E. Dühnfort, Ierse heiligen, helden en druïden. Uit het Duits vertaald door Tine Leiker-Kooijmans. Zeist, Christofoor, 1984. |
Auguste Lechner, Ilias, de strijd om Troje. Vertaald door H. Kerdijk-Eskens. Zeist, Christofoor, 1985. |
Ambiorix, Drie Keltische verhalen. Zutphen, Thieme, 1985. |
Elias Lönnrot, Kalevala. Het epos der Finnen. Vertaald door Mies le Noble. Zeist, Vrij Geestesleven, 1985. |
Hans Hagen, Koning Gilgamesj. Met illustraties van Tom Eyzenbach. Amsterdam/Brussel, Van Goor Jeugdboeken, 1985. |
Auguste Lechner, De zwerftochten van Odysseus. Vertaald door Bob Tadema Sporry. Zeist, Christofoor, 1986. |
Over mythen
|
Ted Hughes, Myth and education. In: Children's Literature in Education, nr. 1, maart 1970. |
E. Blishen, L. Garfield, Ch. Keeping, Greek myths and the twentieth century reader. In: Children's Literature in Education, nr. 3, november 1970. |
M. Carr, Classic hero in a new mythology. In: The Horn Book Magazine, oktober 1971, blz. 508-513. |
J.P. Lemon, The child's need for myths and legends in the mother tongue. In: The School Librarian, 1972, blz. 102-106. |
Mary J. Lickteig, Introduction to children's literature. Columbus/Ohio, Charles E. Merrill, 1975. |
Elizabeth Cook, The ordinary and the fabulous. An introduction to myths, legends and fairy tales. Cambridge, Cambridge University Press, 1976. |
Katharine Briggs, An encyclopedia of fairies, hobgoblins, brownies, bogies and other supernatural creatures. New York, Pantheon books, 1977. |
Zena Sutherland, May Hill Arbuthnot, Children and books. Glenview, Illinois, Scott and Foresman, 1977. |
Alexander Eliot, Mythen van de mensheid. Amsterdam, Kosmos, 1977. |
Penelope Faber, Beginnings: creation myths of the world. Chatto and Windus, 1978. |
Charlotte S. Huck, Children's Literature in the Elementary school. New York, Holt, Rinehart and Winston, 1979. |
Donno E. Norton, Through the eyes of a child. An introduction to children's literature. London/Sydney, Charles E. Merrill, 1983. |
13 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1987
|
|