jaar (1953-1972) plaats moeten maken voor bedrijfsgebouwen, flats en een snelweg. Op iedere plaat staat een witte poes. Op de laatste plaat is de poes slachtoffer geworden van de snelweg.
De map In het spoor van de dragline of de verandering van de stad gaat uit van hetzelfde principe. Het laat de verandering zien van het denkbeeldige M.C. Escherplein in Albstadt: een rustig plein verandert in een moderne stadswijk met metro, autosnelwegen en grote kantoren met lichtreclame's. Bindend element is deze keer een blinde man, die eveneens slachtoffer wordt van de ontwikkelingen.
De prenten die Jörg Müller voor deze mappen heeft gemaakt, zijn realistisch en zeer gedetailleerd. Ze maken een fotografische indruk en zijn minutieus geschilderd. Vooral technische apparatuur wordt gedetailleerd en meestal vervaarlijk weergegeven. De achtergrond is vager, ruim van opzet en vooral warm van kleur. Müller gebruikt voornamelijk de kleuren blauw, grijs en bruin. Zijn prenten maken tekst overbodig: het verhaal vertelt zichzelf.
Jan Terlouw schreef een inleidend woord bij de Nederlandse editie van Alle Jahre wieder saust der Presslufthammer nieder. Hij zegt daarin: ‘Müller laat zien wat een verwrongen idee we hebben over wat vooruitgang is. Je loopt kans dat het je een beetje triest maakt.’ In En nu over jeugdliteratuur meent Karel Eykman dat de benadering van Müller eerder ‘groen’ dan ‘rood’ genoemd kan worden. Cees van der Kooij schrijft in Verkenningen op het gebied van de jeugdliteratuur: ‘Meer nog dan in de relaties tussen de mensen onderling, is Müller geïnteresseerd in de relatie tussen de mensen en de natuur. Of liever gezegd: hij is er bezorgd over.’
In de boeken die Jörg Müller samen met Jörg Steiner maakte is de boodschap duidelijker en opdringeriger.
De beer, die een beer wou blijven is een bewerking van het in 1946 verschenen boekje van Frank Tashlin, The bear that wasn't. Hoofdpersoon is een beer, die wakker wordt uit zijn winterslaap en ontdekt dat er een fabriek boven z'n hoofd is gebouwd. Door de opzichter, die weigert te geloven dat hij een beer is, wordt hij ingeschakeld in het arbeidsproces. De beer probeert zich aan te passen, maar de natuur is sterker en wanneer de herfst aanbreekt wordt zijn verlangen naar rust en vrijheid te groot. Hij trekt het bos in en wordt zich langzaam weer bewust van wie hij is.
Platen en tekst vormen een grote eenheid; ze illustreren niet alleen maar geven ook extra informatie. Zo wordt de hiërarchie in de fabriek weergegeven door de steeds luxere omgeving waarin de mensen werken naarmate ze hoger op de maatschappelijke ladder stijgen: de bureau's worden leger maar het aantal telefoons groeit.
Het verlies van de eigen identiteit