| |
| |
| |
Jacoba F.D. Mossel
door Richard van Schoonderwoerd
Jacoba Frederica Daniëlla Mossel werd geboren op 3 maart 1859 in Vlissingen, waar haar vader gelegerd was als zeeofficier. Ze was de zevende in een rij van acht kinderen. Het gezin verhuisde regelmatig. In 1871 werd Jacoba in Arnhem leerlinge van de eerste, in 1870 geopende, middelbare meisjesschool. Toen zij enkele jaren later in Utrecht Adèle Opzoomer ontmoette, dochter van de filosoof en moderne theoloog Cornelis Wilhelmus Opzoomer, raakte ze in de ban van het vrijzinnig protestantisme. Op 16-jarige leeftijd gaf ze al les op de vrijzinnige zondagsschool, daarna slaagde ze met glans als eerste vrouwelijke assistent binnen de Nederlandse Protestantenbond. Vanaf 1892 woonde ze in Amsterdam, waar ze als zelfstandig godsdienstlerares de kost verdiende. In 1897 was ze de eerste vrouw in Nederland die vanaf de kansel predikte. Dit gebeurde bij de religieus-humanistische geloofsgemeenschap De Vrije Gemeente in Amsterdam, waar ze tot 1925 betrokken bleef bij het zondagsschoolwerk.
Jacoba Mossel was een sociaal bewogen vrouw. Haar religieuze gevoel was de drijfveer voor een maatschappelijk engagement. Ze was vegetariër en geheelonthoudster en ze zette zich op diverse manieren in voor dienstweigeraars, voor antivivisectie, internationale broederschap en vrouwenkiesrecht. In 1886 richtte ze het tijdschrift Vrij en Vroom op, maandblad voor de vrijzinnige zondagsscholen. Het zou tot 1917 onder haar redactie blijven bestaan. In het blad verschenen voor het eerst protestantse kinderverhalen in vrijzinnige geest. Jacoba Mossel werd
| |
| |
hiermee de grondlegster en inspirator van de vrijzinnig protestantse jeugdliteratuur in Nederland. Deze richting binnen de jeugdliteratuur zou tot eind jaren zestig van de vorige eeuw blijven bestaan. Jacoba Mossel bleef ongehuwd en overleed op 11 mei 1935 in Hilversum.
| |
Werk
Jacoba Mossel heeft zich gedurende haar hele leven geïnteresseerd voor het kinderlied. Dit uitte zich al in 1881 toen zij op 22-jarige leeftijd samen met haar Utrechtse vriendin Anna Fles de bundel Gedichtjes voor de Zondagsschool publiceerde, die veel succes oogstte. Daarna schreef zij vele liederen, die vaak op muziek werden gezet door Catharina van Rennes. Een van de bekendste is ‘Kind'ren van één Vader, reikt elkaar de hand’, dat nog steeds gezongen wordt. Als schrijfster van verhalen voor de jeugd debuteerde Jacoba Mossel in haar eigen tijdschrift Vrij en Vroom, wat in 1890 resulteerde in een tweetal boekjes: De sterkste en Miskenning, beide gepubliceerd onder het pseudoniem Dodo. Hiermee waren de eerste boekuitgaven binnen de vrijzinnig protestantse jeugdliteratuur een feit.
Aan Vrij en Vroom, eerst uitgegeven door H.C.A. Thieme in Nijmegen en vanaf 1897 door L.J. Veen te Amsterdam, werkte een groot aantal meest vrouwelijke auteurs mee. In de verhalen die in het blad verschenen, overheerste niet het zondebesef maar stond de eigen verantwoordelijkheid van de mens centraal. Het blad kwam op voor eerbied voor het leven, voor de medemens en de natuur. Jacoba Mossel schreef zowel kinderpreekjes als kinderverhalen. Haar preekjes hadden aansprekende titels als ‘Goed zijn maakt gelukkig’, ‘Zelfkennis’ en ‘Is het een zegen om knap te zijn?’ Er zijn ook meer aan het geloof gerelateerde titels als ‘Het dochtertje van Jaïrus’, ‘Ons Paaschfeest’ en ‘Martha en Maria’. Andere auteurs die bijdragen leverden aan Vrij en Vroom waren onder meer Emilie Knappert, Anna Fles, H. Stuten-van IJsselstein en vooral Henriëtte Wijthoff. Ook werkten incidenteel bekende auteurs mee, zoals Christine Doorman en To Gaerthè, later bekend als C.M. van Hille-Gaerthè.
Zowel Jacoba Mossel als haar mede-auteurs keken wel eens over de grens voor een geschikt verhaal. Maar dat gebeurde in die tijd geregeld. Toch is ook veel authentiek werk te vinden en de verhalen van Jacoba Mossel werden samen met die van Henriëtte Wijthoff en anderen in verschillende delen gebundeld voor de Kleine Zondagsschool-Bibliotheek. Vanaf 1898 verschenen bij de uitgeverijen De Bussy en Veen tien delen, telkens bestemd voor een bepaalde leeftijdsgroep. De boeken zagen er niet echt aantrekkelijk uit, het waren bulkboeken zonder enige illustratie. Later werd een aantal
| |
| |
titels opnieuw uitgebracht in de Christelijke Jeugdbibliotheek.
De verhalen van Jacoba Mossel hebben een godsdienstige en een maatschappelijke functie. Haar eigen opvattingen over een correct sociaal en maatschappelijk leven komen vaak tot uitdrukking in haar verhalen. Enig moralisme is daarbij onvermijdelijk. Het richt zich echter niet zozeer op de christelijke waarden, alswel op een humanistische levenswijze.
In het verhaal ‘Een Kerstdroom’, opgenomen in de bundel Voor de Kerstdagen, komt de levensfilosofie van Jacoba Mossel duidelijk naar voren. Zij vertelt de kinderen over een droom uit haar kindertijd. Daarin is ze in Bethlehem bij de kribbe met het kindje Jezus. Naast de drie koningen is een zonderlinge menigte aanwezig: een oud vrouwtje dat vaak geplaagd wordt, een jongen die zijn moeder veel verdriet doet, een andere jongen die een kreupele ezel voorzichtig begeleidt. En een grijsaard met een boek getiteld Deze aarde zij een paradijs. Verder een vrouw met een vaandel waarop de woorden ‘de wapenen neer’ staan en soldaten met gebroken zwaarden. De strekking van het verhaal is: God is er voor iedereen en op de aarde dien
Illustratie van Willem Hardenberg uit Voor de Kerstdagen
| |
| |
je respectvol met je medeschepsels om te gaan en met vreugde te leven. Anders dan in veel orthodoxe protestantse kinderverhalen uit die tijd is in dit boek niets te vinden over de schuldige en doemwaardige mens. In het verhaal komt een rooms vriendinnetje voor. In een orthodox verhaal zou de schrijver wellicht pogingen hebben gedaan het meisje te bekeren. Jacoba Mossel vindt dat Christus in alle kerken goed gediend kan worden - ‘als 't hart van den aanbidder zuiver is en vol van God’.
| |
Waardering
De waardering voor het werk van Jacoba Mossel als schrijfster voor de jeugd kwam grotendeels uit de vrijzinnige kring. Recensies zijn er nauwelijks. De waarderende woorden behelzen hoofdzakelijk haar werk als redactrice van Vrij en Vroom, waarbij ook haar verhalen en preekjes worden aangehaald. De instemming veranderde toen Jacoba Mossel haar sociale voorkeuren steeds meer ging uitdragen in het blad. De zondagsschoolbesturen vonden dat Vrij en Vroom geen sociaal strijdblad moest worden. Nadat Jacoba hierover was aangesproken stapte zij, na meer dan 30 jaar, onmiddellijk op. Dit was het einde van Vrij en Vroom, dat vervangen werd door een ander blad, 's Levens Opgang, waar Jacoba Mossel niets meer mee te maken had.
Jacoba Mossel was een pionier, die de vrijzinnig protestantse jeugdliteratuur een start gaf. Binnen Vrij en Vroom was zij de kordate en ijverige redactrice die haar medewerksters aanzette tot het schrijven van verhalen voor de vrijzinnig protestantse jeugd. De tijd was er rijp voor, de moderne theologie had vele volgers. Jacoba Mossel heeft dat goed aangevoeld. Dat zij met dit werk succes had, blijkt uit het feit dat er in 1900 al 35.000 exemplaren verkocht waren van Gedichtjes voor de Zondagsschool. Haar inzet beperkte zich niet tot letterkundig werk. In alle zaken waar zij zich mee bezighield toonde ze een grote mate van gedrevenheid. Dit leidde tot grote waardering voor haar persoon, maar ook tot vele botsingen. Na haar overlijden was ze snel vergeten, ook binnen kringen van de vrouwenemancipatie, waarvoor zij zich jarenlang op buitengewone wijze had ingezet.
| |
Bibliografie
Voor de jeugd
|
Gedichtjes voor de Zondagsschool. Van Boekhoven, Utrecht, 1881. (met Anna Fles) |
De sterkste. Nijmegen, Thieme, 1890. (onder het pseudoniem Dodo) |
Miskenning. Nijmegen, Thieme, 1890. (onder het pseudoniem Dodo) |
De kleine heilige Elisabeth. Nijmegen, Thieme, 1892. (onder het pseudoniem Dodo) |
Hoe Bertha op reis ging. Nijmegen, Thieme, 1892. (onder het pseudoniem Dodo) |
't Zondagsklokje. Amsterdam, De Bussy, Amsterdam 1898. (met Henriëtte Wijthoff e.a) |
| |
| |
Voor een rustig hoekje. Amsterdam, De Bussy, Amsterdam 1898. (met Henriëtte Wijthoff e.a.) |
Zondagmorgen, een bundel preeken voor jongens en meisjes. Amsterdam, Veldt, 1898. |
Stille uren. Amsterdam, Veen, 1899. (met Henriette Wijthoff e.a.) |
Van duisternis naar licht en andere verhalen. Amsterdam, Veen, 1899. (met Henriëtte Wijthoff e.a.) |
Van worstelen en overwinnen. Amsterdam, Veen, 1900. (met Henriëtte Wijthoff e.a.) |
Voor klein en groot. Amsterdam, Veen, 1900. (met Henriëtte Wijthoff e.a.) |
Ons heerlijk Kerstfeest. Amsterdam, Veen, 1902. |
Licht en schaduw. Den Haag, Vrede, 1906. (met C. van der Hucht) |
Honderd verzen van 't vrome leven, Maassluis, Waltman, 1915. (van de verzen zijn er 25 van Jacoba F.D. Mossel) |
Voor de Kerstdagen. Hillegom, Editio, 1922. |
Over Jacoba F.D. Mossel
|
Richard van Schoonderwoerd den Bezemer, Vroom en Vrij, de geschiedenis van de vrijzinnig protestantse jeugdliteratuur in Nederland. Den Haag, Biblion, 2001. |
Richard van Schoonderwoerd den Bezemer, ‘Daar vertellen ze op de zondagsschool van Roodkapje’. In: Jacques Dane en George Harinck (red.), ‘Bouwsel voor het leven’, de traditie van de protestantse kinderliteratuur. Zoetermeer, Meinema, 2003. |
Mirjam de Baar, Religie en feminisme in de negentiende eeuw. Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap, Rijksuniversiteit Groningen, 2010. |
Mirjam de Baar e.a., Honderd jaar vrouwen op de kansel 1911-2011. Hilversum, Verloren, 2011. |
92 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2013
|
|