| |
| |
| |
Morris
door R. van Eijck
Foto: Daniel Fouss
Maurice de Bevere (Morris) is geboren op 1 december 1923 in Kortrijk. Na zijn middelbare schoolopleiding bij de Jezuïeten studeerde hij tijdens de oorlogsjaren rechten in Leuven om aan tewerkstelling in Duitsland te ontkomen. Na de bevrijding vond hij een baan bij een kleine tekenfilmstudio, waar enkele animators werkten die later bekende striptekenaars zouden worden: André Franquin (Robbedoes en Guust), Pierre Culliford (pseudoniem Peyo; Johan & Pirrewiet en De Smurfen) en Eddy Paape (o.a. Jan Kordaat en Luc Oriënt). In diezelfde tijd tekende Morris illustraties en omslagen voor het tijdschrift Le Moustique/Humoradio, een uitgave van Dupuis. Toen de filmstudio in 1946 de concurrentie met de Amerikaanse tekenfilms, die na de oorlog weer in Europa geïmporteerd werden, niet meer kon volhouden, ging Morris werken voor het striptijdschrift van Dupuis, Spirou/Robbedoes; via hem konden ook Paape, Franquin en Peyo in Robbedoes hun strip-carrière beginnen.
| |
Lucky Luke
In 1947 verscheen Morris' eerste strip over de cowboy Lucky Luke, wiens avonturen vervolgens met grote regelmaat twintig jaar lang in Spirou/Robbedoes gepubliceerd zouden worden. In 1948 vertrok Morris met Franquin en Joseph Gillain (pseudoniem Jijé; tekenaar van o.a. Robbedoes, Jan Kordaat en Jerry Spring), van wie hij het stripvak grotendeels heeft geleerd, naar de Verenigde Staten en Mexico om de omgeving te leren kennen waarin zijn Lucky Luke-strip zich afspeelt. Zes
| |
| |
jaar lang bleef Morris in Amerika, waar hij, naast zijn werk voor Spirou/Robbedoes, enige tijd in studioverband Amerikaanse westerncomics tekende en contacten onderhield met tekenaars van het tijdschrift Mad, zoals Harvey Kurtzman, Bill Elder en Wallace Wood. Zijn belangrijkste contact echter legde hij met René Goscinny, die zijn vaste scenarist werd.
In 1967 stapte Morris over van Dupuis naar het tijdschrift Pilote van de Franse uitgeverij Dargaud, omdat de Lucky Luke-strip zich inmiddels, mede onder invloed van Goscinny, ontwikkeld had tot een niveau dat uitsteeg boven dat van het jonge Spirou/Robbedoes-publiek. Bovendien was Dargaud bereid te investeren in tekenfilms van Lucky Luke. In 1972, 1978 en 1984 zijn er lange bioscoopfilms geproduceerd, waarvan Morris zelf de supervisie heeft gehad. Daarnaast zijn er vanaf 1984 zesentwintig korte tekenfilms voor televisie vervaardigd, gebaseerd op albums van Lucky Luke, maar hierin is het aandeel van Morris zelf miniem geweest.
In 1973 zette uitgeverij Dargaud een Lucky Luke-tijdschrift op, Lucky Luke Mensuel, dat een internationale co-produktie moest worden in vier talen. De co-producenten vonden echter het risico te groot, zodat in 1974 Lucky Luke Mensuel uitsluitend in het Frans verscheen. Het blad bevatte slechts weinig Lucky Luke-materiaal
Lucky Luke
en was grotendeels gevuld met andere strips en enkele rubrieken. Na twaalf afleveringen moest het blad in 1975 wegens tegenvallende verkoopcijfers worden gestaakt.
De Lucky Luke-strip zelf bleef echter met grote regelmaat verschijnen. Na het overlijden van Goscinny in 1977 heeft Morris met verschillende andere scenaristen samengewerkt, onder wie de Nederlandse stripmakers Lo Hartog van Banda en Martin Lodewijk.
In 1987 werd een aparte serie opgezet met verhalen rond een van de
| |
| |
vaste bijfiguren uit de Lucky Luke-reeks, de domme hond Rataplan. Onder supervisie van Morris wordt het grootste deel van deze strips getekend door M. Janvier en F. Garcia.
| |
Ontwikkeling
Lucky Luke is door Morris in 1947 opgezet als een persiflage op de klassieke westernfilm. De hoofdfiguur vervulde aanvankelijk de rol van de held met de witte hoed, die slim, sterk en behendig is en sneller schiet dan de schurk met de zwarte hoed. Ook alle andere clichés van de western kwamen aan bod, zoals de saloon, de postkoets, de treinoverval en het duel in de hoofdstraat. De oudere verhalen worden gekenmerkt door een rommelige structuur en slapstickhumor, terwijl Lucky Luke de stoere revolverheld uithangt. Al snel werden de verhalen echter subtieler, waarbij de nadruk meer op humoristische situaties kwam te liggen. Spoorweg door de prairie, het eerste verhaal waaraan Goscinny heeft meegewerkt, is tevens het eerste verhaal waarin sprake is van een solide verhaalstructuur. Het humoristische element ging steeds meer overheersen, ook in de tekst, hoewel Goscinny in Lucky Luke de tekst nooit zo'n dominante rol heeft laten spelen als in Asterix, zijn andere grote strip. Dit vooral omdat Morris steeds de voorkeur heeft gegeven aan visuele humor.
Het karakter van Lucky Luke is in de loop van de opeenvolgende strips steeds laconieker geworden. In de latere verhalen volgt hij de situatie meer dan dat hij zelf de handelende hoofdrol speelt, terwijl zijn paard Jolly Jumper de gebeurtenissen steeds vaker van commentaar is gaan voorzien en door zijn afstandelijke houding de strip enige gezonde zelfspot bezorgt. De rol van Lucky Luke is dus passiever geworden, waardoor de situaties en de bijfiguren de hoofdrol van hem hebben overgenomen. Lucky Luke is daardoor de aangever geworden die andere figuren de gelegenheid geeft het verhaal te domineren. Onder deze figuren bevinden zich vele historische personages uit het ‘Wilde Westen’, zoals Jesse James, Billy the Kid, Calamity Jane, judge Roy Bean en de Daltons, die onmiddellijk zo populair waren dat zij met grote regelmaat in de verhalen zijn teruggekeerd.
Ook Morris' tekenstijl heeft een duidelijke ontwikkeling doorgemaakt. Oorspronkelijk liet hij zich door de Disney-stijl inspireren en hanteerde hij de ronde vormgeving die in die tijd in de Amerikaanse tekenfilm gebruikelijk was. Al vrij snel echter gaf Morris zijn figuren langgerekter, hoekiger vormen en ontwikkelde hij een geheel eigen stijl, die ogenschijnlijk zeer eenvoudig is. Kenmerkend voor deze stijl zijn de karikaturen: trefzeker weet Morris niet alleen individuele, onmiddellijk herkenbare karakters neer te zetten,
| |
| |
maar tevens geeft hij haarscherp alle bekende westernstereotiepen gestalte, zoals de beroepsgokker, de doodgraver, de cavalerieofficier en de old timer.
Morris' stijl is zeer helder. Met opzet wordt alle overbodige informatie uit de tekeningen weggelaten, waardoor de gebeurtenissen bij eerste oogopslag duidelijk zijn en het verhaal dus optimaal leesbaar is gemaakt. Zo worden vaak decors weggelaten, waardoor alle nadruk op de actie komt te liggen. Bovendien varieert Morris zijn camerastandpunt voortdurend, zodat hij steeds de meest sprekende hoek kiest om zijn verhaal zo duidelijk mogelijk te vertellen.
| |
Waardering
In tegenstelling tot bijvoorbeeld zijn collega Franquin heeft Morris geen navolgers gehad, ondanks het feit dat zijn tekeningen erg eenvoudig lijken. Morris' stijl blijkt echter zeer doordacht: vanaf het einde van de jaren veertig heeft hij geleidelijk een volkomen eigen stijl opgebouwd, die met weinig lijnen veelzeggend is. Het is een zeer persoonlijke stijl, die daarom moeilijk na te volgen is. Ondanks het feit dat er geen ‘Morris-school’ is ontstaan, wordt hij door zijn vakgenoten als een der groten van het stripverhaal beschouwd, omdat hij er in is geslaagd een optimale combinatie tot stand te brengen tussen verhaal en tekeningen, waardoor hij de mogelijkheden van het medium strip ten volle weet te benutten. De effectiviteit van zijn stijl wordt bovendien bewezen door de grote populariteit die Lucky Luke de afgelopen veertig jaar bij het grote publiek heeft weten op te bouwen.
| |
Bibliografie
Lucky Luke
|
1. | Dick Digger's goudmijn. Antwerpen, Dupuis, 1949. |
2. | Rodeo. Antwerpen, Dupuis, 1950. |
3. | Arizona. Antwerpen, Dupuis, 1951. |
4. | Avonturen in het Westen. Antwerpen, Dupuis, 1952. |
5. | Lucky Luke tegen Pat Poker. Antwerpen, Dupuis, 1953. |
6. | Vogelvrij. Antwerpen, Dupuis, 1954. |
7. | Dr. Doxey's elixer. Antwerpen, Dupuis, 1955. |
8. | Lucky Luke en Phil IJzerdraad. Antwerpen, Dupuis, 1957. |
9. | De spoorweg door de prairie. Antwerpen, Dupuis, 1957 (tekst Goscinny). |
10. | Blauwvoeten op het oorlogspad. Antwerpen, Dupuis, 1958. |
11. | De bende van Joss Jamon. Antwerpen, Dupuis, 1958 (tekst Goscinny). |
12. | De neven Dalton. Antwerpen, Dupuis, 1959 (tekst Goscinny). |
13. | De rechter. Brussel, Dupuis, 1959 (tekst Goscinny). |
14. | De trek naar Oklahoma. Brussel, Dupuis, 1960 (tekst Goscinny). |
15. | De Daltons breken uit. Brussel, Dupuis, 1960 (tekst Goscinny). |
16. | Bootrace op de Mississippi. Brussel, Dupuis, 1961 (tekst Goscinny). |
| |
| |
17. | In het spoor van de Daltons. Brussel, Dupuis, 1962 (tekst Goscinny). |
18. | In de schaduw der boortorens. Brussel, Dupuis, 1962 (tekst Goscinny). |
19. | Naijver in Painful Gulch. Brussel, Dupuis, 1962 (tekst Goscinny). |
20. | Billy the Kid. Brussel, Dupuis, 1962 (tekst Goscinny). |
21. | De Zwarte Heuvels. Brussel, Dupuis, 1963 (tekst Goscinny). |
22. | De Daltons in de blizzard. Brussel, Dupuis, 1963 (tekst Goscinny). |
23. | De Daltons op vrije voeten. Brussel, Dupuis, 1964 (tekst Goscinny). |
24. | De karavaan. Brussel, Dupuis, 1964 (tekst Goscinny). |
25. | De spookstad. Brussel, Dupuis, 1965 (tekst Goscinny). |
26. | De Daltons kopen zich vrij. Brussel, Dupuis, 1965 (tekst Goscinny). |
27. | Het 20ste cavalerie. Brussel, Dupuis, 1965 (tekst Goscinny). |
28. | Het escorte. Brussel, Dupuis, 1966 (tekst Goscinny). |
29. | Prikkeldraad in de prairie. Brussel, Dupuis, 1967 (tekst Goscinny). |
30. | Calamity Jane. Brussel, Dupuis, 1967 (tekst Goscinny). |
31. | Tortillas voor de Daltons. Brussel, Dupuis, 1967 (tekst Goscinny). |
32/1. | De postkoets. Amsterdam, Geïllustreerde Pers, 1969 (tekst Goscinny). |
33/2. | Tenderoot. Amsterdam, Geïllustreerde Pers, 1970 (tekst Goscinny). |
34/3. | Dalton City. Amsterdam, Geïllustreerde Pers, 1970 (tekst Goscinny). |
35/4. | Jesse James. Amsterdam, Geïllustreerde Pers, 1971 (tekst Goscinny). |
36/5. | Western Circus. Amsterdam, Amsterdam Boek, 1972 (tekst Goscinny). |
37/6. | Ma Dalton. Amsterdam, Amsterdam Boek, 1972 (tekst Goscinny). |
38/7. | Apache Canyon. Amsterdam, Amsterdam Boek, 1973 (tekst Goscinny). |
39/8. | De rijstoorlog. Amsterdam, Amsterdam Boek, 1973 (tekst Goscinny). |
40/9. | De premiejager. Amsterdam, Amsterdam Boek, 1974 (tekst Goscinny). |
41/10. | De grootvorst. Amsterdam, Amsterdam Boek, 1975 (tekst Goscinny). |
42/11. | De erfenis van Rataplan. Amsterdam, Amsterdam Boek, 1975 (tekst Goscinny). |
43/12. | De witte ridder. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon. 1976 (tekst Goscinny). |
44/13. | De genezing van de Daltons. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1976 (tekst Goscinny). |
45/14. | Zijne keizerlijke hoogheid Smith. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1977 (tekst Goscinny). |
46/15. | Zeven korte verhalen. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1977 (tekst Goscinny). |
47/16. | De zingende draad. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1977 (tekst Goscinny). |
48/17. | De ballade van de Daltons en andere verhalen. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1979 (tekst Goscinny/Greg). |
49/18. | De schat van de Daltons. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1980 (tekst Vicq). |
50/19. | De strop van de gehangene en andere verhalen. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1981 (tekst Goscinny/Vicq/Lodewijk/Domi). |
51/20. | De éénarmige bandiet. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1981 (tekst De Groot). |
52/21. | Sarah Bernhardt. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1982 (tekst Fauche & Léturgie). |
53/22. | Daisy Town. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1983 (tekst Goscinny). |
54/23. | Fingers. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1983 (tekst Hartog van Banda). |
55/24. | The Daily Star. Brussel/Haarlem, Dargaud/Oberon, 1983 (tekst Fauche & Léturgie). |
56/25. | De verloofde van Lucky Luke. Brussel, Dargaud, 1985 (tekst Vidal). |
57/26. | De duivelsranch. Brussel, Dargaud, 1986 (tekst Fauche & Léturgie/Guylouïs). |
| |
| |
58/27. | Nitroglycerine. Brussel, Dargaud, 1987 (tekst Hartog van Banda). |
59/28. | Het alibi. Brussel, Dargaud, 1987 (tekst Guylouïs). |
60/29. | De Pony Express. Brussel, Dargaud, 1988 (tekst Fauche & Léturgie). |
Rataplan
|
1. | De mascotte. Brussel, Dargaud, 1987. (Met Janvier & Garcia, tekst Fauche & Léturgie.) |
2. | De peetvader. Brussel, Dargaud, 1988. (Met Janvier, tekst Fauche & Léturgie.) |
Over Morris
|
Kees de Bree, Het Wilde Westen, mythe en realiteit. In: Stripschrift, jaargang 6 (1972), nr 39/40, blz. 4-7. |
Rob van Eijck, En dan nu... The Lucky Luke Story. In: Stripschrift, jaargang 6 (1972), nr 39/40, blz. 18-25. |
Martin Wassington en Rob van Eijck, Interview Morris: Strip is eerder een visueel medium: de tekst is bijkomstig. In: Stripschrift, jaargang 13 (1979), nr. 119, blz. 4-10. |
Kees de Bree en Hans van den Boom, Lucky Luke. Zeist, Vonk Uitgevers, 1981. |
Rein van Willigen, Morris: de tekenaar die sneller tekent dan zijn schaduw. In: Stripschrift, jaargang 16 (1982), nr 162/163, blz. 17-18. |
Kees de Bree en Wouter Stips, In het spoor van de Daltons definitief afscheid van Lucky Luke als tekenfilmheld! In: Stripschrift, jaargang 18 (1984), nr 184, blz. 27-29. |
26 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1991
|
|