| |
| |
| |
Brigitte Minne
door Jet Marchau
Brigitte Minne is op 16 oktober 1962 in Brugge geboren. Omdat haar ouders een zaak hadden, groeide ze gedeeltelijk op in het warme, volkse milieu van haar grootouders. Tijdens haar jeugd was ze actief lid van Jeugd en Toneel. Vanaf haar vijftiende schreef ze ook zelf stukken, waarvan enkele nog worden opgevoerd.
Na de middelbare school studeerde ze aan een internationale school in Engeland en volgde ze een secretariaatsopleiding in Gent. Ze ging werken op de ambassade van Nieuw-Zeeland en besteedde haar vakanties onder meer aan een hulpproject voor blinde kinderen op Jamaica. Na haar huwelijk zorgde ze enige tijd voor haar kinderen. In dezelfde periode begon ze een studie Germaanse filologie aan de Rijksuniversiteit Gent. Vervolgens nam ze allerlei opdrachten aan van kindertijdschriften en werkte ze als scenarist, regisseur en producer mee aan verschillende kinderprogramma's op de Vlaamse televisie. In 1998 ontving ze in Saarbrücken voor haar scenariowerk de eerste prijs van de Europese uitwisseling Kortfilm voor Kinderen (periode 1995-1998).
Ze debuteerde in 1993 met Albertine verwacht je, dat meteen de prijs voor het beste jeugdboek van Noord-Zuid in de wacht sleepte. Drie maal ontving ze de prijs van de Vlaamse en Limburgse kinder- en jeugdjury: in 1995 voor Als rozeblaadjes vallen, in 1997 voor Kobe en de Salamimannen en in 2001 voor Sien en Yassin. In 1999 volgde een prijs van de Franse kinderjury voor La Princesse de papier (De potloodprinses). Rougejaunenoirblanc (Roodgeelzwartwit), dat ze samen met Carll Cneut maakte, werd onderscheiden met de prestigieuze Franse Prix Octogone voor het beste prentenboek van 2002. Vertalingen van haar boeken verschenen onder meer in de Scandi- | |
| |
navische landen, Japan, Brazilië, Duitsland, Frankrijk en Canada.
| |
Werk
Aanvankelijk schreef Brigitte Minne adolescentenromans. Achteraf vindt ze dat niet zo'n gelukkig begin, omdat ze als auteur nog niet rijp was voor dat soort boeken. De romantische, emotioneel sterk doorwerkte verhalen bevatten erg veel thema's en het toeval speelt een grote rol. In Albertine verwacht je (1993) leidt de gevoelige relatie tussen een oudtante en haar nichtje Sofie tot magische ervaringen die Sofie inzicht geven in haar eigen situatie. De relatie tussen een rijke diplomatenzoon en een hoertje op Jamaica staat centraal in het weinig uitgediepte liefdesverhaal De zomer van de zeemeermin (1993). Het meer serene Als rozeblaadjes vallen (1994) is gebouwd rond het thema euthanasie. In dagboekvorm blikt Guus terug op het leven met zijn moeder, die hij uit liefde hielp sterven. De warme, fantasievolle levenshouding van moeder en zoon en het happy end weerspiegelen Minnes positieve visie op het leven.
In haar kinder- en tienerboeken ontpopt Minne zich als een alerte, fantasierijke en spitse auteur. Moeilijke maar herkenbare thema's maakt ze met behulp van de verbeelding bespreekbaar. Ze nodigt ook de lezers uit hun fantasie te gebruiken, want pasklare antwoorden geeft ze niet. In Misschien herkent ze mij wel (1995) vindt Jasper inspiratie in de jeugdverhalen van zijn overgrootmoeder ‘Koekezwijn’ om haar uit een coma te halen. De boze en jaloerse Kobe wil in Kobe en de Salamimannen (1996) zijn broertje Lander met behulp van voodoo van een huilende peuter tot een toffe broer omtoveren. Als Lander verdwijnt, leeft Kobe zich in in zijn kleine broer en vindt hem eerder dan de volwassenen terug. Op dezelfde manier vindt Lowie in En toen kwam Linde (2003) zijn buurmeisje, dat aan het Downsyndroom lijdt, terug. Omringd door ballonnen houdt zij de wacht bij het graf van Lowie's mama, die ze naar de hemel wil sturen. De verlegen Ellen verzint in Wat de wind in Ellens oor fluisterde (1998) een broer die haar minder eenzaam en mondiger maakt. Seppe schrijft in Een mussenjong in het eksternest (1999) zijn puberfrustraties over een tegenvallende pleegbroer van zich af en krijgt geleidelijk aan meer begrip voor hem.
In veel verhalen spoort Brigitte Minne kinderen aan als vrienden samen te werken. Het stelt hen in staat ondanks verschillen in ras en karakter een oplossing te vinden voor hun problemen. De vinnige Merel uit Mijn broer is een marsmannetje (1994), die haar neus ophaalt voor haar slappe tweelingbroer Benjamin, kan hem pas helpen als ze zich in haar doodzieke broer inleeft. In het boekje voor beginnende lezers Het is weer zover met haas (1998) en het prentenboek Roodgeelzwartwit (2001) moeten de bazige haas en Rood inbinden om hun vriendjes te behouden. De Vlaamse Kaatje en de Afrikaanse Dree lossen op een ontwape- | |
| |
nende en fantasievolle manier Kaatjes pechproblemen op in Kaatje Pech (2002). Ook de Vlaamse Sien en de Marokkaanse Yassin vinden elkaar na verkeerd geïnterpreteerde goede bedoelingen in Sien en Yassin (1999).
De warme relatie tussen ouderen en kinderen speelt in veel verhalen een belangrijke rol. Zowel in leesboekjes voor aanvankelijke lezers als Snuf en Katoo (1999) en Blijf van mijn ei! (2001) als in de adolescentenroman Als rozeblaadjes vallen staat de onvoorwaardelijke ouderliefde centraal. De gezellige, maar geïdealiseerde buurman Fiel die Bas z'n kleine problemen begrijpt in de reeks voor beginnende lezers Fiel en Bas (1994) krijgt een wat realistischer, even begripvolle tegenhanger in Dromen van een motor (1996). De warme band tussen Jasper of ‘Boon’ en overgrootmoeder ‘Koekezwijn’ in Misschien herkent ze mij wel vindt een tegenhanger in de relatie van Jasper met zijn opa in Dit jaar wordt Kerstmis anders (2001). Jasper vreest dat opa z'n lievelingskalkoen als kerstmenu wil opdienen. Gelukkig heeft opa begrip voor hem, al is het met tegenzin. Ze eten met kerstmis vegetarisch.
De liefde voor dieren schept een band tussen oud en jong. Kinderen vinden vriendschap en troost bij hun dieren. Met humor en fantasie prikt Brigitte Minne al te geïdealiseerde verwachtingen door. In Geen feest voor Tuur? (1997) kan Tuur niets aanvangen met een onhandelbaar draakje dat hij als verjaardagscadeau gekregen heeft en in Een doos met een gat (2001) ziet Lies in dat een pup eerst naar de ‘hondenschool’ moet.
Met de burgerlijke idealen van de ouders rekent Brigitte Minne op een subtiele manier af. Zij keert rollen om of maakt een milde karikatuur van te ijverige opvoeders. Kinderen en dieren mogen eigengereid zijn en opkomen voor zichzelf, als het maar met fantasie gebeurt. Rosalie uit Slaap lekker, Rosalie (2002) neemt het op tegen Meneer Maan en beleeft daardoor een wild, maar leuk avontuur. Ook Loes en Rie volgen hun droom en dansen zich naar de vrijheid in De droom van Rie (2000).
Brigitte Minne geeft haar fantasie vaak gestalte in sprookjesfiguren. In haar eerste toneelstuk, Pleidooi voor de puntmuts, dat later tot het kinderboek De vloek van de tovenaar (1995) werd omgewerkt, pleitte ze voor het behoud van sprookjes. Sindsdien duiken in vrijwel al haar verhalen kabouters, sympathieke draken en spoken, prinsen, lieve monsters en tovenaars op. Ze zetten de lezer op een grappige manier op het verkeerde been en prikken vastgeroeste ideeën door. Spookje Boe (1998) is te bang om echt te spoken, maar kan de grote mensen wel schrik aanjagen. De balorige Rozemarijn weigert in Heksenfee (1999) een rozig, donzig feetje te zijn en ontsnapt naar het veel leukere heksenbos. De reputaties van de stoere ridder en de gevaarlijke draak krijgen een grappige deuk in Is Tuur een echte ridder? (1997). Zelfs het
| |
| |
Illustratie van Marja Meijer uit Kobe en de Salamimannen
onaantastbare beeld van de goedheiligman wordt doorprikt in Sinterklaas, luie baas (1999) en het daar op voortbordurende eerste leesboek De sint is weer lui (2002). In De potloodprinses (1998) tekent Emma de prinses zoals zij zelf graag zou willen zijn, maar de eigenzinnige potloodprinses steekt daar een stokje voor. Zij wil er het liefst als Emma uitzien en geeft zo de lezer de impliciete boodschap mee: wees wie je bent.
Brigitte Minne hanteert niet alleen in haar verhalen een vlotte, ongecompliceerde en toegankelijke vertelstijl, ook algemene informatie over seksualiteit, hygiëne of beroepen verwerkt ze in vlot leesbare teksten.
Geleidelijk aan ruilde ze de zwartwitte, al te idealiserende pen van haar eerste verhalen in voor een realistischer en vooral humoristischer aanpak. Haar verhalen zijn doorspekt met grappige, puntige en beeldrijke vergelijkingen op kindermaat. De hele familie, de melkboer, de bakker en de postbode komen in Kobe en de Salamimannen naar Landers melkgebit kijken: ‘Alsof Landers mond een pretpark is.’ In Dromen van een motor ‘drentelt’ Joris met zijn slechte rapport ‘als een manke schildpad het tuinpad op’. Hij voelt zich ‘als een hond die kanariezaad in zijn etensbak vindt, een chimpansee die een worst toegeworpen krijgt, een dolfijn die het met bloemkool in plaats van sardientjes moet stellen.’
‘In eerste instantie wil ik boeken schrijven die gericht zijn op leesplezier’ zegt Brigitte Minne. ‘En sommige boeken zijn enkel daar op gericht. Ik probeer ook boeken te schrijven waarvan ik denk dat ze kinderen iets bijbrengen. Of boeken waaruit kinderen
| |
| |
troost kunnen putten als ze zich in een gelijkaardige situatie bevinden. Eigenlijk probeer ik, op mijn eigen bescheiden manier, aan een betere wereld te werken.’
| |
Heksenfee
Heksenfee (1999) is een verhaal over het generatieconflict, over onconventioneel gedrag en de drang naar vrijheid. Het feetje Rozemarijn woont met haar moeder in een luchtkasteel met gouden torentjes op een grote wolk. Zij wil haar beschermde, saaie leventje maar wat graag ruilen voor een wild heksenbestaan, maar haar moeder is het daar niet mee eens. Toch zet Rozemarijn haar zin door en verdwijnt naar het heksenbos. Ze bouwt er een boomhut en een boot. De heksen, die helemaal geen gemene wichten blijken te zijn, leren haar rolschaatsen, vliegen en toveren. 's Nachts missen moeder en dochter elkaar en daalt moeder af naar het heksenbos. Samen vinden ze een oplossing die voor beiden aanvaardbaar is.
In het verhaal zit het hele credo van Brigitte Minne: kinderen moeten de vrijheid krijgen zich te ontplooien en zichzelf te zijn. Daarvoor is het nodig om tegen de vastgeroeste opvattingen van het burgerlijk milieu te schoppen. Tot een generatiebreuk hoeft het echter niet te komen. Ook de uitwerking typeert Minne. Ze grijpt terug op sprookjesfiguren om stereotiepe beelden met humor door te prikken. In het verhaal stelt zij de absolute definities van goed en kwaad ter discussie. De eigenzinnige illustraties van Carll Cneut brachten het prentenboek extra in de aandacht. Heksenfee haalde de longlist van de Gouden Uil.
| |
Waardering
Kinderen waarderen Minnes verhalen vanwege de humor, de herkenbaarheid en de toegankelijkheid. Ook volwassenen loven de herkenbaarheid en toegankelijkheid, maar hebben bedenkingen bij de geringe diepgang, vooral van de adolescentenromans en sommige tienerboeken.
In haar kinderboeken prijst men de rake typering en de geslaagde inleving in kinderemoties. Cecile Beijk-Van Daal vindt Mijn broer is een marsmannetje een aardige manier om kanker bij kinderen uit te leggen. Marita Vermeulen prijst het vertelstandpunt. Het verhaal, geschreven in de ikpersoon, geeft volgens haar een helder inzicht in de gevoelens van Merel en zorgt voor een grote inlevingsfactor. Karin Van Camp wijst op het warme grootmoederkleinkindportret in Misschien herkent ze mij wel. Ook De Vrije Lezer en De Stem noemen het een levendig, intiem en hartverwarmend verhaal. De lezers van de kinderjury voegen daar in Bubi, wegwijs in de Vlaamse jeugdliteratuur de adjectieven ‘boeiend’ en ‘avontuurlijk’ aan toe. Een aantal recensenten wijst op de clichématige voorstelling van bepaalde milieus in De brief aan het raam (1998) en Dromen van een motor. Ook de geringe diepgang van de personages ondervindt kritiek.
| |
| |
De verhalen voor beginnende lezers vallen in de smaak vanwege de herkenbare, kinderlijke verlangens en emoties die pittig zijn uitgewerkt, de expressieve personages en de humoristische details. ‘Er zit vuur en vaart in haar stijl’ zegt Bert Van Molle. Over de Tuur en Veer-verhalen oordeelt Jan Wyns: ‘Met veel vaart en vindingrijkheid verteld. Taal en woordenschat geknipt op de maat van beginnende lezers.’
Haar prentenboeken vinden bij alle recensenten bijval. De samenwerking met illustrators als Wout Ollaerts, An Candaele en Carll Cneut is daarbij een pluspunt.
| |
Bibliografie
Kinder- jeugdboeken
|
Albertine verwacht je. Hasselt, Clavis, 1993. |
De zomer van de zeemeermin. Hasselt, Clavis, 1993. |
Puk in het bos; Puk maakt een boot; Puk op zee; Puk gaat op reis. Met illustraties van Griet Bulckens. Aartselaar/Oosterhout, Deltas, 1993. |
Mooi en gezond. Aartselaar, Deltas, 1993. |
Als rozeblaadjes vallen. Hasselt, Clavis, 1994. |
Ik lees graag met kabouter Tip en Tap. Met illustraties van Paul de Becker. Aartselaar/ Oosterhout, Deltas, 1994. |
De hut in de boom; Weet jij wat Bas zegt; Een huis in de neus van Bas; Een fee en een reus in de lucht; Een aap bij Bas; Een zus in een doos. Met illustraties van Anne Westerduin. Hasselt, Clavis, 1994. (Serie Bas en Fiel) |
Mijn broer is een marsmannetje. Met illustraties van Marja Meijer. Hasselt, Clavis, 1994. |
Seksuele voorlichting in vraag en antwoord. Met illustraties van Kris Nauwelaerts. Aartselaar/ Oosterhout, Deltas, 1994. |
Het geheim van de verdwenen sokken. Met illustraties van Wout Olaerts. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1995. |
De vloek van de tovenaar. Met illustraties van Marja Meijer. Hasselt, Clavis, 1995. |
Misschien herkent ze mij wel. Met illustraties van Marja Meijer. Hasselt, Clavis, 1995. |
Ik weet nu waarom! Met illustraties van Berthe Huysentruyt. Aartselaar/ Oosterhout, Deltas, 1995. |
Kobe en de Salamimannen. Met illustraties van Marja Meijer. Hasselt, Clavis, 1996. |
Dromen van een motor. Hasselt, Clavis, 1996. |
Reus hak wil Miet in de pan; Is Tuur een echte ridder?; Geen feest voor Tuur?; Het spookhuis. Met illustraties van Claudia Verhelst. Wielsbeke, de Eenhoorn, 1997. (Serie Tuur en Veer) |
Waarom was je je handen? Hasselt, Mozaïek, 1997. |
Spookje Boe. Met illustraties van Riske Lemmens. Hasselt, Clavis, 1998. |
De potloodprinses. Met illustraties van Anne Westerduin. Hasselt, Clavis 1998. |
Pepijn en wit. Met illustraties van Ingrid Godon. Averbode/Apeldoorn, Altiora, 1998. |
De pop van heks. Met illustraties van Anne Westerduin. Mechelen, Bakermat, 1998. |
Het is weer zover met haas. Met illustraties van Anne Westerduin. Mechelen, Bakermat, 1998. |
Wat de wind in Ellens oor fluisterde. Met illustraties van Marja Meijer. Hasselt, Clavis, 1998. |
De brief aan het raam. Met illustraties van Marja Meijer. Hasselt, Clavis, 1998. |
Wit is jarig. Met illustraties van Ingrid Godon. Averbode/Apeldoorn, Altiora, 1999. |
Sinterklaas, luie baas. Met illustraties van Anne Westerduin. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1999. |
Heksenfee. Met illustraties van Carll Cneut. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1999. |
Snuf en Katoo. Met illustraties van Erika Cotteleer. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1999. |
Een pakje voor Tijl. Met illustraties van Gudrun Makelberge. Dronten, Educatieve uitgeverij Maretak, 1999. |
Een mussenjong in het eksternest. Hasselt, Clavis, 1999. |
Sien en Yassin. Met illustraties van Erika Cotteleer. Hasselt, Clavis, 1999. |
| |
| |
Hoe kan ik koning worden? Met illustraties van Peter Goossens en Leo Timmers. Hasselt, Mozaïek, 1999. |
Roos wil een heks zijn. Met illustraties van Gudrun Makelberge. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2000. |
Tijl en roos. Met illustraties van Gudrun Makelberge. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2000. |
De droom van Rie. Met illustraties van Anne Westerduin. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2000. |
Luna en Fien. Met illustraties van Etienne Bruneel. Malle, De Sikkel, 2000. |
Mama is verliefd. Met illustraties van Marja Meijer. Hasselt, Clavis, 2000. |
Wat een rommel, kleine Jasper. Met illustraties van Gerd Stoop. Deltas, 2001. |
Wat een klus, die veters strikken. Met illustraties van Anneke Portier. Deltas, 2001. |
Roodgeelzwartwit. Met illustraties van Carll Cneut. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2001. |
Oei, waar is mijn knuffel. Met illustraties van Anne Westerduin. Aartselaar, Deltas, 2001. |
Brrr, een monster op de kamer. Met illustraties van Paul De Becker. Aartselaar, Deltas, 2001. |
Muis is veel te klein. Met illustraties van Guido Van Genechten. Aartselaar, Deltas, 2001. |
Muis is veel te klein. Met illustraties van Guido Van Genechten. Averbode/Apeldoorn, Altiora, 2001. |
Een doos met een gat. Met illustraties van Geert Vervaeke. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2001. |
Leeuw. Met illustraties van Anne Westerduin. Malle, De Sikkel, 2001. |
Blijf van mijn ei! Met illustraties van Pascal Vermeersch. Mechelen, Bakermat, 2001. |
Heks wint een prijs. Met illustraties van Anne Westerduin. Mechelen, Bakermat, 2001. |
Het verhaal van mevrouw Eekhoorn en alle andere dieren in mama's hoofd. Met illustraties van Marja Meijer. Hasselt, Clavis, 2001. |
Emiel. Met illustraties van Anne Westerduin. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2001. |
Dit jaar wordt Kerstmis anders. Met illustraties van Els Van Egeraat. Averbode/ Apeldoorn, Altiora, 2001. |
Waarom warmen sporters zich op? Met illustraties van Hugo Van Look. Hasselt, Mozaïek, 2001. |
Waar is Konijn? Met illustraties van Kristien Aertssen. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
Heks en Tovenaar. Met illustraties van Lucy Elliott. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
Seppe en Merel. Met illustraties van Ann De Bode. Averbode/ Apeldoorn, Altiora, 2002. |
De mooiste staart. Met illustraties van Marjolein Pottie. Averbode/ Apeldoorn, Altiora, 2002. |
Slaap lekker, Rosalie. Met illustraties van An Candaele. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
Hond gaat logeren. Met illustraties van Kristien Aertssen. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
Lukas en Siel. Met illustraties van Pieter Engels. Mechelen, Bakermat, 2002. |
Stekel en de maan. Met illustraties van Pascal Vermeersch. Mechelen, Bakermat, 2002. |
Wat een dag. Met illustraties van Ann De Bode. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
De sint is weer lui. Met illustraties van Veerle Derave. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
Kaatje Pech. Met illustraties van Lucy Elliott. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
En toen kwam Linde. Met illustraties van Carll Cneut. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2003. |
Over Brigitte Minne
|
Marita Vermeulen, Als rozeblaadjes vallen. In: Jeugdboekengids, juni 1994. |
Luc Fossaert, Brigitte Minne, duizendpoot in letterland. In: Het Nieuwsblad, 4-10-1994. |
Anne Provoost, ‘Ik heb niet het gevoel dat ik werk’. In: Het Brugsch Handelsblad, 24-11-1995. |
Etienne Claeys, Aangenaam. Brigitte Minne. Documentatiemappen van Vlaamse jeugdauteurs. VBC, jaargang 15 (1997). Aanvullingen tot 2002. |
Mariette Vanhalewijn, Kinderen bekronen boeken. In: Het Nieuwsblad, 29-5-1997. |
Luc Fossaert, Vijf jaar auteur zijn vraagt om een feestje. In: Het Nieuwsblad, 7-12-1998. |
Jan van Coillie, De potloodprinses. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 4 (1998), nr. 8. |
Mik Gys, Brigitte Minne. In: Schrijver gevonden, Encyclopedie van de jeugdliteratuur. Tielt, Lannoo; Den Haag, Biblion, 1998, blz. 222-223. |
Kathleen Vloeberghs, Heksenfee. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 10. |
| |
| |
Jan Van Coillie, Griezelen en grappen. Brigitte Minne. Een mussenjong in het eksternest. In: Standaard der Letteren, 22-7-1999. |
Luc Fossaert, Brigitte Minne schrijft warm jeugdboek over pleegzorg. In: Het Nieuwsblad, 5-10-1999. |
Kathy Lindekens, Van kinderen en krijgers. Brigitte Minne en Carll Cneut: Heksenfee. In: De Morgen, 27-10-1999. |
Kathleen Vloeberghs, Roos wil een heks zijn. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 7. |
Anita Wuestenberg, Tijl en Roos. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 7. |
Hilde Vervaecke, Waarom warmen sporters zich op? In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 3. |
Karin Van Camp, Brigitte Minne en Carll Cneut. Roodgeelzwartwit. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 8 (2002), nr. 1. |
Karin Van Camp, Brigitte Minne, An Candaele. Slaap lekker, Rosalie! In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 8 (2002), nr. 6. |
Brigitte Minne, Les Phares du Nord. Brigitte Minne op het salon du livre in Parijs. In: Nieuwsbrief van Villa Kakelbont, jaargang 8 (2003), nr. 1. |
website
|
www.brigitteminne.be |
63 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2003
|
|