| |
| |
| |
A.A. Milne
door Joke Linders
Alan Alexander Milne werd op 18 januari 1882 in Londen geboren. Zijn vader was een arbeider die in de avonduren schoolmeester werd en net als zijn vrouw een eigen school opzette. Alan die uiterlijk wel wat weg had van de kleine lord Fauntleroy, was de jongste van drie zonen. Volgens zijn autobiografie It's Too Late Now (1939) leerde hij veel van zijn twee jaar oudere broer Ken, met wie hij vaak op stap ging, boeken las en (nooit gepubliceerde) artikelen schreef. Beiden kregen een beurs voor Westminster College (Alan was nog maar elf) en ontwikkelden een talent voor ‘light verses’.
In 1900 ging Milne wiskunde studeren aan het Trinity College in Cambridge. Een groot deel van zijn tijd besteedde hij aan het schrijven van verhalen en gedichten voor Granta, een universiteitsblad dat geïnspireerd was op Punch, een vooraanstaand humoristisch blad. Tot zijn vreugde werd zijn werk opgemerkt door de redactie van dat blad. In 1903 gaf hij zijn studie op, zeer tot teleurstelling van zijn vader, en ging hij naar Londen om van zijn pen te leven. Dat lukte. Drie jaar later vroeg de hoofdredacteur van zijn geliefde Punch, Owen Seaman, of Milne zijn assistent wilde worden. Dat bleef hij tot aan de Eerste Wereldoorlog. Die positie heeft zijn zelfvertrouwen als schrijver zeer versterkt.
In 1913 trouwde hij met Dorothy de Sélincourt, het petekind van de hoofdredacteur. Hij noemde haar zijn ‘collaborator’ (medewerkster) omdat ze altijd zo moest lachen om zijn grapjes. Aangemoedigd door J.M. Barrie begon Milne vervolgens voor toneel te schrijven, waaronder een toneelstuk voor kinderen dat in 1917 als Once Upon a Time verscheen. Van 1914 tot 1918 diende hij in het Royal Warwickshire Regiment, eerst als instructeur in Engeland en later in Frankrijk waar hij
| |
| |
Illustratie van E.H. Shepard uit When We Were Very Young
loopgravenkoorts opliep. Toen hij na de oorlog terug wilde keren naar zijn oude baan, bleek Owen Seaman al iemand anders aangesteld te hebben.
Na de geboorte van zijn enige zoon, Christopher Robin die zichzelf liever Billy Moon noemde, begon hij de versjes te schrijven die hem internationale bekendheid opleverden. Omdat een aantal daarvan als voorpublicatie in Punch verscheen, zorgde E.H. Shepard, de vaste illustrator van dat blad, voor bijpassende illustraties. De sfeer daarvan was zo goed dat Milne en hij een vast koppel werden. De eerste bundel, When We Were Very Young (1924), was meteen een groot succes. In de eerste tien jaar na verschijning werden in Engeland en Amerika zo'n miljoen exemplaren verkocht. Milne verklaarde dat als volgt: ‘Whatever else they lack, the verses are technically good. When We Were Very Young is the work of a light verse writer taking his job seriously, even though he is taking it into the nursery.’
Nog grotere roem verwierf hij met de verhalen over Winnie-de-Poeh die wereldwijde verspreiding vonden. Tot zijn ergernis - Milne vond het vervelend dat hij alleen maar bekend was als schrijver voor kinderen - werden zijn romans voor volwassenen, Two People (1931) en Chloe Marr (1946), minder goed ontvangen. Hij overleed in 1956, drie en zeventig jaar oud, in zijn buitenhuis in Cotchford.
| |
Werk
Milne is te zien als de uitvinder van het ‘light verse’ voor kinderen: speelse, fantasierijke, naar het nonsensicale neigende gedichten vol woordspelingen, beelden, ritme en rijm. Bij het schrijven daarvan liet hij zich inspireren door wat hij van zijn driejarige zoon zag en herinneringen aan zijn eigen kindertijd. De eerste gedichten, waaronder ‘Het muisje en de dokter’ dat de omvang heeft van een klein verhaal, publiceerde hij op verzoek van Rose Fyleman in Merry-Go-Round, een tijdschrift voor kinderen. Spoedig daarna, in respectievelijk 1924 en 1927, volgden de bundels When We Were Very Young, door Toos Blom vertaald als Toen wij heel jong waren (1936) en Now We Are Six, door M.C. van Oven-van Doorn vertaald als Nu zijn we zes (1954). Later vertaalde Nannie
| |
| |
Kuiper beide bundels opnieuw onder de titels Toen we nog klein waren (1973) en Nu we al zes zijn (1974).
Tussen die twee bundels door begon hij, aangemoedigd door zoon en echtgenote, de verhalen op te schrijven die hij rondom de lievelingsbeer van zijn zoon spon. Alle verhalen spelen in het Honderd-Bunder-Bos dat sterke gelijkenis vertoont met The Ashdown Forest in Cotchford, een dorp in Zuid-Engeland tussen Turnbridge Wells en East Grinstead, waar Milne en zijn vrouw een vakantiehuis hadden. In die verhalen beschreef Milne de ‘doen-alsof-wereld’ van zijn zoon (de ene stoel was Zuid-Amerika, de andere een leeuwenkooi), zijn voorliefde voor dieren, zijn spelletjes en zijn enigszins egocentrische visie op de volwassen wereld. Ofschoon die zoon in realistische zin slechts in beperkte mate in het werk figureert, zou hij zich later tegen zijn vader afzetten. Hij verweet hem dat de verhalen en gedichten zijn leven onmogelijk hadden gemaakt.
Met uitzondering van Konijn en Uil hadden de verschillende dieren, geïnspireerd op de knuffeldieren van zijn zoon, van zijn vrouw al een eigen stem en karakter gekregen. ‘I described rather than invented them.’ Winnie-the-Pooh verscheen in 1926, The House at the Pooh Corner in 1928. Beide boeken zijn in maar liefst vijfentwintig talen verkrijgbaar. Nienke van Hichtum verzorgde de navertelling voor Nederlandse kinderen: Winnie-de-Poeh (1929), Toos Blom die van Het huis in het Poeh-hoekje (1934). Christopher Robin heette daarin Janneman Robinson. In de vertaling die Mies Bouhuys in de jaren tachtig voor haar rekening nam, kreeg hij zijn oorspronkelijke naam terug maar dan op zijn Nederlands gespeld: Christoffer Robin.
| |
Kinderversjes
Milne schreef vanuit de gevoelens en de fantasie van kinderen die veel zullen herkennen in de grillige fantasieën rondom Buckingham Palace, ridders en jonkvrouwen, of dromen over onbekende eilanden en onverwachte rijkdom. Aan volwassenen bieden de gedichten een nostalgische blik op de onbevangenheid van hun jeugd. De speelse combinaties van klank en ritme onthullen een schrijver die in woordkeus rekening kon houden met de kinderen die hij voor ogen had en tegelijkertijd een superieure taalbeheersing had. ‘Those who are themselves still children as they write will reject “pelf” instinctively [as a rhyme for “self”] as one of those short cuts which spoil the game.’ Dat soort aanpassingen maakt schrijven voor kinderen moeilijker, noteerde hij in een essay over kinderboeken.
Omdat de meeste versjes de complexiteit van poëzie voor volwassenen missen, is de vraag wel gerezen of Milnes versjes poëzie genoemd mogen worden. Volgens Lilian Smith in The Unreluctant Years (1976) heeft een kind eerder het idee dat het naar een amu- | |
| |
sant verhaal luistert, verteld in vreemd dansende zinnen. Dankzij ruimere opvattingen over poëzie en het grote aantal bewonderaars en navolgingen staat de kwaliteit van lichtvoetige poëzie inmiddels niet meer ter discussie. Niet alleen Daan Zonderland, Han G. Hoekstra en Diet Huber zijn in hun nonsensicale aanpak door Milne geïnspireerd, ook bij Annie M.G. Schmidt komen we gedichten tegen die in vorm en inhoud grote gelijkenis vertonen met het werk van Milne. Zo moet ‘Ik wil niet’ (‘Independence’) model hebben gestaan voor ‘Ik ben lekker stout’ en ‘Het ontbijt van de koning’ (‘The King's Breakfast’) voor ‘Waar de koning trek in had’.
In een aantal gedichten treedt Christopher Robin met naam en toenaam op - alleen al het ritme in zijn naam daagde daartoe uit -, andere zijn het resultaat van nauwkeurige observaties. Vanwege gedichten als ‘Vespers’ (‘Naar bed’) is hem sentimentaliteit verweten, terwijl Milne met regels als ‘God bless Mummy. I know that's right’ en ‘Oh! God bless Daddy - I quite forgot’ juist wilde laten zien dat kinderen eerder in hun eigen fantasieën opgaan dan op anderen gericht zijn. Extra jammer dus dat de Nederlandse vertaling van dit gedicht zo braaf uitviel: ‘God zegen mamma. Ja, wilt u dat doen?’ en ‘God zegen pappa. Hij leest me vaak voor.’ In de vertaling van de meeste gedichten wist Nannie Kuiper precies het juiste ritme en parlandokarakter te treffen: ‘Ik zag een man, hij ging naar de stad./ We praatten wat,/ die man en ik.’ (‘De hond en ik’).
| |
Winnie-de-Poeh
De verhalen over Christoffer Robin en zijn beer die altijd ‘boem boem boem’ op zijn kop de trap afkomt, zijn het resultaat van een dubbele vertelsituatie. In de werkelijkheid vertelde Milne ze 's avonds voor het slapen gaan aan zijn zoon. Binnen het verhaal vertelt een ik-figuur = de schrijver ze op verzoek van die zoon aan Winnie-de-Poeh. Naarmate de verhalen vorderen treedt de schrijver minder vaak op.
De meeste avonturen spelen in het Honderd-Bunder-Bos waar af en toe een Kontemiggel gesignaleerd wordt en Christoffer Robin zijn dierenvriendjes aldoor moet redden uit benarde omstandigheden. Aan het eind van die avonturen keert hij terug naar zijn eigen huis, waar hij - op weg naar zijn bad - Poeh aan een poot achter zich aansleept en zijn knuffels boven aan de trap op hem zitten te wachten. Poeh-Beer, Knorretje, Iejoor, Konijn, Teigetje, Kanga, Roe en Uil hebben ieder een eigen karakter met het daarbij behorende taalgebruik. Kanga spreekt in moederlijke bewoordingen, Iejoor schittert door zijn ironie, Knorretje zit vol bange vragen, terwijl Poeh en Christoffer Robin een vertrouwelijke omgang hebben. Alle dieren beschouwen Christoffer Robin als een volwassene die hulp kan bieden in moeilijke situaties. De grappige gebeurtenissen en de ontwapenende lo-
| |
| |
Illustratie van E.H. Shepard uit Winnie-de-Poeh
gica van de verschillende dieren spreken soms meer tot de verbeelding van volwassenen dan die van kinderen.
In de loop der jaren zijn heel wat Poeh-avonturen een eigen leven gaan leiden. Dat geldt voor de ‘expotitie’ naar de Noordpool, voor het spelen van ‘Poohstick’ maar ook voor het vastzitten in een konijnenhol, de schrijfkunst van Uil of vaste uitdrukkingen als ‘tijd voor een hapje van het een of ander’. In Nederland hebben schrijvers als Jean Dulieu, A.D. Hildebrand en Toon Tellegen zich door de logica van Milne's dierenrijk laten inspireren. De altijd treurige Iejoor, de angstige Knorretje en de eigenwijze Poeh zijn uitgegroeid tot archetypen; hun dromen en angsten bleken universeel te zijn.
Een deel van het succes is te danken aan de verfijnde tekeningen van E.H. Shepard. Hij wist de speelgoeddieren van Christopher Robin op heldere en sympathieke wijze in zwart-wittekeningen te vangen. Op verzoek van de uitgever heeft hij die, op 75-jarige leeftijd, nog eens overgedaan in kleur.
| |
Waardering
Het succes van de versjes en verhalen dat al tijdens zijn leven groot was, is ook na zijn dood gebleven. Met name de verhalen over Poeh-beer worden over de hele wereld in steeds nieuwe vormen - cd's, verfilmingen, blokboekjes, babyboeken, verzameluitgaven - tot leven gebracht. In die zin is Milne een klassiek voorbeeld van klassieke kinderliteratuur. Schrijvers uit allerlei culturen zien hem als een bron van inspiratie, zowel wat zijn subtiele omgang met de taal betreft als zijn rijke fantasie en inlevingsvermogen in de wereld van het kind. Er worden biografieën over hem geschreven en wetenschappelijke dissertaties over zijn werk.
Los van de verhalen werden figuren als Iejoor en Teigetje een begrip. Poeh zelf is te vinden op kleding, kleurboeken, spelletjes, potloden, servies en allerlei boekproducten en/of bewerkingen. In die zin is sprake van een wereldwijde Poeh-cultus. De Tao van Poeh (1982) van Benjamin Hoff, een bundel wijsheden over ‘de Kunst van het Zijn’, gebaseerd op het soort gesprekken dat de ‘Beer met maar een klein beetje Verstand’ met zijn vrien- | |
| |
den voert, werd een geliefd verjaarscadeautje voor volwassenen. Voor kinderen is er inmiddels een serie ‘grote wijsheden in binnenzakformaat’.
| |
Bibliografie
Kinderboeken
|
When We Were Very Young (1924): Toen wij heel jong waren. Vertaald door Toos Blom. Met illustraties van E.H. Shepard. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1936. (Tweede druk onder de titel Toen we nog heel klein waren, 's-Gravenhage, Van Goor, 1954.) |
When We Were Very Young (1924), Toen we nog klein waren. Vertaald door Nannie Kuiper. Met illustraties van E.H. Shepard. Amsterdam, Ploegsma, 1973. |
Winnie-the-Pooh (1926): Winnie-de-Poeh. Vertaald door Nienke van Hichtum. Met illustraties van E.H. Shepard. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1929. (Vanaf de tweede druk: 's-Gravenhage, Van Goor). |
Winnie-the-Pooh (1926), Winnie-de-Poeh. Vertaald door Mies Bouhuys. Met illustraties van E.H. Shepard. Amsterdam, Van Goor, 1987. |
Now We Are Six (1927): Nu zijn we zes. Vertaald door M.C. van Oven-van Doorn. Met illustraties van E.H. Shepard. 's-Gravenhage, Van Goor, 1954. |
Now We Are Six (1927), Nu we al zes zijn. Vertaald door Nannie Kuiper. Met illustraties van E.H. Shepard. Amsterdam, Ploegsma, 1974. |
The House at the Pooh Corner (1928): Het huis in het Poeh-hoekje. Vertaald door Toos Blom. Met illustraties van E.H. Shepard. 's-Gravenhage, Van Goor, 1934. |
The House at the Pooh Corner (1928), Het huis in het Poeh-hoekje. Vertaald door Mies Bouhuys. Met illustraties van E.H. Shepard. Amsterdam, Van Goor, 1986. |
De wereld van Poeh. Vertaald door Mies Bouhuys. Met pentekeningen en kleurenillustraties van E.H. Shepard. Amsterdam, Van Goor, 1993. (Bevat Winnie-de-Poeh en Het huis in het Poeh-hoekje.) |
Winnie de Poeh; de volledige verzameling verhalen en gedichten. Vertaald door Mies Bouhuys en Nannie Kuiper. Met illustraties van E.H. Shepard. Amsterdam, Van Goor, 2000. |
Keuze uit de speciale uitgaven
|
Het Poeh-kookboek. Geïnspireerd op Winnie-de Poeh en Het huis in het Poeh-hoekje. Met recepten van Katie Stewart en Hennie Franssen. Illustraties van E.H. Shepard. 's-Gravenhage, Van Goor, 1973. |
Het Poeh liedjesboek; vijftien liedjes met pianobegeleiding en eenvoudige gitaarakkoorden. Muziek H. Fraser-Simson. Samenstelling Anthony Miall. Vertaald door Jan van Kakerken en Leo de Ridder. Met illustraties E.H. Shepard. Den Haag, Van Goor, 1977. |
Benjamin Hoff, Tao van Poeh. Vertaald door Hilde Bervoets. Met illustraties van E.H. Shepard. Den Haag, Sirius en Siderius, 1985. |
Versjes van Poeh. Met inleiding en aantekeningen van A.A. Milne; toegevoegde tekst van Iejoor. Vertaald door Diewke Bakker. Met illustraties van E.H. Shepard. Den Haag, Sirius en Siderius, 1986. |
Citaten van Poeh en zijn vrienden. Samenstelling: Brian Sibley. Vertaald door Arti Ponsen. Met illustraties van E.H. Shepard. Den Haag, Sirius en Siderius, 1987. |
Fit en gezond met Poeh en zijn vrienden. Samenstelling: Melissa Dorfman France. Vertaald door Hilde Bervoets. Met illustraties van E.H. Shepard. Den Haag, Sirius en Siderius, 1987. |
Arie Storm, Achter alles is behang: over Winnie-de-Poeh en Gerard Reve. In: Bzzlletin, jaargang 19 (1989), nr. 170/171, blz. 63-71. |
Benjamin Hoff, Teh van Knorretje. Vertaald door Hilde Bervoets. Met illustraties van E.H. Shepard. Den Haag, Sirius en Siderius, 1993. |
John Tyerman Williams, Poeh en de filosofen. Vertaald door Hilde Bervoets. Met illustraties van E.H. Shepard. Den Haag, Sirius en Siderius, 1996. |
A.R. Melrose, Poeh woordenboek; handleiding bij de woorden van Poeh en alle andere dieren in het woud. Vertaald door Hilde Bervoets. Met illustraties van E.H. Shepard. Den Haag, Sirius en Siderius, 1997. |
Etiquette van Poeh en zijn vrienden. Samenstelling en tekst: Melissa Dorfman France. Vertaald door
|
| |
| |
Hilde Bervoets. Met illustraties van E.H. Shepard. Den Haag, Sirius en Siderius, 1997. |
Goede raad van Poeh en zijn vrienden. Samenstelling en tekst: Joan Powers. Vertaald door Hilde Bervoets. Met illustraties van E.H. Shepard. Den Haag, Sirius en Siderius, 1997. |
Over A.A. Milne
|
A.A. Milne, It's Too Late Now; the Autobiography of a Writer. London, Methuen, 1939. |
J.L. Green, Tellers of Tales. London, Kaye & Ward, 1969, blz. 239-258. |
D. Campbell, Now we are 50. In: Observer Magazine, 1-12-1973. |
Christopher Milne, The Enchanted Places. London, Methuen, 1974. (In het Nederlands verschenen onder de titel Betoverde plekjes; over een jongetje en zijn beroemde beer. Vertaald door Margareth Klatte. Den Haag, Sirius en Siderius, 1980. In 1987 herdrukt als Mijn jeugd met Poeh.) |
Wim Hora Adema, Christopher Robin Milne en Winnie de Poeh; Leven in de schaduw van je teddybeer. In: Elsevier's Weekblad, 21-2-1974. |
Alison Lurie, Back to Pooh Corner. In: Children's Literature, vol. 2, 2nd print. Philadelphia, Temple University Press, 1975, blz. 11-17. |
Lilian H. Smith, The Unreluctant Years. Harmondsworth, 1976, blz. 109-110. |
C.G. van Zweden, Beertje Winnie de Poeh is vijftig jaar. In: Trouw, 14-10-1976. |
Marijke van Raephorst, Vijftig jaar gebukt onder Winnie de Poeh. In: Elsevier's Magazine, 16-10-1976. |
J.R. Wolff, A.A. Milne. NBLC-Monografieën, serie i, nr. 2. Den Haag, 1976. |
A. Commire, Yesterday's Authors of Books for Children. Detroit, Gale Research Comp. Book Tower, 1977, blz. 174-181. |
Hans Keller, Niemand vertelt mij ook ooit iets. In: NRC Handelsblad, 11-12-1981. |
Kasper Jansen, De vele namen van een Beer met een Heel Klein Verstand. In: NRC Handelsblad, 24-12-1982. |
August Hans den Boef, De continuing story van Mol, Rat, Das, Pad, Christopher Robin en Pooh. In: Bzzlletin, jaargang 13 (1984), nr. 118, blz. 37-39. |
E. Moss, A.A. Milne on ‘Books for Children’. In: Signal, 1984, nr. 44, blz. 89-92. |
Aukje Holtrop, Tiereleboem of Tsjing Tsjingeleboem, dat is de vraag. In: Vrij Nederland, 30-8-1986. |
Kasper Jansen, Een Klontemiggel in een Hele Diepe Kuil: Winnie de Poeh opnieuw vertaald. In: NRC Handelsblad, 2-10-1987. |
Gert van Engelen, In de voetsporen van Winnie: Engels dorpje Hartfield zwijgt Christopher Robin en zijn bovenstebeste vriend Poeh dood. In: Het Vrije Volk, 26-5-1988. |
Ewoud Sanders, Ontelbare herdrukken van Poeh-boeken. In: Boekblad, jaargang 154 (1987), nr. 38. |
Ann Thwaite, A.A. Milne; his Life. Londen, Faber and Faber, 1990. |
Ann Thwaite, The Brilliant Career of Winnie-the-Pooh: the Story of A.A. Milne and his Writings for Children. London, Methuen, 1992. |
Carel Peeters, Altijd op pad naar nergens: bij de dood van Christopher Milne (1920-1996). In: Vrij Nederland, 18-5-1996, blz. 10-12. |
57 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2001
|
|