operatie overlijdt. Dit zware thema wordt op een serene, relativerende manier in beeld gebracht. Voor Gudrun Mebs staan komedie en tragedie dicht bij elkaar.
In Wachten op zondag (1984) voert een weesmeisje het woord. Het is niet een melodramatisch verhaal vol kommer en kwel, maar een vinnig verslag van de emoties van dat meisje. De relatie met haar weekendmoeder staat centraal, maar ook de wederkerigheid van de verhouding komt naar voren: het belang van dit ‘zondagskind’ in het leven van de volwassen pleegmoeder.
In haar talloze korte verhalen voor de Duitse radio beschrijft Gudrun Mebs met humor gebeurtenissen uit het dagelijkse leven van jongere kinderen. De figuren worden als individuen getekend, maar krijgen door hun herkenbaarheid tegelijk een voorbeeldfunctie. Een aantal van deze radioverhalen is gebundeld in Mag ik met je spelen (1987) en Een pinguïn voor mama (1985).
In de tweede helft van de jaren tachtig schreef Gudrun Mebs enkele psychologische jeugdromans waarin ze de ingetogen dramatiek van haar eerste boeken combineerde met de herkenbare wereld van haar korte ‘radioverhalen’. In deze romans laat ze fascinerende, eigengereide hoofdfiguren een belangrijk groeiproces doormaken.
Rond jaloers zijn op een nieuw broertje of zusje, een gegeven dat Mebs zich levendig kan herinneren uit haar eigen kindertijd, draait Daniël en de baby (1986). Omdat Daniëls nieuwe zusje alle aandacht van moeder opeist, ontvoert hij de baby. Deze actie heeft een averechts effect: Daniël bezwijkt onder de charmes van de baby en maakt een emotioneel groeiproces door.
Ook Karel in Alleen op de heuvel (1987) maakt een inwijding door. Met zijn moeder logeert hij in een vakantiehuisje op de heuvel, in een schitterend desolaat landschap vol olijfbomen. Als zijn moeder enkele dagen weggaat, moet hij naar een vakantiekamp. Hij komt stiekem terug en woont drie dagen alleen in het huisje, ‘als Heer van de Heuvel’. De euforie maakt al snel plaats voor angst, want fysiek en psychisch overleven in een verlaten huis is niet zo eenvoudig. Bij haar terugkeer vindt moeder een andere jongen.
In haar omvangrijkere jeugdromans vertelt Gudrun Mebs steeds in de ik-vorm. Dit vertelperspectief maakt het voor haar gemakkelijker zich in te leven in de jeugdige hoofdpersonages, bovendien vergroot het de identificatiemogelijkheden van de lezers. Mebs plaatst haar figuren doorgaans in een periode van verwarring en emotionele chaos, en observeert hoe ze na creatief herstructureren hun emotionele leven weer in de hand krijgen. Sara uit het autobiografisch getinte verhaal Sara wil bij het circus (1990) droomt ervan in het