| |
| |
| |
Jan Luyken
door Annemiek Hoitink
Jan (Jo[h]annes) Luyken werd op 16 april 1649 in Amsterdam geboren als zoon van een onderwijzer. Zijn ouders hadden de gereformeerde staatskerk de rug toegekeerd. Aanvankelijk waren ze remonstrants, later werden ze aanhangers van het piëtisme. Deze richting binnen het protestantisme stelde innerlijke vroomheid, verdraagzaamheid en naastenliefde centraal en wilde het leven daarmee in overeenstemming brengen. Het lezen van de bijbel en stichtelijke verzen, meditatie, gebed en het zingen van psalmen waren erg belangrijk in het gezin Luyken.
Tijdens zijn opleiding tot schilder had Luyken ook ontmoetingen met dichters. De poëzie in die tijd stond onder invloed van Vondel en het Frans-klassisme. Lyriek en epiek waren de belangrijkste genres. Luykens eigen gedichten uit die tijd waren lichtzinnig, uitbundig en gericht op het aardse.
In 1672 trouwde hij met Maria Oudens. Het echtpaar kreeg vijf kinderen. Alleen de oudste zoon Caspar bleef in leven. Op zesentwintigjarige leeftijd bekeerde Luyken zich en richtte hij zich volledig naar het geloof dat hij van huis uit had meegekregen. Vanaf dat moment leidde hij een sober en teruggetrokken bestaan. Zijn gedichten kregen een vroom en stichtelijk accent. Jan Luyken stierf in 1712.
| |
Werk
Jan Luyken debuteerde in 1671 met Duytse lier, een bundel natuur- en liefdesgedichten. Na zijn bekering stelde hij zijn lyrische talent volledig in dienst van zijn geloofsovertuiging en de verdieping van het zielenleven. Zijn mystiek komt overeen met de opvattingen van grote mystici als de Duitser Jacob Boehme, die verlangden naar zuiverheid en één worden met God. Maar Luyken had ook oog voor het aardse. In Jezus en de ziel (1678) bundel- | |
| |
de hij voor het eerst zijn mystieke bespiegelingen. Daarna volgden bundels als Spiegel van het menselyk bedryf (1694), Beschouwing der wereld (1708), De bykorf des gemoeds (1709) en Het leerzaam huisraad (1711). Deze bundels waren geliefd bij een breed publiek. De kwaliteit van het werk is wisselend. Sommige verzen zijn kunstloos, andere zelfs plat. Daar tegenover staan verzen die zich kenmerken door een zuivere lyriek, directheid, poëtische woordkeus en ritmische verscheidenheid.
Zijn laatste bundel, Des menschen begin, midden en einde (1712), droeg hij op aan zijn kleinzoon. Het is een bundel met emblemata (beeldpoëzie) over de levensloop van geboorte tot aan de dood. Op de rechter bladzijden staat een spreuk, uitgewerkt in een plaatje en een versje. De linker bladzijden bevatten bijbelteksten die met de emblemata in verband gebracht kunnen worden.
Het is opvallend dat Luyken negenentachtig bladzijden besteedt aan de kindertijd en maar twaalf aan de jongere, de volwassene en de bejaarde. Een onevenwichtige verdeling die het verschil tussen kind en volwassene accentueert. Puberteit of adolescentie zijn niet of nauwelijks aanwezig. Kinderen zijn onschuldig en onwetend, dat hoorde bij het beeld dat men in die tijd van kinderen had. Volwassenen moesten hun verstand gebruiken en een deugdzaam leven leiden om in de hemel te komen. Vanwege de zware onderwerpen en de levenswijsheden is wel de vraag opgeworpen of dit een boek voor kinderen is. Vast staat dat het door een breed publiek van kinderen en volwassenen gelezen werd.
Luyken geloofde dat God in de mensen zelf aanwezig is en dat het een persoonlijke taak voor ieder mens is om tijdens het aardse leven God te vinden en te ervaren. Het boek bevat wijze lessen hierover. Wie de uitgave goed bekijkt, kan concluderen dat Luyken zich - met de middelen die hem in zijn tijd ter beschikking stonden - heeft ingespannen om zich tot een publiek van jong en oud te richten. In de voorrede schreef hij:
‘Gij jonge dochtertjes en Knaapjes
Eenvoudige en onnooz'le schaapjes,
Die op des werelds Speelbaan treed,
Hij gebruikt beeldspraak die betrekking heeft op de belevingswereld van het kind. De wereld (het aardse bestaan) kan worden gezien als een ‘Speelbaan’ waar mensen tijdelijk gebruik van maken tot zij in de hemel komen. Om dit laatste te bereiken moeten zij, als ze eenmaal volwassen zijn, de nodige inspanningen verrichten. Luykens beeldspraak komt ook overeen met die uit de bijbel: daar worden volwassenen gezien als kinderen van God. In sommige verzen is een direct verband te vinden met bijbelteksten, zoals bijvoorbeeld in ‘De Boog’. In de bijbeltekst ernaast staat: ‘Zij spannen hun tong als leugenboog [-]
| |
| |
en Mij willen zij niet kennen, luidt het woord des Heren’ (Jeremia 9 vers 3; vertaling 1951 Nederlands Bijbelgenootschap). Op de afbeelding staat een kind dat zijn pijl en boog richt. Naast hem een volwassene geknield op de grond die bezig is met het spannen van een boog. De spreuk boven het plaatje schrijft voor hoe de boog moet worden gebruikt:
‘Schiet niet in 't wild; maar, doeld op 't wit,
Daar eeuwig voordeel achter zit’
Uit de keuze van de bijbelteksten kan worden opgemaakt dat Luyken heeft gezocht naar passages die in verband gebracht kunnen worden met volwassenen én kinderen. Hij maakte stof uit de bijbel toegankelijk met behulp van tekst en beeld. De tekst op rijm was makkelijk uit het hoofd te leren, een veel gebruikt didactisch middel in die tijd. Het speelgoed, of iets anders uit de kinderlijke beleving, is steeds de aanleiding voor een wijze levensles over het (toekomstige) volwassen bestaan:
‘Het poppengoed voor 't jonge kind
Waar in het Meisje vreugde vind,
Is ook een Spiegel voor de ouden,
Dat zij het toe betrouwde Pand,
Van 't Edele bejaard verstand,
Met poppengoed niet op en houden.’
De gedichten hebben een vaste structuur. De eerste regels zijn gericht op het onschuldige, ‘onnozele’ spel van het kind en de laatste regels op de volwassene en wat er van hem verwacht wordt. Er is tevens een omslag van het aardse naar het geestelijke.
Ook in andere bundels, zoals Spiegel van het menselyk bedryf, Beschouwing der wereld, De bykorf des gemoeds en Het leerzaam huisraad zijn dieren, huisraad of natuurverschijnselen een uitgangspunt voor de wijze levenslessen.
| |
Bewerking
In 1824 maakten Petronella Moens (poëzie en proza) en J.H. Warnsinck (illustraties) een bewerking van Des menschen begin, midden en einde. Uit de voorrede wordt duidelijk dat Luykens bundel tijdens de jeugdjaren van Moens in veel gezinnen gelezen werd. De kinderen vermaakten zich met het ‘beschouwen der platen’ en het ‘van buiten leren’ van de versjes. Het boekje is door het duo speciaal voor kinderen bewerkt en gemoderniseerd. Moens richt zich herhaaldelijk tot het jonge leespubliek met de woorden: ‘Lieve kinderen!’ De platen zijn door Warnsinck opnieuw getekend en verbeelden het moderne negentiende-eeuwse stadsleven. Het zijn geen etsen maar kopergravures. De voor jonge lezers onbegrijpelijke bijbelteksten zijn vervangen door kindvriendelijk proza opdat: ‘[-] het hier der lieve jeugd niet aan verstaanbaar, godsdienstig-zedelijk onderrigt zal ontbreken.’ De tweeregelige teksten boven de plaatjes zijn verdwenen; de versjes onder de platen zijn bewerkt en gemoderniseerd. Er zijn ook onderwerpen gewijzigd en samengevoegd zoals: ‘Het kind aan de
| |
| |
Illustratie van J.H. Warnsinck uit 's Menschen begin, midden en einde
borst’ (i.p.v. ‘Het kind krijgt pap’), ‘De spelende kinderen’ (i.p.v. de aparte afbeeldingen met de hoepel en de tol), ‘De knaap kiest een beroep’ (i.p.v. ‘Het kind kiest een ambacht’ en ‘Het kind studeerd’). Er zijn ook nieuwe onderwerpen aan toegevoegd zoals: ‘Het huwelijk’ en ‘De uitspanning’. Het versje van ‘Het kind met de pop’ laat iets zien van de ingrijpende veranderingen die het boek heeft ondergaan:
‘De stugge wijshoofd moog het wraken,
Als 't spelen met de pop het meisje kan vermaken,
Dit spel schenkt, aan den vriend der jeugd,
Een waar genot, een zoete vreugd,
Reeds toont het wat het kind, na dezen,
In 't moederlijk bedrijf zal wezen.’
Achter in het boek wordt nog enkele informatie gegeven over de oorspronkelijke auteur: ‘Nu nog een paar woorden, lieve kinderen! omtrent den man, wiens geschrift wij hier gevolgd hebben [-]’.
| |
Betekenis voor de jeugdliteratuur
Uit het voorwoord van de bewerking door Moens en Warnsinck wordt duidelijk dat Luykens Begin, midden en einde een populair volksboekje was. Daalder suggereert dat wellicht ook andere boeken van Luyken door (niet te jonge) kinderen en jongeren werden gelezen zoals bijvoorbeeld: Spiegel van het menselyk bedryf, Beschouwing der wereld, De bykorf des gemoeds en Het leerzaam huisraad. In navolging van Luykens Menselyk bedryf verscheen in 1740 Nieuwjaarsgifte aan de Jonge Jeugt. Een boekje van de auteur J. Van Egmond Jz., waarin aan de hand van zesendertig houtsneden verschillende ambachten op streng rechtzinnige wijze worden beschreven. Diverse andere emblemata van Jan Luyken zijn tot in de achttiende en negentiende eeuw in Jeugd-almanakken en embleemboeken terug te vinden. Delen uit het werk van Luyken bleven hierdoor tot ver in de negentiende eeuw in de jeugdliteratuur aanwezig.
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk
|
Duytse lier (1671), Jezus en de ziel (1678), Voncken der liefde Jesu (1687), Spiegel van het menselyk bedryf
|
| |
| |
(1694), Beschouwing der wereld (1708), De bykorf des gemoeds (1709), Het leerzaam huisraad (1711). |
Ook voor de jeugd
|
Des menschen begin, mdden en einde; in een en vyftig konstige figuren. Met godlyke spreuken. En stichtelyke verzen. Amsterdam, P Arentz. en K. van der Sys, Boekverkoopers in de Beurs-straat, in de drie Raapen, 1712. (Bevat tevens een levensbeschrijving in: Het kort verhaal en Op het leven.) |
Bewerking
|
Petronella Moens en W.H. Warnsinck, 's Menschen begin, midden en einde. Met platen van J.H. Warnsinck en J. Van Meurs; gegraveerd door J.A.R. Best. Met voorrede van de auteurs. Amsterdam, Ten Brink & De Vries, 1824. |
Over Jan Luyken
|
Jan Luiken: Het beste deel. Verzameld en ingeleid door Garmt Stuiveling. Hasselt, Heideland, 1965. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker: historisch overzicht van de Nederlandse Kinderliteratuur met illustraties en portretten. Schiedam, Interbook International, 1976, blz. 39, 42, 54 en 74. |
Elize Knuttel Fabius, Oude Kinderboeken: Paedagogie en moraal in oude Nederlandse Kinderboeken. Schiedam, Interbook International, 1977, blz. 16. |
Ontmoeting met Jan Luyken. Ingeleid en samengesteld door prof. dr. J.W. Schulte Nordholt. Kampen, J.H. Kok, 1978. |
Dr. G.P.M. Knuvelder, Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde. 's-Hertogenbosch, Malmberg, 1979, blz. 476-484. |
Anne de Vries, Wat heten goede kinderboeken? Opvattingen over kinderliteratuur in Nederland sinds 1880. Amsterdam, Querido, 1989, blz. 18. |
De hele Bibelebontse berg. Onder redactie van Harry Bekkering, P.J. Buynsters e.a. Amsterdam, Querido, 1990, blz. 183-185, 188, 198 en 218. |
65 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2004
|
|