| |
| |
| |
Hugh Lofting
door Ineke Haykens
Hugh John Lofting werd op 14 januari 1886 geboren in Maidenhead, Berkshire in Engeland. Als kind al hield hij van dieren en interesseerde hij zich voor alles wat met de natuur te maken had.
Op achtjarige leeftijd ging hij naar het Mount St. Mary's College, een jezuïetenschool. De tien daaropvolgende jaren zag hij zijn familieleden zeer onregelmatig. In 1904 ging hij naar het Massachusetts Institute of Technology in Cambridge en in 1905 naar het London Polytechnic. Hij werkte een aantal jaren als ingenieur in het buitenland, onder andere in Canada en Afrika. In 1911 trouwde hij met Flora W. Small. Zij overleed in 1927. Lofting trouwde daarna nog twee keer: in 1928 met Katherine Harrower en in 1935 met Josephine Fricker. Hij had twee zoons en een dochter.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij bij de Ierse Garde in Vlaanderen en Frankrijk. Hij raakte gewond en keerde in 1917 terug naar huis.
In 1919 emigreerde hij naar de Verenigde Staten waar hij zich liet naturaliseren. In 1923 ontving hij de Newbery Medal voor The Voyages of Doctor Dolittle. Hij stierf op 27 september 1947.
| |
Werk
Het werk waarmee Hugh Lofting zijn bekendheid verwierf, is de uit twaalf delen bestaande serie rond de persoon van Doctor Dolittle. Lofting creëerde Dolittle tijdens de oorlog, terwijl hij in Vlaanderen zat. Hij schreef brieven aan zijn kinderen, Elizabeth en Colin. Hij verbaasde zich erover dat alles in het werk werd gesteld om het leven van een gewonde soldaat te redden, maar dat een gewond paard werd afgemaakt. Het was blijkbaar noodzakelijk om de paardentaal te verstaan om een paardenhospitaal te beginnen. Die gedachte was het begin: een excentrieke plattelandsdoker met een voorliefde voor de natuur en een zo mogelijk nog grotere liefde voor huisdieren besluit zijn mensenpraktijk op te geven om zich te gaan wijden aan het welzijn van de dieren. Hij leert de taal van de dieren verstaan en heeft daardoor de mogelijkheid hun wereld te betreden en avonturen te beleven die voor anderen niet waarneembaar zijn.
In de herfst van 1919 bleek Dolittle zo geliefd te zijn bij zijn kinderen dat hij besloot de brieven om te werken tot boeken. Lofting was bezeten van de idee van wereldwijde vrede en onderling begrip. Hij zei eens: ‘Als we kinderen laten zien dat alle rassen, gelijk in geestelijke en lichamelijke kansen
| |
| |
tot ontwikkeling, ongeveer even goed of slecht zijn, dan hebben we een steen gelegd voor het bouwen aan de vrede en het internationalisme.’
Wat hij hierover te zeggen heeft, vinden we terug in de persoon van Doctor Dolittle en in de relatie die deze met zijn dierenvrienden onderhoudt. Loftings boodschap is: doe anderen (mens noch dier) niet aan wat je zelf ook niet aangedaan wilt worden.
Een van de karakteristieken van Loftings boeken is dat Dolittle een taal spreekt die jong en oud aanspreekt. Hij beschouwde het als zijn taak zo eenvoudig en onderhoudend te schrijven dat een kind alles wat hij schreef kon begrijpen, zelfs als het woorden en uitdrukkingen tegenkwam die het niet kende. Hij had een afkeer van het woord ‘jeugd’ zodra het op boeken sloeg. Zijn eerste Dolittle-boek is opgedragen ‘Aan ALLE KINDEREN, aan de kinderen in jaren en aan de kinderlijken van hart’.
Hij ontwikkelt elk avontuur nauwgezet en logisch. Alles wordt tot in details uitgewerkt, niets maakt inbreuk op de wetenschap zoals die door Doctor Dolittle is ontwikkeld. Zijn nonsens zijn logische nonsens. Hij respecteerde de intelligentie van kinderen en hun verbeeldingskracht.
| |
De Dolittle-boeken
De twaalf boeken spelen in het Engeland van omstreeks 1840. Dolittles rechterhand is Tommy Stubbins, die in een aantal boeken een rol speelt. In de boeken waarin hij optreedt, fungeert hij als verteller.
John Dolittle is een goed mens, maar hij doet wel precies waar hij zelf zin in heeft. Het enige wat hem interesseert is het welzijn van dieren en het uitbreiden van zijn kennis van de biologie. Over het algemeen heeft hij niet zoveel op met zijn soortgenoten. Hij overtreedt regelmatig de wet en verkeert nogal eens in gevangenissen.
Het eerste Dolittle-boek, De Geschiedenis van Doctor Dolittle, werd zowel in Engeland als Amerika enthousiast ontvangen. De lezer maakt kennis met Doctor Dolittle en zijn dierbaarste dieren: Dip-Dip de praktische eend, in latere bewerkingen Ploeploep; Jip de hond, later Kluiver; Grub-Grub het gulzige varken, later Gromgrom; Polynesia de papegaai en Toe-Toe de wijze uil. Daarnaast spelen nog talloze andere dieren een rol. Verder treedt Matthijs Mugg, de man-van-de-verse-waar, regelmatig op.
John Dolittle woont in Puddleby-on-the-Marsh (in latere bewerkingen Modderik in de Biezen). Hij is een eenvoudige dorpsdokter met menselijke patiënten. Het probleem is dat hij zoveel van dieren houdt, aan hun gezelschap de voorkeur lijkt te geven, dat zijn patiënten hem in de steek laten. Zijn zuster Sarah maakt zich zorgen over de terugloop van het inkomen. Een krokodil in de vijver is de druppel die de emmer doet overlopen. Ze vertrekt. Ten slotte houdt hij alleen
| |
| |
Matthijs nog als patiënt over en deze stelt voor dat de dokter zijn geld gaat verdienen als dierendokter. Polynesia, de wijze en nogal dictatoriale papegaai, biedt aan hem de taal van de dieren te leren. Binnen korte tijd verandert het aanzicht van Puddleby door bijvoorbeeld de aanwezigheid van bijziende trekpaarden met brillen.
Van een van zijn eerste reizen keert Dolittle terug met een nieuw dier, dat in latere boeken een rol blijft spelen: de poesjmi-poeljoe (in een latere bewerking de doumetrekku), een tweekoppig dier.
Dolittles vriendelijkheid en hulpvaardigheid voeren hem voortdurend in het avontuur. Hij komt uiteindelijk altijd als overwinnaar uit de strijd, omdat hij niet alleen dapper maar ook zeer vindingrijk is.
Van 1920 tot 1933 verschenen er regelmatig nieuwe Dolittle-boeken. In 1948 verscheen Dr. Dolittle and the Secret Lake. De vele brieven die hij van kinderen kreeg, vormden voor hem een nieuwe inspiratiebron. In 1950 en 1952 verschenen respectievelijk nog Dr. Dolittle and the Green Canary en Dr. Dolittle's Puddleby Adventures.
De Dolittle-boeken zijn opvoedkundig getint. Dolittle reist naar de merkwaardigste plaatsen en geeft veel praktische en gedetailleerde informatie over geografie, vegetatie en diersoorten. Nadrukkelijk gaf Lofting uiting aan zijn afkeer van agressie, jagen, dierentuinen en stierengevechten.
Illustratie van Hugh Lofting uit Dokter Dolittle
| |
Waardering
De laatste jaren hebben Loftings boeken kritiek te verduren gekregen. Volgens Bob Dixon in Catching Them Young voeren racisme en blanke suprematie de boventoon in de hele serie. Hij verwijst in het bijzonder naar de belevenissen van prins Bumpo, een zwarte prins. Zijn grootste wens is blank te zijn en een blanke prinses te trouwen. De boodschap is volgens Dixon duidelijk: de zwarte man wil graag blank zijn maar zal dat nooit worden. In illustraties schildert Lofting zwarte mensen altijd grotesk. Ze spelen geen serieuze rollen, maar zijn komisch, kinderlijk en simpel.
Dixon ontdekte in de Dolittle-boeken ook koloniale trekken. Ondanks het feit dat Bumpo - die later in
| |
| |
Oxford studeert - prins is, noemt hij Dolittle ‘sir’. Op reis naar het Slingeraapeiland kookt hij en wordt hij als een bediende behandeld. Een Indiaan die door Dolittle uit een benarde positie wordt bevrijd, dankt hem als volgt: ‘Machtige witte man, ik dank u het behoud van mijn leven. Voor het overige mijner dagen stel ik mij geheel tot uw beschikking.’
De Indianen op het Slingeraapeiland kennen geen vuur. ‘Arme kortzichtige heidenen,’ noemt Bumpo ze. Dolittle geeft hun vuur en ze aanbidden hem. Hij mengt zich in de strijd tussen twee stammen (blanke interventie om eigen voordeel, meent Dixon). Ze roepen hem, tegen zijn wil, uit tot koning en beide stammen willen als één volk leven onder de koning der koningen. Dolittle leert ze een fatsoenlijke stad bouwen, ijzer en koper smelten. Hij geeft ze les. ‘De dingen die hij onderwees, waren wel eens heel anders dan die in een gewone school onderwezen worden; want die indianen hadden geen flauw begrip van de eenvoudigste zaken, die elk kind bij ons weet. Maar ik moet erbij zeggen, dat ze ook een heleboel wisten, waarvan blanke volwassenen weer geen flauw begrip hebben.’
| |
Bibliografie
De niet in het Nederlands vertaalde kinderboeken
|
Dr. Dolittle and the Secret Lake (1948), Dr. Dolittle and the Green Canary (1950), Dr. Dolittle's Puddleby Adventures (1952). |
De in het Nederlands vertaalde kinderboeken
|
The Story of Dr. Dolittle (1920): De geschiedenis van doctor Dolittle. Bewerkt door G.W. Elberts. Met illustraties van de schrijver. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers Maatschappij, 1926. |
The Voyages of Dr. Dolittle (1922): De zeereizen van doctor Dolittle. Bewerkt door G.W. Elberts. Met illustraties van de schrijver. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers Maatschappij, 1927. |
Dr. Dolittle's Post Office (1923): Doctor Dolittle's postkantoor. Bewerkt door G.W. Elberts. Met illustraties van de schrijver. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers Maatschappij, 1928. |
Dr. Dolittle's Circus (1924): Het circus van doctor Dolittle. Bewerkt door G.W. Elberts. Met illustraties van de schrijver. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers Maatschappij, 1930. |
Dr. Dolittle's Zoo (1925): De dierentuin van doctor Dolittle. Bewerkt door G.W. Elberts. Met illustraties van de schrijver. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers Maatschappij, 1930. |
Dr. Dolittle's Caravan (1926): Doctor Dolittle's Woonwagen. Bewerkt door G.W. Elberts. Met illustraties van de schrijver. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers Maatschappij, 1931. |
Dr. Dolittle's Garden (1927): Doctor Dolittle's tuin. Bewerkt door G.W. Elberts. Met illustraties van de schrijver. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers Maatschappij, 1931. |
Dr. Dolittle in the Moon (1928): Doctor Dolittle op de maan. Bewerkt door G.W. Elberts. Met illustraties van de schrijver. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers Maatschappij, 1932. |
Dr. Dolittle's Return (1933): Doctor Dolittle's terugkomst. Bewerkt door G.W. Elberts.
|
| |
| |
Met illustraties van de schrijver. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers Maatschappij, 1934. |
Over Hugh Lofting
|
Edward Blishen, Hugh Lofting. Bodley Head, 1968. |
Helen Dean Fish, Doctor Dolittle: His Life and Works. In: Horn Book Reflections. On children's books and reading. Selected from eighteen years of the Horn Book Magazine 1949-1966. Boston, 1969, blz. 218-224. |
Bob Dixon, Catching Them Young 1. Sex, Race and Class in Children's Fiction. Londen, 1977, blz. 105-107. |
Bob Dixon, Catching Them Young 2. Political Ideas in Children's Fiction. Londen, 1977, blz. 104, 113. |
Piet Grijs, Doctor Dolittle: Totaal dapper, totaal goed. Twaalf boeken om een jeugd mee door te komen. In: Vrij Nederland, 21-5-1977. |
Cornelia Meigs e.a., A Critical History of Children's Literature. New York, 1969, blz. 398, 468. |
12 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1986
|
|