| |
| |
| |
Martin Lodewijk
door R. van Eijck
Martin Lodewijk is geboren op 30 april 1939 in Rotterdam. Toen hij nog op de hbs zat, publiceerde hij zijn eerste strip, Kit Sydney in ‘Uraniumgieren’, in een Rotterdams wijkblaadje. Nadat hij zijn schoolopleiding voortijdig had afgebroken, tekende hij anderhalf jaar lang maandelijks een stripboekje voor uitgeverij A.T.H. in Rotterdam, achtereenvolgens de komische detectivestrip Babel en Knetterton (1957), de ruimtevaartserie Dick Harris (1957-1958) en de zeventiende-eeuwse zeevaartstrip Arent Brandt (1958). Eind 1958 vroeg Het Parool hem om ‘Frank, de Vliegende Hollander’ over te nemen van Piet Wijn, die met deze strip inviel voor Peter Kuhns ‘Kapitein Rob’, omdat deze serie door ziekte van de tekenaar tijdelijk niet kon verschijnen. Nadat Martin Lodewijk in vier verhalen deze vliegeniersstrip tot een ruimtevaartstrip had omgebouwd, gaf hij op zijn twintigste het tekenen van stripverhalen op om een carrière als reclametekenaar te beginnen. In 1965 keerde hij echter naar de strip terug via Jan Kruis (o.a. Jan, Jans en de Kinderen), met wie hij in de reclame had samengewerkt. Jan Kruis bracht hem in contact met het stripweekblad Pep, dat hem vroeg een persiflage op het toentertijd populaire geheim-agentengenre te maken. Dit werd Agent 327 (1966), waarvan hij eerst een aantal korte verhalen tekende en vanaf 1968, toen de strip een groot succes was geworden, ook vervolgverhalen. Van 1970 tot 1972 maakte Martin Lodewijk samen met tekenaar Daan Jippes, die door vele Nederlandse stripmakers als hun
| |
| |
absolute voorbeeld werd en wordt gezien, een eenmalige strip van Bernard Voorzichtig.
In 1975 is Martin Lodewijk medeverantwoordelijk geweest voor de opzet van het nieuwe stripblad Eppo, waarin Pep en Sjors fuseerden, waarna hij tot 1981 voor dit tijdschrift de functie van redacteur/art-director heeft vervuld. Daarna ontwikkelde hij samen met Peter de Smet (o.a. De Generaal) en Frits van der Heide, ex-hoofdredacteur van Eppo, plannen voor een eigen volwassenenblad, Titanic. Dit ging echter met zoveel produktieproblemen gepaard dat Martin Lodewijk uit de redactie stapte vóór het eerste nummer verschenen was.
Naast de scenario's voor zijn eigen strips heeft Martin Lodewijk veel teksten voor andere tekenaars geschreven, in enkele gevallen voor series die hij zelf heeft opgezet, zoals Johnny Goodbye (1966), Storm (1977), De Kat (1980) en January Jones (1988), maar ook voor bestaande reeksen als Sjors en Sjimmie, Lucky Luke en Edmund Bell. Eén keer heeft Martin Lodewijk een strip getekend op scenario van een ander, Jacques Post, voor het tijdschrift Thrillers & Detectives: Jake Hunt. Behalve als striptekenaar en -schrijver is hij altijd als reclametekenaar werkzaam gebleven.
In 1978 heeft Martin Lodewijk de Stripschapprijs ontvangen, niet alleen voor zijn gehele oeuvre, maar ook voor zijn inspirerende voorbeeld voor een nieuwe generatie stripmakers.
| |
Werk
De eerste strips van Martin Lodewijk, de maandelijks verschenen boekjes van Babel en Knetterton, Dick Harris en Arent Brandt, ogen nog vrij primitief. De verhalen werden met veel flair verteld, maar de tekeningen waren, ook door de snelheid waarmee ze gemaakt moesten worden tamelijk onbeholpen. Toch waren het voor die tijd geen slechte strips, doordat het enthousiasme van Lodewijk zijn gebrek aan vakmanschap grotendeels goedmaakte. Aan Frank de Vliegende Hollander kon hij meer tijd besteden en daardoor kon hij, ook met behulp van de ervaring die hij inmiddels had opgedaan, deze strip een verzorgder aanzien geven. Zijn professionele tekenopleiding kreeg Martin Lodewijk gedurende de zes jaar dat hij zich uitsluitend met reclame bezighield.
Toen hij zich in 1965 opnieuw met de strip ging bezighouden, begon hij meteen met de serie die zijn belangrijkste zou worden: Agent 327. Het was oorspronkelijk de bedoeling in deze strip een parodie te maken op het in die tijd door de James Bond-films zeer populaire geheim-agentengenre, maar al snel werd het idee van de persiflage losgelaten, waarna Agent 327 een eigen leven ging leiden. Aanvankelijk was Hendrik IJzerbroot, alias Agent 327, een koele, laconieke figuur, die over droge humor be- | |
| |
schikte. Maar al na enkele verhalen ontwikkelde hij zich tot een menselijker personage, tot een goedbedoelende, vrij schutterige anti-held. Hij is eerder schuchter dan hard, hij zit vast in een keurslijf van formaliteiten en hij heeft moeite zich te bewegen in het sociale verkeer, vooral ten opzichte van het andere geslacht. Hij is een nuchtere Hollander, die zich niet snel zal laten verleiden tot wilde escapades. Ondanks het feit dat hij geen man van de wereld is, is hij als geheim-agent redelijk bekwaam. Met veel vindingrijkheid, meer dan met geweld, weet hij meestal de hem opgedragen zaken tot een goed einde te brengen, al dan niet geholpen door Olga Lawina, een struise Zwitserse, die meestal voor de concurrentie werkt, maar dezelfde tegenstanders heeft als Agent 327.
In de tekenstijl van Agent 327 heeft zich een vergelijkbare ontwikkeling voorgedaan. Martin Lodewijk tekende de eerste verhalen met een vrij scherpe, enigszins rafelige pennelijn, maar stapte al snel over op een veel rondere, vloeiender penseellijn, waardoor de strip een minder hard uiterlijk kreeg. De belangrijkste inspiratiebronnen van zijn stijl zijn de Belgische tekenaars uit de jaren vijftig, en dan vooral André Franquin (Robbedoes, Guust en Zwartkijken), en de beginperiode van het Amerikaanse tijdschrift Mad. De invloed van Franquin komt vooral naar voren in de tekenstijl: Martin Lodewijk heeft dezelfde souplesse, flexibiliteit en vaart in zijn tekeningen, maar door een eigen vormgeving is hij er in geslaagd een oorspronkelijke stijl op te bouwen. De invloed van Mad komt meer naar voren in de inhoud van de verhalen: de Agent-strip zit boordevol persiflages en karikaturen. In Lodewijks verhalen zijn veel verwijzingen zichtbaar naar andere strips, naar televisieprogramma's en naar films, terwijl er tevens voortdurend gezinspeeld wordt op actuele maatschappelijke en politieke situaties.
De vervolgverhalen van Agent 327 hebben, zoals het detectiveverhalen betaamt, een tamelijk ingewikkeld plot en kennen meestal een aantal subplots, zodat ze geen oppervlakkige lectuur vormen. Daarnaast bevatten zij in tekst en tekeningen een groot aantal grappen in de marge, zodat het ‘boordevolle’ verhalen zijn.
In zijn Agent 327 gebruikt Martin Lodewijk veel documentatie van steden als Amsterdam en Rotterdam. Hij probeert zijn decors een zo natuurgetrouw mogelijk uiterlijk te geven, door de sfeer van een stad, een wijk of een straat zo goed mogelijk te treffen. Het gevolg hiervan is dat zijn strips een zeer Nederlandse sfeer uitademen.
Na Agent 327 is Storm de belangrijkste strip van Martin Lodewijk. Toen het stripblad Eppo wordt opgericht, wilde de redactie een nieuwe science-fictionstrip van de Engelse tekenaar Don Lawrence, als opvolger van diens
| |
| |
serie Trigië, die in Pep, de voorganger van Eppo, was gepubliceerd. Martin Lodewijk maakte toen de opzet van de strip Storm, over een aardbewoner die in de toekomst in een ander sterrenstelsel is beland. Oorspronkelijk was het niet de bedoeling dat Lodewijk zelf de scenario's zou maken, maar toen het vijf andere scenaristen niet was gelukt de serie op een bevredigende manier op te bouwen, besloot hij vanaf het tiende verhaal zelf de verhalen te gaan schrijven. Hij heeft de hoofdfiguur Storm toen geplaatst in het planetenstelsel van Pandarve en deze wereld op een samenhangende manier verder uitgebouwd, zodat de Storm-verhalen vanaf het tiende deel door de scenario's van Lodewijk en de geschilderde tekeningen van Lawrence een internationaal zeer succesrijke science-fictionreeks zijn geworden. In de Storm-strip gebruikt Martin Lodewijk allerlei bekende gegevens uit de science-fictionliteratuur, die hij op originele wijze bewerkt. Door het invoegen van een aantal natuurwetenschappelijke elementen is Storm geen oppervlakkige pulp-strip, maar wordt van de lezer het nodige denkwerk gevergd. De scenario's van Storm zijn goed gestructureerd en op originele ideeën gebaseerd, terwijl de buitenaardse werelden op geloofwaardige wijze zijn vormgegeven.
Naast science-fiction vormt de periode van de jaren dertig een ander belangstellingsveld van Martin Lodewijk. Deze belangstelling uit zich in zijn scenario's voor de serie Johnny Goodbye, die zich afspeelt in het Amerikaanse gangstermilieu tijdens de drooglegging. In deze strip is hetzelfde soort humor terug te vinden als in Agent 327, maar ligt de nadruk wat meer op de actie, in beeld gebracht door tekenaar Dino Attanasio, in een eenvoudige tekenstijl zonder opsmuk.
Lodewijks voorliefde voor de jaren dertig komt ook tot uitdrukking in January Jones, een serie die hij heeft opgezet voor tekenaar Eric Heuvel. January Jones is een vrouwelijke versie van Indiana Jones, die als vliegenier in het Interbellum allerlei avonturen beleeft in exotische gebieden en daardoor herinneringen oproept aan de avonturenfilms uit de jaren dertig. Ook in deze serie zijn de verhalen vrij ingewikkeld, maar net als in Lodewijks andere werk zijn zij zeer helder van structuur en doorspekt met diens kenmerkende humor, vormgegeven in de ‘klare lijn’-stijl van tekenaar Heuvel.
Naast science-fiction en de jaren dertig heeft Martin Lodewijk ook een voorliefde voor oude pulp-lectuur en pulp-strips. Daaruit is zijn serie De Kat voortgekomen, een harde detectivestrip over een vrouwelijke misdaadbestrijder die, gehuld in kattekostuum, de misdaad op keiharde wijze te lijf gaat. Het is de bedoeling dat Lodewijks Kat-scenario's door telkens andere tekenaars worden uitgewerkt,
| |
| |
maar tot nu toe zijn er, met grote tussenpozen, nog slechts twee albums van verschenen.
De produktie van het enige album van Bernard Voorzichtig, Twee voor thee, nam drie jaar in beslag, omdat tekenaar Daan Jippes voortdurend experimenteerde met de vormgeving van het verhaal. Deze strip, over een jeugdige erfgenaam van een thee-imperium die in Indië moet gaan uitzoeken waarom de kwaliteit van de thee ernstig is teruggelopen, bevat veel subtiele humor en is door Jippes op zo magistrale wijze in beeld gebracht, dat dit album nog altijd een studieobject vormt voor beginnende, maar ook voor ervaren striptekenaars.
Naast de stripseries die hij zelf heeft opgezet, heeft Martin Lodewijk ook medewerking verleend aan enkele reeds bestaande, beroemde reeksen als Sjors & Sjimmie en Lucky Luke. Toen zijn vriend Jan Kruis in 1969 gevraagd werd de te ouderwets geworden strip Sjors & Sjimmie te moderniseren, heeft Lodewijk hem een scenario geleverd. Datzelfde deed hij voor de Lucky Luke-strip, toen Morris na de dood van René Goscinny met verschillende scenaristen ging werken.
De laatste jaren is Martin Lodewijk grotendeels in beslag genomen door zijn reclamewerk. Daardoor heeft hij nauwelijks zelf strips kunnen tekenen, hoewel hij wel scenario's is blijven leveren voor zijn verschillende reeksen. Het is voor Lodewijk altijd moeilijk geweest zijn stripwerk en zijn reclamewerk op een bevredigende manier te combineren, waardoor perioden van zeer grote en van minieme stripproduktie elkaar in zijn carrière steeds hebben afgewisseld.
| |
Waardering
In Nederland en ook daarbuiten wordt Martin Lodewijk vooral gewaardeerd als een uitstekend scenarioschrijver. De reden hiervan is niet dat zijn tekenwerk minder kwaliteit zou hebben dan zijn scenario's, maar omdat er in de stripwereld slechts weinig echt goede scenaristen te vinden zijn. Samen met Lo Hartog van Banda wordt Martin Lodewijk tot de top van de Nederlandse stripschrijvers gerekend.
Tevens is hij van alle markten thuis: hij maakt niet alleen humoristische strips, maar ook avonturenverhalen en bovendien nog een combinatie van beide, in verschillende genres: science-fiction, detectives, reisverhalen en historische verhalen.
Ook als art-director van het weekblad Eppo heeft hij een belangrijke rol gespeeld. Vanuit een vakmatige invalshoek adviseerde hij de redactie bij het beleid van het blad en bij de keuze van nieuwe strips, terwijl hij tevens jonge stripmakers begeleidde die hun strips bij Eppo kwamen aanbieden. De consistente beleidslijn die Eppo gedurende de eerste jaren van zijn bestaan heeft gekend, is dan ook voor een deel aan Martin Lodewijk te danken.
| |
| |
Martin Lodewijk is een gedreven stripmaker, die werkt vanuit een passie voor het stripverhaal. Daarnaast is hij een zeer bekwaam vakman, die de regels van het scenarioschrijven volledig beheerst. Als gevolg van deze combinatie schrijft hij niet alleen uiterst verzorgde verhalen wat betreft structuur, ritme en timing, maar weet hij ook steeds zijn figuren tot leven te wekken, waardoor hij de lezer van begin tot eind geboeid houdt. Het tekenen staat bij Martin Lodewijk uitsluitend in dienst van het verhaal. In tegenstelling tot sommige andere striptekenaars is bij hem de tekening niet iets dat op zichzelf mooi kan of moet zijn, maar dient een tekening in de eerste plaats om het verhaal te vertellen: de tekening is vooral een communicatiemiddel dat het verhaal verduidelijkt.
| |
Bibliografie
Babel en Knetterton
|
De platina pannekoek. Rotterdam, A.T.H., 1957. |
De zure bom. Rotterdam, A.T.H., 1957. |
Dick Harris
|
1. | Heersers der aarde. Rotterdam, A.T.H., 1957. |
2. | De prooi van de zon. Rotterdam, A.T.H., 1957. |
3. | Gevaar op Venus. Rotterdam, A.T.H., 1957. |
4. | Dood bij aardeschijn. Rotterdam, A.T.H. 1957. |
5. | Schipbreuk in de tijd. Rotterdam, A.T.H., 1957. |
6. | Verschrikking op Altair IV. Rotterdam, A.T.H., 1958. |
7. | Het heelal van de angst. Rotterdam, A.T.H., 1958. |
8. | Kidnappers in de ruimte. Rotterdam, A.T.H., 1958. |
9. | De dag dat de aarde trilde. Rotterdam, A.T.H., 1958. |
10. | De mand van staal. Rotterdam, A.T.H., 1958. |
Arent Brandt
|
1. | In de schaduw van het schavot. Rotterdam, A.T.H., 1958. |
2. | Muiterij op de Hell's Gate. Rotterdam, A.T.H., 1958. |
3. | De verrader. Rotterdam, A.T.H., 1958. |
4. | De broeders van de kust. A.T.H., 1958. |
5. | Jungle drums. Rotterdam, A.T.H., 1958. |
6. | Goudkoorts. Rotterdam, A.T.H., 1958. |
Sturka (tekenaar: Theo van den Boogaard)
|
Het Sturka mysterie. Sturka, 1969. |
Agent 327
|
1. | Dossier Stemkwadrater. Amsterdam, De Geïllustreerde Pers, 1970. |
2. | Dossier Leeuwenkuil. Haarlem, Oberon, 1973. |
1. | Dossier Heksenkring & Dossier Onder Water. Haarlem, Oberon 1977. |
2. | Dossier Zondagskind. Haarlem, Oberon, 1978. |
3. | Dossier Zevenslaper. Haarlem, Oberon, 1978. |
4. | Dossier Stemkwadrater. Haarlem, Oberon, 1979. |
5. | Dossier Leeuwekuil. Haarlem, Oberon, 1979. |
6. | Dossier Dozijn min één. Haarlem, Oberon, 1981. |
7. | Dossier Nachtwacht. Haarlem, Oberon, 1980. |
8. | Dossier Dozijn min twee. Haarlem, Oberon, 1981. |
9. | Dossier Negen. De Gesel van Rotterdam. Haarlem, Oberon, 1981. |
10. | Dossier Tien. Drie avonturen. Haarlem, Oberon, 1982. |
| |
| |
11. | Dossier Elf. De ogen van Wu Mancu. Haarlem, Oberon, 1983. |
Johnny Goodbeye (tekenaar: Dino Attanasio)
|
1. | Gangsters in Chicago. Amsterdam, De Geillustreerde Pers, 1970. |
2. | De stille ster. Haarlem, Oberon, 1973. |
1. | Johnny Goodbye en de Barkerbende. Haarlem, Oberon, 1976. |
2. | Johnny Goodbye contra Fiddles Paganini. Haarlem, Oberon, 1977. |
3. | De terugkeer van Al Capone. Haarlem, Oberon, 1977. |
4. | De straatvechter. Haarlem, Oberon, 1978. |
8. | De Peetmoeder. Haarlem, Oberon, 1979. |
10. | De vliegende dwazen. Haarlem, Oberon, 1981. |
Sjors en Sjimmie (tekenaar: Jan Kruis)
|
De ring van Schiermeeuwenoog. In: 1. Raadsels op Schiermeeuwenoog. Amsterdam, Amsterdam Boek, 1972. |
Bernard Voorzichtig (tekenaar: Daan Jippes)
|
Twee voor thee. Haarlem, Oberon, 1973. |
Storm (tekenaar: Don Lawrence)
|
2. | De laatste vechter. Haarlem, Oberon, 1979. |
10. | De piraten van Pandarve. Haarlem, Oberon, 1983. |
11. | Het doolhof van de dood. Haarlem, Oberon, 1984. |
12. | De Zeven van Aromater. Haarlem, Oberon, 1984. |
13. | De doder van Eriban. Haarlem, Oberon, 1985. |
14. | De honden van Marduk. Haarlem, Oberon, 1985. |
15. | De levende planeet. Haarlem, Oberon, 1986. |
16. | Vandaahl de Verderver. Haarlem, Oberon, 1987. |
17. | De wentelwereld. Haarlem, Oberon, 1988. |
18. | De robots van Danderzei. Heemstede, Big Balloon, 1990. |
19. | De terugkeer van de Rode Prins. Heemstede, Big Balloon, 1991. |
20. | De Von Neumann-machine. Heemstede, Big Balloon, 1993. |
De Kat
|
1. | De Kat in Constantinopel (tekenaar: Hendrik J. Vos). Rotterdam, Yendor, 1980. |
2. | De Kat in Katendrecht (tekenaar: Bart van Erkel). Amsterdam, Blue Circle, 1985. |
Frank de Vliegende Hollander
|
1. | Safari in de ruimte. Harlingen, De Lijn, 1981. |
Lucky Luke (tekenaar: Morris)
|
De afrekening. In: 19. De strop van de gehangene en andere verhalen. Haarlem, Oberon, 1981. |
Matt Marteau (tekenaar: Bart van Erkel)
|
Zonder twijfel. Zelhem, Dendros, 1987. |
Zetari (tekenaar: John Burns)
|
De dromende god. Haarlem, Oberon, 1988., |
January Jones (tekenaar: Eric Heuvel)
|
1. | Dodenrit naar Monte Carlo. Haarlem, Oberon, 1988. |
2. | De schedel van sultan Mkwawa. Heemstede, Big Balloon, 1990. |
3. | De schatten van koning Salomo. Heemstede, Big Balloon, 1992. |
Edmund Bell (tekenaar: René Follet)
|
3. | De rode schaduw. Brussel, Lefrancq, 1989. |
Over Martin Lodewijk
|
Rob van Eijck, Martin Lodewijk: Ik teken niet graag. In: Stripschrift, jaargang 5 (1972), nr. 29/30, blz. 10-13. |
Maarten de Meulder, Martin Lodewijk. In: Striprofiel, jaargang 1 (1974), nr. 7, blz. 5-19. |
Rob van Eijck en Hans van den Boom, Partir c'est mourir un peu..., interview Martin Lodewijk. In: Stripschrift, jaargang 9 (1975), nr. 83, blz. 7-10. |
Har Brok en Rob van Eijck, Stripschapprijs 1978 voor Martin Lodewijk. In: Stripschrift, jaargang 12 (1978), nr. 116, blz. 29. |
Rob van Eijck, Interview Martin Lodewijk. In: Beeldspraak. Breda, Brabantia Nostra, 1978. |
Rob van Eijck en Martijn Daalder, Martin Lodewijk. In: Stripschrift, Jaargang 14 (1980), nr. 139/140, blz. 17-21. |
Rob van Eijck, Titanic, interview Martin Lodewijk. In: Stripschrift, jaargang 16 (1982), nr. 161, blz. 4-6. |
Rob van Eijck, Agent 327 tegen de rest van de wereld. In: Stripschrift, jaargang 16 (1982), nr. 161, blz. 22-23. |
| |
| |
Rob van Eijck, Martin Lodewijk over de zaak Suske en Wiske. In: Stripschrift, jaargang 16 (1982), nr. 162/163, blz. 33-36. |
Ger Apeldoorn, Eerste grote projekt buiten Nederland voor Martin Lodewijk: Zetari. In: Striprofiel, jaargang 11 (1984), nr. 50, blz. 18-19. |
Mat Schifferstein en René Smulders, Martin Lodewijk over Titanic. In: Zozolala, jaargang 3 (1984), nr. 13, blz. 3-5. |
Mat Schifferstein, Martin Lodewijk over De Kat. In: Stripschrift, jaargang 19 (1985), nr. 195, blz. 22-24. |
Ger Apeldoorn, Schrijven voor Storm: Martin Lodewijk. In: Striprofiel, jaargang 13 (1986), nr. 58, blz. 22-28. |
Hans van den Boom, Martin Lodewijk als illustrator. In: Titanic, jaargang 4 (1987), nr. 34, blz. 58-61. |
35 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1994
|
|