| |
| |
| |
Leo Lionni
door Conny Meijer
Leo Lionni werd op 5 mei 1910 in Amsterdam geboren als zoon van een diamantslijper. Hij woonde tot zijn twaalfde in deze stad. Daarna woonde hij in diverse steden in Europa, onder andere in Brussel.
Hij was al jong geïnteresseerd in kunst, bezocht graag musea en was vast van plan later een beroemd artiest te worden.
Als jongen hield hij van het verzamelen van kleine dieren als padden, kikkers en hagedissen. Hij kon uren doorbrengen met het inrichten van een terrarium, waarin vooral reptielen een plaatsje moesten vinden. In het ordenen van deze landschapjes in glazen bakken, ziet hij zelf de eerste aanzet tot zijn latere leven als artiest. De landschapjes waren een alternatieve wereld, waarin hij zich uit de vijandige wereld kon terugtrekken. Veel van de hoofdfiguren uit zijn prentenboeken herinneren aan deze wondere wereld uit zijn jeugd.
Lionni studeerde economie in Zürich en architectuur in Genua. In 1935 promoveerde hij in economie.
In 1931 trouwde hij met Nora Maffi.
Hij emigreerde in 1939 naar Amerika, waar hij in 1945 het Amerikaans staatsburgerschap kreeg. Lionni woont nu afwisselend in Italië en New York.
Lionni is op zeer veel terreinen werkzaam geweest. Hij maakte zich zeer verdienstelijk op het gebied van de architectuur. Hij was artistiek adviseur voor onder andere Olivetti en tijdschriften als Time en Life. Hij schilderde, beeldhouwde, was filmcriticus en maakte zelf films, zoals de verfilming van Blauwtje en geeltje en van Swimmy.
Op 49-jarige leeftijd maakte hij,
| |
| |
voor zijn kleinkinderen, zijn eerste prentenboek: Little blue and little yellow, dat later in het Nederlands zou verschijnen als Blauwtje en geeltje. Sindsdien heeft hij een groot aantal prentenboeken gemaakt, waarvoor veel waardering is.
Lionni schrijft zijn boeken in het Engels. De meeste van de Engelstalige boeken zijn later in het Nederlands vertaald.
De boeken van Lionni zijn diverse malen bekroond; hij ontving onder andere de Lewis Caroll Shelf Award in 1962, de Cristopher Award in 1969 en de Deutsche Jugendbuchpreis in 1965.
| |
Werk
Lionni zegt zelf: ‘In prentenboeken heeft het kind zijn eerste ontmoeting met een gestructureerde fantasie, die zijn eigen gevoelens en verbeelding weerspiegelt.’
Hij heeft met het maken van zijn prentenboeken een duidelijk doel voor ogen. Via de tekeningen moet een kind dat nog niet kan lezen, een eenmaal voorgelezen verhaal weer kunnen oproepen. Het kind leert dat een verhaal een begin en een eind heeft en dat er in het verhaal een volgorde zit in oorzaak en gevolg. De tekst in zijn boeken is te zien als ondersteuning van de afbeelding.
Bij het maken van een boek voor jonge kinderen is het volgens hem belangrijk, je te realiseren dat een boek moet voldoen aan de eerste behoeften als veiligheid en geborgenheid. Hij vindt dat een kind zich moet kunnen vereenzelvigen met de hoofdfiguren uit een verhaal. In zijn prentenboeken is deze filosofie duidelijk terug te vinden. In de meeste verhalen zijn identificatie en identiteit belangrijke thema's. In veel boeken wordt benadrukt dat ieders individuele bijdrage aan de groep, de groep zo waardevol maakt.
In zijn eerste boek, Blauwtje en geeltje, wordt de vraag: wat gebeurt er als ik er een beetje anders uitzie, op een speelse manier uitgewerkt. Ook in andere boeken, bijvoorbeeld in Pezzettino, Een kleur van zichzelf, Het grootste huis van de wereld en in Cornelis wordt het worstelen met het probleem van een eigen identiteit uitvoering behandeld.
In Fredrick, Mathilde en de muizefluit en Swimmy is het de individuele gave van de hoofdpersoon, die een hele groep dieren door een moeilijke situatie weet te loodsen.
Swimmy is het enige zwarte visje in een grote school kleine rode visjes. Hij weet zijn lotgenootjes ervan te overtuigen dat je samen veel sterker bent dan elk afzonderlijk. De visjes vormen samen een grote vis, met Swimmy als zwart oog. Op die manier kunnen zij de gevaarlijke grote vissen trotseren. Ook in De zes kraaien, een boek waarin een mens voorkomt - iets uitzonderlijks bij Lionni, die liever muizen, hagedissen, kikkers of
| |
| |
Uit Frederick
| |
| |
ondefinieerbare wezens uitbeeldt - is het thema ‘met vriendschap en samenwerking kom je verder’ aardig uitgewerkt.
Zes kraaien en een boer willen profiteren van het graan op de akker. Zij zitten elkaar daarbij flink dwars. Pas als een wijze uil hen erop wijst dat ze door samen te werken allemaal een graantje kunnen meepikken, zien ze hun onnozel gedrag in.
Blauwtje en geeltje zorgde bij verschijnen voor een verrassingseffect. Geen dieren of mensen vormen de hoofdpersonen, maar twee gekleurde vlekken. Toch was wat deze twee vlekken beleven voor kinderen zo invoelbaar, dat het boek al snel populair was.
Blauwtje en Geeltje zijn twee vriendjes. Zij zijn zo op elkaar ingesteld, dat zij zich met elkaar vereenzelvigen. Zij versmelten tot één groen wezen. Doordat zij in hun omgeving niet meer als Blauwtje en Geeltje worden herkend, worden zij afgewezen. Door verdriet overmand beginnen ze zo te huilen, dat ze als blauwe en gele tranen uit elkaar vallen. Pas als hun ouders dezelfde ervaring hebben - zij worden als ze het vriendje van hun zoon omhelzen ook gedeeltelijk groen - krijgen zij begrip voor hun kinderen en kunnen zij de situatie accepteren. Ook vriendjes en vriendinnetjes ervaren dat, door je voor elkaar open te stellen, je extra kleur aan je bestaan kan toevoegen.
Pezettino betekent in het Italiaans ‘stukje’. Pezettino vindt zichzelf maar klein. Hij denkt dat hij een stukje van iets groters moet zijn. Hij zoekt en vraagt, maar wordt overal afgewezen. Tot hij tot het besef komt, dat hij zelf ook uit een heleboel stukjes bestaat. Hij hoeft niet te proberen zich te conformeren aan anderen. Hij is zichzelf!
| |
Frederick
Frederick is een muis die wel degelijk zichzelf is. Terwijl alle muizen om hem heen druk bezig zijn een wintervoorraad aan te leggen, zit Frederick op een steen. Op de vraag van de andere muizen, waarom Frederick niets doet, antwoordt hij dat hij zonnestralen, kleuren en woorden verzamelt. 's Winters als het eten op is en de honger en kou toeslaan, komen de muizen bij Frederick.
‘Hoe staat het met jouw voorraad?’ vragen ze.
‘Doe je ogen maar dicht,’ zegt Frederick.
Hij tovert hun warme zonnestralen, mooie kleuren en een prachtig gedicht.
De muizen leven helemaal mee en vergeten kou en honger.
Ze roepen: ‘Frederick je bent een dichter!’
Dit verhaal, dat een positieve versie van de fabel van La Fontaine lijkt, laat zien hoe iemand, juist door zijn anders zijn, een belangrijke bijdrage aan de gemeenschap kan leveren. Ook de bijdrage van Frederick is voor
| |
| |
de muizen van belang om de winter door te komen.
| |
Tillie en de muur
Dit verhaal gaat nog verder dan de voorgaande. Tillie en haar muizenvrienden zijn nieuwsgierig naar wat zich aan de andere kant van de muur afspeelt. Alle pogingen om de andere kant te bereiken falen. Tot Tillie een geweldig idee heeft. Zij graaft zich onder de muur door. Aan de andere kant van de muur wonen muizen die verdraaid veel op Tillie en haar vriendjes lijken. Een grote verbroedering vindt plaats.
| |
Techniek
De prentenboeken van Lionni zijn van een bedrieglijke eenvoud. De ogenschijnlijk simpele voorstellingen, veelal op een witte achtergrond, zijn duidelijk en goed herkenbaar. De kleuren zijn over het algemeen helder. Als het verhaal erom vraagt, worden ze tot pastel getemperd, zonder flets te worden.
Hoewel hem weleens is verweten dat zijn werk geen consistente stijl zou hebben, blijkt, bij nauwkeurige bestudering van zijn prentenboeken, dit een te gemakkelijke uitspraak.
Lionni maakt bij voorkeur gebruik van de collage-techniek. Hij gebruikt vaak zeer verschillende materialen en technieken door elkaar om een sterk beeldend effect te bereiken.
In Blauwtje en geeltje werkt hij met eenvoudig, hel gekleurd papier, dat door hem tot vormen is gescheurd. In Mathilde en de muizenfluit en in Het grootste huis van de wereld maakt hij voornamelijk gebruik van kleurkrijt of -potlood. Maar in de meeste prentenboeken gaat hij verder. Bijvoorbeeld in Swimmy combineert hij aquareltechniek met stempeleffecten. Naast voorbewerkt papier, beschildert hij verschillende soorten papier, zoals grof papier, glad papier of rijstpapier, om daar vervolgens vormen uit te scheuren of te knippen, zoals in Frederick en Stukje bij beetje. Daarna werkt hij vaak weer verder in deze vormen.
Per boek houdt hij onder andere door een accentverlegging in de materiaalkeuze, een bepaalde stijl aan, waardoor de boeken, ondanks de overeenkomsten, een eigen sfeer hebben.
| |
Waardering
Sommige critici beoordelen de teksten niet zo positief als de illustraties. Maar over het algemeen laat men zich lovend uit door hem te prijzen als een meester van het simpele en het kleine, als een man van weinig maar weloverwogen woorden en beelden. Hij wordt gezien als iemand die op een eenvoudige manier een compexe situatie weet uit te beelden.
Door hun thematiek lenen de boeken zich uitstekend voor gebruik in de laagste klassen van de basisschool, waar veel en enthousiast met de boeken wordt gewerkt.
| |
| |
| |
Bibliografie
Keuze uit niet in het Nederlands vertaalde boeken
|
On my beach there are many pebbles (1961), Alphabet tree (1968), Thedore and the talking mushroom (1971), In the rabbitgarden (1975). |
In het Nederlands vertaalde boeken
|
Little blue and little yellow (1959): Blauwtje en geeltje. Vertaald door Ria van Lint. Deventer, Kluwer, 1970. |
Swimmy (1963): Swimmy. Vertaald door C.J.H. van Reenen. Deventer, Ankh-Hermes, 1979. |
Frederick. In: Dieren. Grave, Vereniging Het gesproken weekblad, 1985. |
The biggest house in the world (1968): Het grootste huis van de wereld. Vertaald door Eva Huysman. Deventer, Ankh-Hermes, 1984. |
Alexander and the wind-up mouse (1969): Alexander en de opwind-muis. Vertaald door Eva Huysmans. Deventer, Ankh-Hermes, 1986. |
Fish is fish (1970): Een vis is een vis. Vertaald door Jonneke Krans. Amsterdam, Elsevier, 1971. |
The greentail mouse (1973): De muis met de groene staart. Vertaald door Jonneke Krans. Amsterdam/Brussel, Deltos-Elsevier, 1974. |
A color of his own (1975): Een kleur vanzichzelf. Vertaald door Jonneke Krans. Amsterdam/Brussel, Elsevier, 1975. |
Pezzettino (1975): Pezzettino. Vertaald door Ria van Lint. Deventer, Ankh-Hermes, 1985. |
A flea story (1977): Twee vlooien op reis. Vertaald door Tillymarijn Mengelberg. Amsterdam, Elsevier, 1978. |
Geraldine the music mouse (1979): Gerdientje de muzikale muis. Vertaald door Saskia Harten. Amsterdam, Van Goor, 1979. (Later verschenen als: Mathilde en de muizefluit. Vertaald door Eva Huysmans.) |
Mouse days; a book of seasons (1981): De muizen van Jewelste. Vertaald door Harriët Laurey. Deventer, Ankh-Hermes, 1981. |
Cornelius (1983): Cornelis. Vertaald door Eva Huysmans. Deventer, Ankh-Hermes, 1988. |
It's mine (1985, 1986): 't Is van mij! Vertaald door Eva Huysmans. Deventer, Ankh-Hermes, 1985. |
Nicholas where have you been? (1987): Nicolaas, waar zat je toch? Vertaald door Eva Huysmans. Deventer, Ankh-Hermes, 1987. |
The six crows (1988): De zes kraaien. Vertaald door Nicole Bosboom. Deventer, Ankh-Hermes, 1988. |
Tillie and the wall (1989): Tillie en de muur. Vertaald door Nicole Bosboom. Deventer, Ankh-Hermes, 1989. |
Speciale uithgaven
|
Blauwtje en geeltje. Vertaald door Ria van Lint. 4 geluidscassettes. Bevat Nederlandse, Turkse, Arabische en Berber geluidscasettes; 1982. |
Frederick (1967): Frederick. Vertaald door Harriët Laurey. Deventer, Kluwer, 1969. |
Over Leo Lionni
|
Leo Lionni, My books for children. In: Wilson library bulletin, jaargang 39 (1964/1965), nr. 2. |
Leo Lionni, Das Nachwort des Bilderbuchgestalters. In: Aspecte der gemalte Welt: 12 Kapittel über das Bilderbuch von Heute. Weinheim, Beltz, 1968, blz. 165-170. |
Jannie Daane, Avonturen met kinderen en boeken. In: Taal en teken, jaargang 2 (1970), nr. 6, blz. 14-21. |
Leo Lionni. Kleuterboekselectie KPC Den Bosch (1976), nr. 6. |
Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, jaargang 2 (1979), nr. 8. Den Haag, NBLC. (Herzien in 1987). |
Nel Vos, Wie ben ik? Prentenboeken van Leo Lionni nader bekeken. In: Leestekens, jaargang 3 (1982), blz. 2-6. |
F. Faassen, Woorden verzamelen met Frederick de muis; prentenboek als bron van taalbeleving. In: Aldoende, jaargang 11 (1983/1984) nr. 1, blz. 1-12. |
Leo Lionni, Before images. In: Hornbook magazine, jaargang 60 (1984), nr. 6, blz. 727-734. |
Nicolette Engbers, Een kinderboek om erin te komen. In: Vernieuwing, jaargang 46 (1987), nr. 8, blz. 18-21. |
21 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1989
|
|