| |
| |
| |
Ted van Lieshout
door Wilma van der Pennen
Foto: Mark Sassen
Ted van Lieshout werd geboren op 21 december 1955 in Eindhoven. Na de middelbare school ging hij naar de Rietveld Academie in Amsterdam, waar hij zich specialiseerde in de richting illustratie/grafisch ontwerpen. Na zijn afstuderen, in 1980, ontwierp hij boekomslagen en catalogi en maakte hij tekeningen voor NRC Handelsblad en tijdschriften als Avenue. Voor de Blauw Geruite Kiel, de kinderkrant van Vrij Nederland, illustreerde hij werk van onder anderen Karel Eykman en Hans Dorrestijn. Sinds 1986 schrijft en illustreert hij proza en poëzie voor kinderen; ook stelde hij een aantal kunstboeken samen. Daarnaast levert hij bijdragen voor televisie- en radioprogramma's, waaronder Sesamstraat en Het Klokhuis. Hij gaf tot 1990 parttime les aan de kunstacademie in Den Haag.
In 1989 werd aan Van Lieshout het Charlotte Köhler Stipendium toegekend, voor zijn kinderboeken in het algemeen en zijn gedichten in het bijzonder. Hij kreeg in 1989 ook een Zilveren Griffel voor Och, ik elleboog me er wel doorheen. Dezelfde onderscheiding was er in 1991 voor Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel, in 1997 voor Mijn tuin, mijn tuin en in 2006 voor Mama! Waar heb jij het geluk gelaten? Een Zilveren Zoen kreeg hij in 1997 voor Gebr. en in 1999 voor Stil leven: een tentoonstelling. De dichtbundel Begin een torentje van niks leverde hem in 1995 een Gouden Griffel op; het was voor het eerst dat deze prijs werd toegekend aan poëzie. Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel werd in 1991 bekroond met de Kunst naar Kinderenprijs en in 1993 met de Eu- | |
| |
ropese prijs voor Jeugdliteratuur (Premio Europeo de Lettura Glovanile). In 2001 ontving Van Lieshout de Nienke van Hichtumprijs voor Zeer kleine liefde.
| |
Werk
Ted van Lieshout werd geïnspireerd door de poëzie in de Blauw Geruite Kiel, die - anders dan de gedichten die hij op de middelbare school had leren kennen - in eenvoudige, begrijpelijke taal was geschreven. De redactie van deze kinderkrant stelde hem in de gelegenheid zijn eigen gedichten voor kinderen te publiceren. Hij debuteerde in 1984 met ‘De achterkant van meneer Van Vliet’, een twee pagina's tellend gedicht, door hemzelf geïllustreerd. In 1986 kwam zijn eerste poëziebundel uit: Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen; eerder dat jaar was al Raafs Reizend Theater verschenen, een verhaal voor lezers vanaf ongeveer elf jaar. Sindsdien wisselen verhalen en gedichten elkaar af in zijn oeuvre.
Van Lieshout ziet nauwelijks verschil tussen het schrijven voor kinderen of voor volwassenen. Hij voelt zich door het publiek waarvoor hij schrijft niet beperkt in zijn onderwerpen. Veel van zijn werk wordt beschouwd als verbindende schakel tussen literatuur voor jongeren en die voor volwassenen.
Kenmerkend voor zijn werk is het voortdurend zoeken naar nieuwe vormen; zodra hij iets beheerst, zoekt hij een nieuwe uitdaging. Van elk boek dat verschijnt, probeert hij iets vernieuwends uit te laten gaan. Hij experimenteert met schrijven en tekenen, maar tegelijk is zijn (teken)stijl herkenbaar en keert een aantal thema's geregeld terug: dood, mensen die er niet bij horen, tegenstrijdige gevoelens rond opgroeien, zoeken naar geborgenheid en houvast en naar een eigen plek. Zijn werk is deels autobiografisch, bijvoorbeeld waar hij zijn gevoelens rond de dood van zijn vader en zijn broer verwoordt. Zijn kracht ligt in de combinatie van kwetsbaarheid, eerlijkheid en humor.
Zijn manier van schrijven is heel direct; het taalgebruik is eenvoudig, waarbij hij ‘moeilijke’ woorden zoveel mogelijk vermijdt. Zijn benadering is vaak relativerend. Schrijven is voor Van Lieshout schrappen. Hij dwingt zichzelf ‘to the point’ te schrijven. Vooral zijn poëzie wekt daardoor de indruk dat er meer is weggelaten dan vastgelegd. Achter de ogenschijnlijk eenvoudige zinnen gaat meestal meer schuil dan je op het eerste gezicht denkt.
De tekenstijl die Van Lieshout toepast, verandert ook voortdurend. Zijn eerste pentekeningen en boekomslagen kenmerken zich door in kleine streepjes uitgevoerde details. Daarna koos hij voor de kalligrafeertechniek; zo min mogelijk, maar wel krachtige lijnen. In Och, ik elleboog me er wel doorheen (1988) paste hij voor het eerst de zogenoemde gewassen
| |
| |
inkt-methode toe, Oost-Indische inkt op nat papier. In Kind te huur (1989) werkte hij met ‘potlood, vingerzweet en spuug’. Dat hij over een veelzijdig tekentalent beschikt, blijkt uit Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel (1990) en Multiple noise (1992), waarin een uitgebreide verantwoording van toegepaste technieken en gebruikte materialen is opgenomen.
Zijn tekeningen zijn meer dan illustraties bij de tekst. Tekst en illustratie moeten volgens hem wel een relatie hebben, maar dat mag een haat/liefde verhouding zijn. In Multiple noise geeft hij aan dat in dit geval tekst en tekeningen niet voor elkaar zijn gemaakt, maar wel speciaal met elkaar zijn gecombineerd.
| |
Proza
Van Lieshout debuteerde met Raafs Reizend Theater. Het is een verhaal over mensen die om verschillende redenen buiten de gevestigde orde staan en die zich bij elkaar op hun gemak voelen. Deze thematiek is vaker in zijn werk te vinden, onder meer in De allerliefste jongen van de hele wereld (1988). Daarin staat Tijm centraal, een zorgelijk en vriendelijk jongetje wiens vader is verongelukt. Het verhaal gaat over het gevoel van verantwoordelijkheid ten aanzien van de overgebleven ouder en over de angst van kinderen ook de tweede ouder te verliezen. Het boek bevat in feite twee verhalen: de hoofdvertelling, opgebouwd uit 33 korte scènes en een getekend verhaal over Tijms lievelingsdier, de slak. Door goed naar de slak te kijken, leert Tijm zichzelf beter kennen en accepteren.
Majlent (1991) gaat over Joeri, die zich anders voelt omdat hij eigenlijk een meisje wil zijn. Hij probeert daarover een boek te schrijven, maar dat boek en zijn leven lopen nogal in de war als moeder naar het ziekenhuis moet. De fantasievolle Joeri haalt zich allerlei dingen in het hoofd die het leven er niet eenvoudiger op maken. De vorm waarin dit verhaal is gegoten, is bepalend voor de inhoud: in plaats van een goed uitgewerkte vertelling ontstaat een wat fragmentarisch beeld van een serieus probleem, namelijk in het verkeerde lichaam geboren zijn.
Luitje en de limonademoeder (1987), Kind te huur (1989) en De winkel van Wimper (1993) zijn verhalen voor lezers vanaf ongeveer acht jaar; ze worden gekenmerkt door een wat kolderieke humor. De drie verhalen zijn gebundeld in Luitje, Wimper & Pipet (2003). Voor dezelfde leeftijdsgroep is Ik en de koningin (2006), over een jongetje dat de koningin bloemen mag aanbieden, maar op de dag dat Hare Majesteit zijn stad bezoekt, met lege handen staat: niemand heeft eraan gedacht bloemen te kopen. Het inventieve jongetje laat zich niet uit het veld slaan en schenkt de vorstin zijn gele kleurpotlood.
Over de dood van een jongere broer, een onderwerp dat ook prominent aanwezig is in Van Lieshouts
| |
| |
Illustratie uit Kind te huur
gedichten, gaat Gebr. (1996). In deze jeugdroman vertelt Luuk over de periode voor en na de dood van zijn broer Marius (Maus) die op veertienjarige leeftijd is overleden. Luuk wist nog net op tijd Maus' dagboek te redden uit het vuur waarin zijn moeder alle eigendommen van Maus wilde verbranden. Hij leest wat Maus schreef, vult de tekst aan met eigen gedachten en gevoelens en gaat zo een gesprek met Maus aan, waarvoor tijdens diens leven weinig gelegenheid was. Maus worstelde met zijn homoseksuele geaardheid. Luuk beseft door Maus' dagboek dat hij zelf ook homo is.
Van Lieshout schreef ook een aantal niveauleesboekjes voor het aanvankelijk leesonderwijs. Hij laat daarin zien goed uit de voeten te kunnen met de beperkingen die dergelijke boekjes qua taal opleggen aan de auteur.
| |
Poëzie
De poëzie van Van Lieshout is vaak sterk emotioneel geladen. Zijn eerste bundel Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen bestaat uit twee delen, een algemeen en een meer persoonlijk gedeelte. De persoonlijke gedichten gaan onder meer over de dood van Van Lieshouts broer en zijn vader. Er wordt slechts af en toe gebruik gemaakt van rijm; vaker is ritme het bindende element. Het taalgebruik is sterk beeldend en vol gevoel. Dat geldt ook voor Als ik geen naam had kwam ik in de Noordzee uit (1987), waarin gevoelens rond opgroeien, volwassen worden en de daarbij horende ontdekking van de seksualiteit de belangrijkste gegevens zijn. Er blijkt verdriet over het verlies van de zekerheden uit de kindertijd; en vooral onzekerheid over wat komen gaat. In Begin een torentje van niks (1994) staat de verwerking van de dood van de vader centraal.
De gedichten uit Och, ik elleboog me
| |
| |
er wel doorheen (1988) zijn bedoeld voor een iets jonger publiek, vanaf ongeveer tien jaar. Ze gaan over de grote en kleine problemen van kinderen rond die leeftijd, en tonen een scala van gevoelens. De gedichten zijn tegelijk geheimzinnig en herkenbaar. Van Lieshout maakte er gewassen tekeningen bij. Voor dezelfde leeftijdsgroep is Een lichtblauw kleurpotlood en een hollend huis (1997) waarin een jongen een ‘jubelboek’ maakt vanwege zijn tiende verjaardag. Het is een straf als je zo mooi moet zijn als ik (2000) bevat vijfentwintig liedteksten, geschreven voor het tv-programma Het Klokhuis.
Opvallend van vorm en aanpak is het meervoudig bekroonde Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel. Centraal in deze bundel staat het verschil tussen het innerlijk, de gevoelens, en het uiterlijk waarachter men zo vaak de emoties weet te verstoppen. Sterk is het verlangen naar geborgenheid, naar liefde en bevestiging. De gedichten zijn qua onderwerp en emoties niet specifiek voor kinderen bedoeld, maar laten wel de vragen zien waar kinderen mee rondlopen. Van Lieshout stelt zichzelf en de lezer voortdurend vragen, waardoor wat een vaststaand gegeven leek opeens minder vanzelfsprekend wordt. Achterin legt hij uit hoe de illustraties tot stand zijn gekomen. De bundel krijgt daardoor iets van een uitnodigend leerboek voor teken- en schildertechnieken. Multiple noise heeft een vergelijkbare opzet. De gedichten in deze bundel gaan over het zoeken naar het antwoord op vragen naar de eigen identiteit, naar ‘wat het worden zal’. Daarbij horen illustraties waarin gezocht wordt. Van Lieshout ging daarom in zijn archief op zoek naar oefentekeningen: schetsen, studies, krabbels en kladjes die naar een uiteindelijke tekening moeten leiden. Het lijkt op het eerste gezicht een wat rommelig boek, maar tekst en illustraties sluiten ook hier weer goed op elkaar aan. De teksten zijn verzameld in afdelingen, waarin een logische volgorde is aangebracht.
Een aparte plaats neemt Zeer kleine liefde (1999) in. Dit boek bevat de bekende en vertrouwde thema's uit het werk van Van Lieshout, maar er duikt ook een nieuw en controversieel onderwerp op: de liefdevolle relatie tussen een volwassen man (‘mijn meneer’) en een twaalfjarige jongen. Van een pedofiele relatie zijn ook in eerdere bundels sporen te vinden, maar daar bleven de toespelingen impliciet. Naast gedichten bevat het boek een aantal brieven, twee van de man en een antwoord van de inmiddels volwassen jongen. De bundel is geïllustreerd met foto's die de auteur maakte toen hij twaalf jaar was en met foto's van hemzelf. Hiermee lijkt hij te willen benadrukken dat Zeer kleine liefde authentieke elementen bevat. Ook het nawoord wijst daarop.
| |
| |
In 2003 verscheen Jij bent mijn mooiste landschap & 300 andere gedichten en tekeningen. Het is een bloemlezing uit de voorgaande bundels, aangevuld met niet eerder gepubliceerde gedichten; een staalkaart van Van Lieshouts poëzie. Veel van de onderwerpen die een rode draad vormen in zowel zijn proza als poëzie komen in deze bundel terug: groei, hang naar geborgenheid, verdwalen en verlangen, maar ook de dood (van vader en broer), soms gekoppeld aan schuld. De illustraties van de auteur, gemaakt in verschillende technieken, zijn afgedrukt in zwart/wit of oranje.
| |
Non-fictie
In 1999 verscheen Stil leven: een tentoonstelling, gebundelde essays over westerse kunst. Aspecten als techniek, compositie, stijl en onderwerp beschrijft en becommentarieert Van Lieshout vanuit een persoonlijke invalshoek (en in de ik-vorm). Dezelfde aanpak volgde hij in Papieren museum, dat uit drie delen bestaat: Heer Beeld, ik wil u niet ontrieven (2002), Ik schrijf men komt binnen (2004) en De engel met twee neuzen (2007). In de eerste uitgave gunt Van Lieshout de lezer een blik in zijn verzameling foto's en reproducties van kunstwerken en gedichten. Hij vertelt er zijn eigen verhaal bij, en passant informatie verstrekkend over techniek en achtergrond. Daaraan zijn eigen gedichten, collages en foto's toegevoegd. Net als bij veel van
Illustratie uit Jij bent mijn mooiste landschap
zijn andere uitgaven nam Van Lieshout zelf de vormgeving ter hand. In het tweede deel, Ik schrijf men komt binnen, vormen de gedichten het uitgangspunt. Van een zestigtal dichters zijn gedichten opgenomen, die hij paarsgewijs thematisch groepeerde. In het derde deel, De engel met twee neuzen, plaatste Van Lieshout werk van kinderboekillustratoren uit Nederland en Vlaanderen naast beroemde schilderijen. Minder dan in de eerste twee delen gaat het hier om het verstrekken van informatie: ‘museumdirecteur’ Van Lieshout wil de jonge lezer vooral laten kijken. Hij houdt
| |
| |
daarbij geen speciale ordening aan, maar springt naar eigen zeggen ‘van de hak op de tak door de geschiedenis van de beeldende kunst, zonder rekening te houden met chronologie, stijlperiode, of wat dan ook’.
Van Lieshout heeft voor het telboek getiteld 3 (2007) een aantal kunstwerken uitgezocht waarop iets te tellen valt: het aantal meisjes op een schilderij, onderdelen van een jurk, het aantal stoelen in het poppenhuis of de kopjes in een mooi servies. De kijker/lezer weet niet wát er geteld moet worden, alleen hoevéél ervan zijn. Om de uitdaging nog verder te vergroten is in 3 de tafel van drie verwerkt: op de laatste bladzijde zijn er 75 dingen te tellen.
| |
Waardering
Bij de toekenning van het Charlotte Köhler Stipendium bleek de beoordelingscommissie met name grote waardering te hebben voor Van Lieshouts poëzie. ‘Op subtiele wijze weet Van Lieshout (-) de gemengde gevoelens over de dood onder woorden te brengen, zonder te vervallen in sentimentaliteit. Ervaringen, vaak persoonlijk, die voor kinderen invoelbaar zijn, worden in direct aansprekende beelden gevangen.’ (Imme Dros e.a. in Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur). De commissie spreekt van heldere, beeldende taal, vloeiende ritmische zinnen en sterke en onverwachte beelden. In veel besprekingen in dag- en weekbladen komt een vergelijkbare opvatting naar voren. Over het proza zijn de critici meer verdeeld, hoewel de meeste boeken positief werden ontvangen. Lieke van Duin: ‘Ted van Lieshout behoort tot de meest begaafde jonge Nederlandse auteurs, met name wat zijn - veelal autobiografisch getinte - poëzie betreft.’ (Trouw). Jan van Coillie merkt naar aanleiding van de bundel Luitje, Wimper & Pipet op: ‘Van Lieshouts verhalen zijn zo origineel en zo confronterend dat ze je niet snel loslaten.’
Veel waardering oogstte Van Lieshout met zijn boeken over kunst. Joke Linders zegt over Stil leven dat het een soort kunstgeschiedenis voor kinderen is, maar omdat Van Lieshout het op een heel eigen manier aanpakte, ‘ontbreekt alles wat schoolboeken doorgaans zo vervelend maakt: een tijdsbalk, een methodiek, vragen’. Jan van Coillie noemt het eerste deel van Papieren museum een combinatie van ‘originele non-fictie, sterke poëzie en helder proza’. Odile Jansen herkent in de aanpak in Papieren museum die van eerdere publicaties van Van Lieshout: ‘Zijn dubbeltalent bleek in bundels als Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel (1990); Multiple Noise (1992); Een lichtblauw kleurpotlood en een hollend huis (1997). Dat waren eigenlijk multiple-kunstprojecten: dichtbundel en artistiek prentenboek ineen.’ Wel vindt zij het bezwaarlijk dat de gedichten en het gra- | |
| |
fisch werk van Van Lieshout geen duidelijke functie hebben in het verhaal. ‘Het lijkt erop dat Van Lieshout niet heeft kunnen kiezen tussen een inleiding in de kunst voor kinderen en een nieuwe dichtbundel. Papieren museum hinkt kortom te veel op twee gedachten.’ Piet Gerbrandy merkt over het tweede boek op: ‘De kinderen die met dit boek opgroeien zijn de toekomstige bezoekers van Poetry International.’
Opmerkelijk is het tot nu toe uitblijven van waardering voor zijn teken- en schildertalent in de vorm van een Penseel, temeer daar in recensies ook over dit deel van zijn talent steeds vaker lovend wordt gesproken. Joke Linders over Van Lieshouts talenten als schrijver en tekenaar in Multiple noise: ‘Het resultaat van dat dubbeltalent is adembenemend mooi, uitdagend, ontroerend, verwarrend’ (Documentatieblad kinder- en jeugdliteratuur). Els van Steenberghe zegt naar aanleiding van Jij bent mijn mooiste landschap: ‘De woorden dialogeren met de beelden. Deze tekeningen zijn allerminst illustraties. Telkens verbeelden ze het gevoel van waaruit een gedicht geschreven werd. Met meesterlijke subtiliteit componeert Van Lieshout de drie basiskleuren (zwart, oranje en wit) tot een geschakeerde én evenwichtige waaier van gevoelens.’
| |
Bibliografie
Kinder- en jeugdboeken
|
Raafs Reizend Theater. Amsterdam, Van Goor, 1986. |
Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen. Met illustraties van de auteur. Den Haag, Leopold, 1986. |
Als ik geen naam had kwam ik in de Noordzee uit. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 1987. |
Luitje en de limonademoeder. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Van Goor, 1987. |
De allerliefste jongen van de hele wereld. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Van Goor, 1988. |
Och, ik elleboog me er wel doorheen. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 1988. |
Kaatje Koe. Met illustraties van Annemarie van Haeringen. Tilburg, Zwijsen, 1988. |
Kind te huur. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Van Goor, 1989. |
Ik ben een held. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Van Goor, 1990. |
Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 1990. |
Giel heeft een geheim. Met illustraties van Kristien Aertssen. Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Majlent, jongen in meisjesdagen. Amsterdam, Van Goor, 1991. |
Het droevige leven van Weggedaantje Stippelmuis. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 1992. |
Multiple noise. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 1992. |
Wat drink je? O, pies! Met illustraties van Joep Bertrams. Amsterdam, Van Goor, 1992. |
De winkel van Wimper. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Van Goor, 1993. |
Toen oma weg was. Met illustraties van Sylvia Weve. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
| |
| |
Begin een torentje van niets: gedichten en tekeningen. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 1994. |
Van, als & och: gedichten en tekeningen. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 1995. (Bevat: Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen, Als ik geen naam had kwam ik in de Noordzee uit, Och, ik elleboog me er wel doorheen.) |
Herrie: klein voorleesboek over een grote schreeuwlelijk. Met illustraties van Georgien Overwater. Amsterdam, Van Goor, 1995. |
Gebr. Amsterdam, Van Goor, 1996. |
Mijn tuin, mijn tuin. Met illustraties van Daan Remmerts de Vries. Amsterdam, Querido, 1996. |
Een lichtblauw kleurpotlood en een hollend huis. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 1997. |
Stil leven: een tentoonstelling. Nijmegen, SUN, 1998. |
Zeer kleine liefde. Amsterdam, Leopold, 1999. |
Het is een straf als je zo mooi moet zijn als ik. Met illustraties van André Sollie. Amsterdam, Leopold, 2000. |
Klein groen koffertje. Met illustraties van Daan Remmerts de Vries. Amsterdam, Leopold, 2001. |
Papieren museum: Heer Beeld, ik wil u niet ontrieven. Amsterdam, Leopold, 2002. |
Luitje, Wimper & Pipet. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Van Goor, 2003. (Bevat: Luitje en de limonademoeder, De winkel van Wimper, Kind te huur.) |
Jij bent mijn mooiste landschap & 300 andere gedichten en tekeningen. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 2003. |
Papieren museum: Ik schrijf men komt binnen. Amsterdam, Leopold, 2004. |
Goochelaar! Met illustraties van Philip Hopman. Amsterdam, Van Goor, 2004. |
Mama! Waar heb jij het geluk gelaten?: gedichten & prenten. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 2005. |
Ik en de koningin: met tekeningen van mij. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2006. |
Van Ansjovis tot Zwijntje. Met illustraties van Sieb Posthuma. Amsterdam, Leopold, 2006. |
3. Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2007. |
Papieren Museum: De engel met twee neuzen. Amsterdam, Leopold, 2007. |
Spin op sokken. Met illustraties van Sieb Posthuma. Amsterdam, Leopold, 2008. |
Twee ons Liefde. Met illustraties van de auteur. Amsterdam, Leopold, 2008. |
4. Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2008. |
Over Ted van Lieshout
|
Margot Klompmaker, Ted van Lieshout: sentimentaliteit vermijden. In: Utrechts Nieuwsblad/NZC, 29-9-1987. |
Imme Dros, Toin Duijx en Veronica Hazelhoff, Charlotte Köhler Stipendium voor Ted van Lieshout. In: Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur, jaargang 3 (1989) nr. 12, blz. 51-52. |
Catherine van Houts, Humor, dood en iedereen een grote neus. In: Het Parool, 30-9-1989. |
Joke Dieben-Frerichs, Het avontuurlijke in mij is het schrijven: Ted van Lieshout geeft elk boek een eigen gezicht. In: Typhoon, 6-10-1989. |
Lieke van Duin, Zoeken naar geborgenheid in taal vol humor. In: Trouw, 15-11-1989. |
Selma Niewold, Kus jij kruk of been? In: de Volkskrant, 15-12-1990. [Over Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel] |
Jan van Coillie, Ted van Lieshout. In: Jeugdboekengids, 33 (1991) nr. 6, omslag. |
Cornald Maas, Ook mijn gedichten staan met beide benen op de grond. In: de Volkskrant, 28-9-1991. |
Joke Linders, Van Lieshout schrijft voor het individuele kind. In: Algemeen Dagblad, 3-10-1991. |
Cornald Maas, Ga maar gauw naar je regenboogeiland. In: de Volkskrant, 6-6-1992. [Over Het droevige leven van Weggedaantje Stippelmuis] |
| |
| |
Joke Linders, Stille herrie: over Multiple noise van Ted van Lieshout. In: Documentatieblad kinder- en jeugdliteratuur, jaargang 6 (1992) nr. 24, blz. 31-35. |
Marjoleine de Vos, De hemel is beneden. In: NRC Handelsblad, 20-1-1995. [Over Begin een torentje van niks] |
Bregje Boonstra, Middelbare treurnis om kinderen. In: De Groene Amsterdammer, 15-2-1995. [Over Begin een torentje van niks] |
Judith Eiselin, Gesprek met Ted van Lieshout, winnaar van de Gouden Griffel. In: NRC Handelsblad, 9-6-1995. |
Lieke van Duin, Ted van Lieshout bouwt huizen van taal. In: Trouw, 5-10-1995. |
Odile Jansen, De woordbouwer: in gesprek met Ted van Lieshout. In: Leesgoed, jaargang 22 (1995), nr. 4, blz. 157-161. |
Wiel Kusters, De zoon met de roos. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 9 (1995), nr. 36, blz. 553-557. |
Lieke van Duin, Een dagboek met twee handschriften. In: Trouw, 24-4-1996. [Over Gebr.] |
Aukje Holtrop, [Over Gebr.]. In: Vrij Nederland, 6-7-1996. |
Henk Peters, Leeflang, Lieshout en Lodeizen: Henk Peters in gesprek met Ted van Lieshout. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 10 (1996), nr. 40, blz. 442-451. |
Susan van den Berg, Op reis in je eigen hoofd: expositie veelbekroonde Ted van Lieshout. In: Friesch Dagblad, 1-10-1997. |
Joke Linders, Je knelt, Maus, maar ik houd je aan: over Gebr. van Ted van Lieshout. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 11 (1997), nr. 4, blz. 39-48. |
Judith Eiselin, Op bang volgt blij. In: NRC Handelsblad, 23-1-1998. [Over Een lichtblauw kleurpotlood en een hollend huis] |
Lieke van Duin, [Over Een lichtblauw kleurpotlood en een hollend huis]. In: Trouw, 11-2-1998. |
Belle Kuijken, De schoonheid van pasgevallen sneeuw. In: De Morgen, 30-4-1998. [Over Stil leven, Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel en Een lichtblauw kleurpotlood en een hollend huis] |
Joke Linders, [Over Stil leven]. In: Algemeen Dagblad, 20-2-1998. |
Wilfred Takken, Schilderijen als mooie plaatjes. In: NRC Handelsblad, 20-3-1998. [Over Stil leven] |
Margot Hovenkamp, ‘In mijn werk leer je mij kennen’: kinderboekenschrijver Ted van Lieshout geliefd in kleine kring. In: Noordhollands Dagblad, 4-4-1998. |
Henk Peters, ‘Ik beheer mijn eigen literaire aandelenportefeuille’: interview met Ted van Lieshout. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 12 (1998), nr. 47, blz. 319-326. |
Judith Eiselin, Een kwestie van loyaliteit. In: NRC Handelsblad, 10-9-1999. [Over Zeer kleine liefde] |
Selma Niewold, Een liefde met scherpe kanten. In: de Volkskrant, 17-9-1999. [Over Zeer kleine liefde] |
Jan van Coillie, ‘Volwassenen zijn eigenlijk stiekeme kinderen’: auteur in de kijker. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 3, blz. 122-125. |
Erick Kila, Humor & melancholie. In: Haagsche Courant, 10-6-2000. [Over Het is een straf als je zo mooi moet zijn als ik] |
Jan van Coillie, [Over Klein groen koffertje]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 6, blz. 252. |
Jan van Coillie, Heer Beeld, ik wil u niet ontrieven: Papieren museum van Ted van Lieshout. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 2, blz. 71-72. |
Els van Steenberghe, Dwalen in het land van Van Lieshout. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 4, blz. 155. [Over Jij bent mijn mooiste landschap] |
Jan van Coillie, [Over Luitje, Wimper en Pipet].
|
| |
| |
In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 6, blz. 246. |
Belle Kuijken, [Over Papieren Museum]. In: De Morgen, 12-2-2003. |
Piet Gerbrandy, Poëzie tussen jampotjes. In: de Volkskrant, 1-10-2004. [Over Papieren museum] |
Truska Bast, Zaag je vader door. In: Het Parool, 21-10-2004. [Over Goochelaar!] |
Monique Snoeijen, De moeder van Ted van Lieshout slaapt uit. In: NRC Handelsblad, 21-10-2005. [Over Mama! Waar heb jij het geluk gelaten?] |
Thomas de Veen, Geluk en duizend visjes. In: Kidsweek, 28-10-2005. [Over Mama! Waar heb jij het geluk gelaten?] |
Jan van Coillie, [Over Goochelaar!]. In: de Leeswelp, jaargang 11 (2005), nr. 1, blz. 25-26. |
Vanessa Joosen, Familiezaken. In: De Standaard, 10-3-2006. [Over Mama! Waar heb jij het geluk gelaten?] |
Monique Snoeijen, [Over Ik en de koningin]. In: NRC Handelsblad, 8-9-2006. |
Patrick Jordens, Verrukkelijk luchtig. In: De Morgen, 31-10-2006. [Over Van Ansjovis tot Zwijntje] |
Jan van Coillie, [Over Ik en de koningin]. In: de Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 8, blz. 308. |
Jan van Coillie, [Over Van Ansjovis tot Zwijntje]. In: de Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 9, blz. 336. |
Mirjam Noorduijn, Voor in Beatrix' kinderboekenkast. In: De Groene Amsterdammer, 25-4-2007. [Over Ik en de koningin] |
Jeugdliterom
|
Verzamelde recensies en artikelen over Nederlandstalige jeugdliteratuur. De Jeugdliterom is te vinden in iedere openbare bibliotheek. |
Websites
|
www.leesplein.nl |
www.tedvanlieshout.com |
www.leopold.nl |
78 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2008
|
|