vaak een moralistische boodschap. In Donnetje (1942) leert de hoofdpersoon dat zowel in kabouterland (de fantasiewereld) als in kinderland (de werkelijkheid) prettige en minder prettige dingen voorkomen. In De groene vogel (1940) wordt aan Poms en juffrouw Liletje duidelijk gemaakt dat vogels vrij moeten kunnen rondvliegen en niet in een kooitje thuishoren.
Bij een aantal boeken heeft Lidow duidelijk een ideaal voor ogen gehad. Ze wilde Nederlandse kinderen op een positieve manier laten kennismaken met verre landen. Zo probeerde ze begrip te kweken voor andere culturen. Tot deze ‘Verre landenserie’ behoren
Het Zonneboek (1946),
Het Maanboek (1946),
Kim Lie (1948),
Karin (1948) en
Pablo (1948). In een verhaal verpakt bevatten deze boeken
Uit Karin
informatie over landen als Arabië, China, Indië, Zweden en Lapland. Lidow besteedde niet alleen aandacht aan voedsel, feesten, kleding, onderwijs, klimaat en kunst, maar weefde ook sprookjes uit de landen door haar verhaal. De structuur doet daardoor soms wat gekunsteld aan. Zij nam haar pedagogische doel erg serieus en documenteerde zich vooraf uitgebreid over de landen die ze wilde beschrijven.
Haar illustraties zijn zowel in zwart-wit als in kleur uitgevoerd. Met name de zwart-wit tekeningen lijken eenvoudig, maar een nadere beschouwing leert dat Lidow ook lette op details, bijvoorbeeld de decoraties op kleding of gebruiksvoorwerpen. In het kleurgebruik valt een voorkeur voor pasteltinten waar te nemen. Met name de kleurenillustraties stralen een zekere lieflijkheid en harmonie uit. Net als in de verhalen vervaagt soms de grens tussen fantasie en werkelijkheid. In een aantal gevallen lijken de getekende kinderen meer op poppen dan op echte kinderen, vooral door hun enigszins starre gezichtsuitdrukking.
Lidow had een grote bewondering voor Rie Cramer en Anton Pieck. Zij illustreerde ook boeken van anderen, onder wie Nienke van Hichtum, Henk Cornelissen en Jan Post.