vinden zijn in onder andere Vlinder voor Marianne. Lee geeft aan waarom ze het boek heeft geschreven. Volgens Delisle en Woods slaagt zij niet in haar opzet. Zij vergroot de geheimzinnigheid alleen maar. Ze draagt bij tot het vermeerderen van onjuiste opvattingen die er bestaan rondom de dood. Doodgaan wordt consequent aangeduid als ‘weggaan’ en ‘slapen gaan’. Door middel van dit boek krijgt de lezer slechts een zeer oppervlakkige schets en een zeer vage notie van de fases die de nabestaanden doorlopen. Wat Marianne zelf meemaakt, daarvan krijgen we geen enkel idee.
In Children's Literature, an issues approach bespreekt Masha Kabakow Rudman Vlinder voor Marianne als ze het heeft over onsterfelijkheid. Volgens haar is het verkeerd, tegen kinderen definitieve uitspraken te doen over de hemel of over een leven na de dood. In het boek wijst zij een aantal punten aan die duiden op onsterfelijkheid. Zij vindt het vooral verwarrend om de dood te beschrijven als ‘weggaan’.
Een heel ander oordeel is te vinden in het Plus-min-boek 1977. De samenstellers vinden dat Virginia Lee ‘schrijft over doodgaan zonder geheimzinnig doenerij. Zij is er in geslaagd doodgaan voor te stellen als iets gewoons, dat hoort bij het leven, ook voor een kind. [...] Door de grote werkelijkheidszin, waarmee het boek geschreven is, kan het kind zich gemakkelijk inleven in de situatie en krijgt het de gelegenheid met het gezin mee te leven naar het moment van het weggaan van Marianne.’
In een andere recensie wordt Vlinder voor Marianne getypeerd als een boek met een ‘kwasi-literaire, zoetlijk religieuze sfeer’.