| |
| |
| |
Hans Kuyper
door Ingeborg Hendriks
Hans Kuyper is op 6 maart 1962 geboren in Oostvoorne, Zuid-Holland. Hij was de jongste van drie kinderen. Zijn tien jaar oudere broer Sjoerd zou hem later als kinderboekenschrijver voorgaan. Onder invloed van zijn vader, hoofd van een school, was Hans Kuyper al op jonge leeftijd actief in het amateurtheater. Na het gymnasium volgde hij korte tijd een opleiding aan de Muziekpedagogische Academie, om in 1983 kunstgeschiedenis te gaan studeren in Amsterdam. Al gauw gaf hij toe aan zijn passie voor theater. Hij speelde onder andere in een jeugdmusical, werkte als technicus en producer voor verschillende theatergroepen en ging ook zelf voorstellingen schrijven en regisseren. Daarnaast bouwde hij een carrière op bij de radio als presentator en als acteur in hoorspelen. Vanaf 1995 presenteerde hij voor Teleac het kleuterprogramma Pyjamapret. Uit onvrede over de kwaliteit van de teksten ging hij zelf versjes en verhaaltjes schrijven. Op aanraden van zijn broer Sjoerd stapte hij met een verzameling versjes naar uitgeverij Leopold. Hij debuteerde in 1997 met Ik word wel koningin. Inmiddels heeft hij meer dan veertig kinder- en jeugdboeken op zijn naam staan. Eine Prinzessin kommt selten allein, de Duitse vertaling van De prinses op het hek (1991), is in 2001 bekroond met de Oostenrijkse Staatsprijs voor kinderen jeugdliteratuur.
| |
Werk
De gedichten en verhalen die Hans Kuyper voor peuters en kleuters schrijft, getuigen van een optimistische levensvisie. In een sfeer van veiligheid en geborgenheid kijken zijn jeugdige personages vol verwon- | |
| |
dering om zich heen en vergroten spelenderwijs hun wereld. In de bundels Ik word wel koningin (1997), Aardbeien op brood (1998) en Het poezenvarken (2000) vertolkt Kuyper deze belevingswereld door in de huid te kruipen van een jonge, vrouwelijke ikpersoon. De gedichten vormen de neerslag van wat zij voelt en denkt. De ene keer zijn het verrassende observaties van de ‘grote mensen wereld’, de andere keer speelse fantasieën waarmee ze haar eigen wereld creëert. De wereld van de volwassenen trekt, maar het is ook fijn om nog kind te zijn. Met haar fantasie kan ze de wereld maken zoals zij dat wil. Ze waant zich koningin, theemevrouw of schilder, laat haar bestek praten en haar vaste plekje onder tafel veranderen in een bos of een zee. De ervaringen van de ikpersoon zijn verwoord in tamelijk lange gedichten, meestal opgebouwd uit strofen van vier regels. De vorm is steeds ondergeschikt aan de inhoud.
Het speelse en fantasievolle van Kuypers gedichten komt in een andere vorm naar voren in de speel- en doeboeken die hij voor uitgeverij Zwijsen maakte. In diverse delen van de serie ‘Avontuur voor peuter en kleuter’ en het kinderboekenabonnement ‘De Leesleeuw’ moedigt hij de lezers met een verhaal en praktische tips aan om creatief te zijn. In Een reus aan tafel (1998) staat bijvoorbeeld het poppentheater centraal. Het boek is opgebouwd uit drie elementen die elkaar afwisselen: het voorleesverhaal over Onno die samen met oppas Marijke een voorstelling voorbereidt, het sprookje van de voorstelling over Japie en de tafelreus, en doe-pagina's met tips om zelf theater te spelen. In De Robbiebocht (1999) richt Robbie, geïnspireerd door de bouwwerkzaamheden rondom zijn flat, op een stuk afgegraven terrein een eigen ‘land’ in met wegen, kanalen en allerlei gebouwen en vervoermiddelen. Ook hier wisselt Kuyper het verhaal af met praktische (knutsel)tips. In twee andere delen van ‘De Leesleeuw’ worden de lezers door het verhaal en de aansluitende doe-pagina's uitgedaagd om zelf versjes te bedenken (Bollewangenhapsnoet, 2000) en te koken (Het koningsmaal, 2002).
Wat een dag (2002) bevat korte voorleesverhalen, met na elk vertelling één doe-tip als toegift. Samen beschrijven de verhalen een drukke dag van peuter Teun en zijn papa, van 's morgens 8.00 tot 's avonds 18.00 uur. Bij uitgeverij Leopold verscheen Fleur heeft een dikke papa (2004), een verhalenbundel waarin de fantasieën en observaties van Fleur centraal staan. Ook in deze verhalen neemt de vaderfiguur een belangrijke plaats in. De ene keer is hij geruststellend op de achtergrond aanwezig, de andere keer gaat hij mee in de belevingswereld van Fleur. Dit leidt soms tot verrassende dialogen vol taalspel en filosofische invallen.
| |
| |
Illustratie van Annet Schaap uit Fleur heeft een dikke papa
Kuyper heeft ook veel geschreven voor beginnende lezers. Opvallend is zijn trilogie De prinses op het hek (1999), In het diepe (2000) en Met z'n drietjes in het donker (2001). Naar eigen zeggen zijn deze verhalen semi-autobiografisch. Op sleeptouw genomen door zijn vriendinnetjes Marijn en Eva maakt hoofdpersoon Hans een aantal spannende dingen mee. In In het diepe gaat hij voor het eerst naar zwemles en laat hij zich door Marijn uitdagen om van de duikplank in het diepe te springen. In De prinses op het hek wordt hij voor een heus dilemma geplaatst als Eva met hem wil zoenen. Marijn is op dat moment op vakantie. Als ze is teruggekeerd, besluiten de meisjes allebei verkering te nemen met Hans. In Met z'n drietjes in het donker is het nog steeds ‘aan’. Samen beleven de drie vrienden een paar angstige momenten als ze zich per ongeluk opsluiten in een donkere schuur.
Een mix van realiteit en fantasie is te vinden in Een nacht bij de Sammeltjes (2001). Marij heeft op het eiland Wieringen een ontmoeting met kleine geheimzinnige wezentjes die ze kent uit het verhaal van een oude vrouw. Ze ontdekt aan den lijve dat dit ongelofelijke verhaal echt is gebeurd. In Een klap van de molen
| |
| |
(2003) bevindt Marij zich, nadat ze door een molenwiek is geraakt, in het jaar 1803. Verwonderd ervaart ze hoe het is om in die tijd te leven. Door het openluchtmuseum De Zaanse Schans als uitgangspunt te nemen en een realistische beschrijving te geven van het leven op die plek in het jaar 1803, krijgt het verhaal realiteitswaarde.
Kuypers liefde voor streekgebonden mythische verhalen blijkt ook uit het eerste boek dat hij voor oudere kinderen schreef: De watermensen (2000). Het bevat drie verhalen die gesitueerd zijn in de streek van het huidige Flevoland. Verschillende hoofdpersonen hebben een ontmoeting met de ‘watermensen’, een onder water levende mensachtige soort met lange benen en kikvorspoten. De verhalen spelen respectievelijk op het eiland Urk (1942), in Swifterbant (1968) en in Lelystad (1999). Tegen de achtergrond van de geheimzinnige gebeurtenissen wordt een realistisch beeld geschetst van de ontwikkeling van het polderland.
Met Douwe creëerde Kuyper een personage waarmee middelbare scholieren zich kunnen identificeren. Douwe is een van de hoofdpersonen in de serie Vlinders, bedoeld voor jongeren vanaf twaalf jaar. Voor deze serie, waarin een viertal brugklassers wordt gevolgd, benaderde uitgeverij Leopold naast Hans Kuyper ook Daan Remmerts de Vries, Nanda Roep en Lydia Rood. Elke auteur bedacht een hoofdpersoon en een verhaallijn. Het bijzondere van het Vlinders-concept is, dat deze vier hoofdpersonen bij elkaar in de klas zitten. Gevolg daarvan is dat regelmatig vanuit verschillende perspectieven dezelfde gebeurtenissen of personen worden belicht. In Ondersteboven (2005) introduceren de auteurs elk hun eigen personage vlak voordat hij of zij naar de middelbare school gaat. Allemaal hangen ze rond op de kermis van het dorp en zijn ze - los van elkaar - getuige van de stroomstoring waardoor Douwes moeder een tijdje omgekeerd in een karretje blijft hangen. Als lezer is het spannend om meer te weten dan de afzonderlijke hoofdpersonen, die elk hun eigen interpretatie hebben van wat er zich afspeelt en elkaar als onbekenden observeren en beoordelen.
Inmiddels schrijft Kuyper voor de opvolger van de Vlinders serie: 4-ever, een reeks over vier hoofdpersonen in de bovenbouw van het Rhijnvis Feithcollege. Hij schrijft over Cas, die in het eerste deel Dag, lieve, lieve Marit (2005) een ingrijpende gebeurtenis moet verwerken. Zijn vriendin Marit heeft een hersenbloeding gekregen en zal nooit meer herstellen.
| |
Douwe
In de boeken die Kuyper schreef voor de serie Vlinders komt zijn hoofdpersoon Douwe naar voren als iemand die graag alles van een afstand bekijkt: onafhankelijk, maar
| |
| |
ook een beetje een piekeraar. Er is een groot verschil tussen zijn gedachten, cursief gedrukt, en wat hij hardop zegt. Douwe is de zoon van een onconventionele, vrouwelijke dominee. Vanwege haar werk zijn hij en zijn moeder pas van Friesland naar het kustplaatsje Zuideroog verhuisd. Douwe heeft het daar - vooral vanwege zijn vriendin Hinke, die achterbleef - erg moeilijk mee, maar hij klaagt niet. Hij wil zijn moeder niet tot last zijn en probeert volwassener over te komen dan hij is.
In de delen Brief voor Douwe (2001), Douwe en de vreemde vogel (2002), Douwes vierde meisje (2003), Vlucht, Douwe! (2004) en I love D.M. (2005) verneemt de lezer hoe het Douwe in zijn eerste jaar op het Rhijnvis Feithcollege vergaat. Zijn fascinatie voor meisjes loopt als een rode draad door de verschillende delen. Douwe onderhoudt zijn relatie met Hinke door te schrijven en te bellen, maar voelt zich tegelijkertijd aangetrokken door meisjes uit zijn klas en door de veel oudere soapster Anouk, die zijn nieuwe buurvrouw blijkt te zijn. Met Linda heeft hij een tijdje een onstuimige, maar gecompliceerde relatie. Over andere meisjes heeft hij de meest wilde en verwarrende fantasieën. Toch dringt zich altijd weer een schuldgevoel op ten opzichte van Hinke. Hun band blijkt sterk: ondanks dieptepunten overleeft hun relatie telkens weer.
In zijn boeken over Douwe heeft
Omslagillustratie: Joyce van Oorschot
Kuyper steeds een extra - avontuurlijke - verhaallijn verweven. In Brief voor Douwe bijvoorbeeld ontdekt Douwe een tunnel die in de Tweede Wereldoorlog door het verzet werd gebruikt. In Vlucht, Douwe! gaat hij op spokenjacht en in I love D.M. laat hij zich inpalmen door een volwassen vrouw die slechte bedoelingen met hem heeft. Deze avonturen zijn weliswaar niet realistisch, maar zorgen wel voor een jongensboekachtige spanning.
De Vlinders-serie kreeg een afronding in Gedropt (2005). Net als in
| |
| |
Ondersteboven doen ook hier weer alle vier de hoofdpersonen hun verhaal. De gebeurtenissen spelen zich dit keer af tijdens de schoolreis als afsluiting van het eerste jaar. Voor Douwe is het de laatste keer dat hij zijn klasgenoten ziet. Hij is met zijn moeder teruggekeerd naar Friesland.
| |
Waardering
Met name de kleutergedichten van Hans Kuyper en de Vlinders-serie hebben in de pers veel aandacht gehad. Bij het verschijnen van Ik word wel koningin schreef Jan van Coillie: ‘Deze bundel laat een frisse wind waaien door de kleuterpoëzie.’ Hij noemde de versjes ‘klankrijk en ritmisch’ en ‘even levendig als kleuters zelf’. Kritischer liet hij zich uit over het rijm, dat in zijn ogen soms te gemakkelijk is. Selma Niewold spreekt naar aanleiding van Aardbeien op brood en Het poezenvarken haar lof uit over de wijze waarop Kuyper zich in de belevingswereld van jonge kinderen heeft verplaatst. Zij roemt bijvoorbeeld zijn ‘sterke staaltjes van kinderlogica’. Mick Salet spreekt in verband met Het poezenvarken over ‘pannenkoekenpoëzie zonder kapsones’. Hierbij doelt hij op de muzikaliteit en de lichtvoetigheid van de gedichten, die prima passen bij wat kleine kinderen ‘lekker’ vinden.
Voor Kuypers boeken voor ‘De Leesleeuw’, ‘Avontuur voor peuter en kleuter’ en series voor beginnende lezers is in de pers over het algemeen weinig aandacht. Uitzonderingen daarop zijn De prinses op het hek (1991) en Ragna en de bergman (1998). Het eerste boek stond in de belangstelling vanwege de Oostenrijkse Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur die aan de Duitse vertaling werd toegekend, en door Kuyper en illustrator Alice Hoogstad om politieke redenen werd geweigerd. Over Ragna en de Bergman zijn enkele positieve recensies verschenen. Erick Kila noemde dit boek een van de weinige goede verhalen die voor beginnende lezers geschreven zijn. Hij roemt vooral de wijze waarop Kuyper twee werelden, die van alledag en die van de verbeelding, subtiel in elkaar laat schuiven. Ook in recensies over Tom en Thomas (2002) en Fleur heeft een dikke papa wordt deze vermenging van fantasie en werkelijkheid erg gewaardeerd.
Veel is geschreven over de Vlinders-serie. Het concept van vier hoofdpersonen van wie de verhaallijnen elkaar raken wordt algemeen als slim en origineel beschouwd. De inhoud is volgens critici eigentijds en inleefbaar, de manier van schrijven vlot. Bovendien zijn de karakters goed uitgewerkt. De afzonderlijke delen kregen in de pers minder aandacht dan de serie als geheel. Opgemerkt wordt dat Kuyper zijn hoofdpersoon Douwe een logische en consequente ontwikkeling laat doormaken. Kritischer is men over de geloofwaardigheid van de avonturen.
| |
| |
| |
Bibliografie
Kinder- en jeugdboeken (selectie)
|
Ik word wel koningin. Met illustraties van Annemarie van Haeringen. Amsterdam, Leopold, 1997. |
Waar woon jij, hond? Met illustraties van Klaas Verplancke. Tilburg, Zwijsen, 1997. (Versjes voor beginnende lezers) |
Aardbeien op brood. Met illustraties van Annemarie van Haeringen. Amsterdam, Leopold, 1998. |
Een reus aan tafel. Met illustraties van Annette Boisnard. Tilburg, Zwijsen, 1998. (De Leesleeuw) |
Ragna en de bergman. Met illustraties van Alice Hoogstad. Tilburg, Zwijsen, 1998. (Spetter) |
De Robbiebocht. Met illustraties van Annette Boisnard. Tilburg, Zwijsen, 1999. (Avontuur voor peuter en kleuter) |
De prinses op het hek. Met illustraties van Alice Hoogstad. Tilburg, Zwijsen, 1999. (Spetter) |
Het poezenvarken. Met illustraties van Annemarie van Haeringen. Amsterdam, Leopold, 2000. |
Bollewangenhapsnoet. Met illustraties van Annette Boisnard. Tilburg, Zwijsen, 2000. |
De watermensen. Amsterdam, Global Image/Leopold, 2000. |
In het diepe. Met illustraties van Alice Hoogstad. Tilburg, Zwijsen, 2000. (Spetter) |
Brief voor Douwe. Amsterdam, Elzenga, 2001. (Vlinders) |
Het Grote Grappige Rare Rijmpjes Boek. Met illustraties van Lucy Cousins. Amsterdam, Leopold, 2001. (‘Hertaling’ van Lucy Cousins' Big Book of Nursery Rhymes) |
Een klein riviertje zon. Met illustraties van Alice Hoogstad. Tilburg, Zwijsen, 2001. (Versjes voor beginnende lezers) |
Met z'n drietjes in het donker. Met illustraties van Alice Hoogstad. Tilburg, Zwijsen, 2001. (Spetter) |
Een nacht bij de Sammeltjes. (Met illustraties van Juliette de Wit. Tilburg, Zwijsen, 2001. Bolleboos) |
Met Esmé Lammers, Tom en Thomas. De jongen die niet echt bestond. Amsterdam, Leopold, 2001. |
Douwe en de vreemde vogel. Amsterdam, Leopold, 2002. (Vlinders) |
Lieverkoekjes. Met illustraties van Alice Hoogstad. Tilburg, Zwijsen, 2002. |
Wat een dag. Met illustraties van Annette Boisnard. Tilburg, Zwijsen, 2002. (Avontuur voor peuter en kleuter) |
Douwes vierde meisje. Amsterdam, Leopold, 2003. (Vlinders) |
Ik kan alle woorden lijmen. Versjes van de eerste zeven jaar. Met illustraties van Annemarie van Haeringen. Amsterdam, Leopold, 2003. |
Van een boom en een put. Met illustraties van Alice Hoogstad. Tilburg, Zwijsen, 2003. (Ik lees!) |
Een klap van de molen. Met illustraties van Juliette de Wit. Tilburg, Zwijsen, 2003. (Bolleboos) |
De dans van de zwarte slang. Met illustraties van Alice Hoogstad. Tilburg, Zwijsen, 2003. (De Leesleeuw) |
Fleur heeft een dikke papa. Met illustraties van Annette Schaap. Amsterdam, Leopold, 2004. |
Het geheim van het kruitpaleis. Met illustraties van Saskia Halfmouw. Amsterdam, Leopold, 2004. |
Gewoon super. Met illustraties van Juliette de Wit. Tilburg, Zwijsen, 2004. (Spetter) |
Vlucht, Douwe! Amsterdam, Leopold, 2004. (Vlinders) |
I love D.M. Amsterdam, Leopold, 2005. (Vlinders) |
Het geheim van kamer 13. Met illustraties van Saskia Halfmouw. Amsterdam, Leopold, 2005. |
Ondersteboven. Amsterdam, Leopold, 2005. (Vlinders) |
Gedropt. Amsterdam, Leopold, 2005. (Vlinders) |
| |
| |
Dag, lieve, lieve Marit. Amsterdam, Leopold, 2005. (4-ever) |
Jacht op de eindbaas. Met illustraties van Gertie Jaquet. Tilburg, Zwijsen, 2005. (Zoeklicht dyslexie) |
Kermis vannacht. Met illustraties van Alice Hoogstad. Tilburg, Zwijsen, 2005. (De Leesleeuw) |
Koest, hoest. Met illustraties van Alice Hoogstad. Tilburg, Zwijsen, 2005. (De Leesleeuw) |
Knokken voor Cas. Amsterdam, Leopold, 2006. |
Over Hans Kuyper
|
Jan van Coillie, [over Ik word wel koningin]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 3 (1997), nr. 5, blz. 172 |
Irene Verhiel, Vallende bladeren als losse tanden. In: Dagblad De Limburger, 17-7-1997. [over Ik word wel koningin] |
Baukje Wytsma, [over Ik word wel koningin]. In: Leeuwarder Courant, 22-8-1997. |
Jan van Coillie, Poëzie in een AVI-korsetje. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 4 (1998), nr. 4, blz. 136-137. [over Waar woon jij, hond en andere delen van serie versjes voor beginnende lezers] |
Selma Niewold, Ik ben steeds van een ander. In: de Volkskrant, 10-7-1998. [over Aardbeien op brood] |
Erick Kila, Enge heks in een vulkaan. In: Haagsche Courant, 6-2-1999. |
Mick Salet, Pannenkoekenpoëzie zonder kapsones. In: De Gelderlander, 4-2-2000. [over Het poezenvarken] |
Selma Niewold, Kinderlijke verwondering. In: de Volkskrant, 3-3-2000. |
Muriël Boll, [over Het poezenvarken]. In: De Stem, 28-4-2000. |
Baukje Wytsma, Lottie en Herbie, Lottie en Dodo. In: Leeuwarder Courant, 2-6-2000. [over Het poezenvarken] |
Jan van Coillie, [over Het poezenvarken]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 3, blz. 103 |
Mick Salet, [over de Vlinders-serie]. In: De Gelderlander, 23-3-2001. |
Kinderboekmakers weigeren Oostenrijkse staatsprijs. In: Trouw, 28-3-2001. |
Mick Salet, ‘Als het maar blaft’. In: De Gelderlander, 20-4-2001. [over Het grote Grappige Rare Rijmpjes Boek] |
Jant van der Weg, Vlinder-serie begint met Friese jongen. In: Friesch Dagblad, 16-5-2001. |
Marjoleine de Vos, Later schaam ik me niet meer. In: NRC Handelsblad, 18-5-2001. |
Trees Wissenburg, Auteurs kruipen in huid brugklassers. In: Utrechts Nieuwsblad, 9-6-2001. |
Rob Krabben, Sterke serie over brugklassers. In: Arnhemse Courant, 7-7-2001. |
Jan van Coillie, [Over Het grappige rare rijmpjesboek]. In: Leesidee, jaargang 7 (2001), nr. 6, blz. 247-248 |
Sophie van de Wouw, [over Met z'n drietjes in het donker]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 9, blz. 401-402 |
Marieke Henselmans, Tom bestaat, maar ook weer niet. In: de Volkskrant, 15-2-2002. |
Hanneke van den Berg, Lydia Rood en Hans Kuyper leveren zevende en achtste deel in Vlinders-serie. Een literaire soap met een boodschap. In: Gooi en Eemlander, 24-4-2002. |
Peter de Boer, Hans Kuper schrijft moderne variant op ‘Ot en Sien’. In: Trouw, 8-4-2000. [over Het poezenvarken] |
Max Verbeek, [over Vlinders]. In: Leesgoed, jaargang 29 (2002), nr. 6, blz. 269-270. |
Sofie de Jonckheere, [over Douwe en de vreemde vogel]. In: Leesidee Off Line 2000-2003, 31-12-2002. |
Hanneke van den Berg, Brugklassers in actie. In: Haagsche Courant, 21-2-2003. |
Judith Eiselin, Doe je best mannenfluit. In: NRC Handelsblad, 28-2-2003. |
Jan van Coillie, [over Ik kan alle woorden lijmen]. In: De Leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 1, blz. 14. |
| |
| |
Ilona Lichart, Bolleboos. In: De Leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 2, blz. 61-62. [over Een klap van de molen] |
Els van Steenberghe, [over Fleur heeft een dikke papa]. In: De Leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 3, blz. 104. |
Karlijn Leenders, De Vlinders continued. In: Kidsweek, 6-5-2005. [over 4ever] |
Jan van Coillie, [over Het koningsmaal]. In: De Leeswelp, jaargang 11 (2005), nr. 6, blz, 226-227. |
71 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2006
|
|