| |
| |
| |
Guus Kuijer
door Anne de Vries
Foto: Chris van Houts
Guus Kuijer is op 1 augustus 1942 in Amsterdam geboren. Hij groeide op in een orthodox protestants milieu. Nadat hij een paar keer was blijven zitten, werd hij op zijn zeventiende naar een internaat in Zutphen gestuurd, volgens hem de vreselijkste tijd van zijn leven.
Hij bezocht de kweekschool in Doetinchem en was van 1967 tot 1973 onderwijzer in Didam. Sindsdien is hij fulltime schrijver. Aanvankelijk schreef hij alleen voor volwassenen. Hij debuteerde in 1971 met de verhalenbundel Rose, met vrome wimpers; in 1973 volgde een roman, in 1975 weer een bundel verhalen.
In dat laatste jaar verscheen ook zijn eerste kinderboek, Met de poppen gooien, waarvoor hij in 1976 een Gouden Griffel kreeg; het begin van een even productief als succesvol schrijverschap, zoals blijkt uit een hele reeks bekroningen:
- in 1977 een Zilveren Griffel voor Grote mensen, daar kan je beter soep van koken;
- in 1979 een Gouden Griffel voor Krassen in het tafelblad;
- eveneens in 1979 de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur (nu Theo Thijssen-prijs) voor zijn hele oeuvre;
- in 1982 de Deutsche Kinderbuchpreis voor Erzähl mir von Oma (de vertaling van Krassen in het tafelblad);
- in 1984 een Zilveren Griffel voor Eend voor eend;
- in 1988 een Zilveren Griffel voor Tin Toeval en de kunst van het verdwalen en Tin Toeval en het geheim van Tweebeens-eiland;
- in 2000 een Gouden Griffel voor Voor altijd samen, amen;
- in 2002 een Zilveren Griffel voor
| |
| |
Met de wind mee naar de zee;
- eveneens in 2002 de Deutsche Jugendbuchpreis in de afdeling kinderboek voor Wir alle für immer zusammen (de vertaling van Voor altijd samen, amen);
- in 2003 de Woutertje Pieterse-prijs voor Ik ben Polleke hoor!;
- in 2005 de Gouden Uil en een Gouden Griffel voor Het boek van alle dingen.
| |
Werk
Kuijers eerste boeken, literair proza voor volwassenen, kregen goede kritieken; vooral de trefzekere stijl werd geroemd. Commercieel waren ze echter geen succes; de doorbraak kwam pas bij zijn eerste kinderboek, Met de poppen gooien (1975).
In een interview met Peter van den Hoven zei Kuijer een paar jaar later: ‘Ik wilde me niet meer verstoppen achter kunstig geconstrueerde zinnen en verhalen, maar recht voor z'n raap gaan schrijven. Voor kinderen schrijven betekent je literaire ballast laten vallen, want daar prikken ze snel doorheen.’ Overigens is juist zo'n ‘simpele’ manier van schrijven volgens hem heel ingewikkeld.
Met de poppen gooien werd onmiddellijk herkend als een bijzonder kinderboek. Het past in de traditie van verhalen over alledaagse voorvalletjes, die in Nederland begon met Ot en Sien, maar Kuijers toon was verrassend nieuw. In korte, soms fragmentarische verhaaltjes klinken emoties door die in kinderboeken nog niet eerder aan bod waren gekomen. Kuijer deed geen enkele poging om kinderen ‘vertederend’ te maken: het zijn net zulke ‘aardige rotzakken’ als de volwassenen. En de grote mensen spelen niet alleen een beschermende rol, ze zijn vaak ook lastig of onredelijk.
Daarmee gaf hij een beeld van kinderen en volwassenen dat tot die tijd eigenlijk alleen in de volwassenenliteratuur voorkwam. In de jeugdliteratuur - en zeker in boeken voor jonge kinderen - werden de conflicten veel meer verhuld. Behalve een vernieuwing van het ‘wereldbeeld’ betekende dit ook een literaire vernieuwing: conflictstof is voor een verhaal tenslotte het zout in de pap.
In twee boeken voor de oudere jeugd, Een gat in de grens (1975) en Drie verschrikkelijke dagen (1976), scherpte Kuijer het beeld nog iets aan. Hier vormen de volwassenen een regelrechte bedreiging voor de kinderen, die geen ander verweer hebben dan weg te lopen. Beide boeken zijn enigszins schetsmatig en Drie verschrikkelijke dagen neigt volgens sommige critici naar het melodramatische, maar voor jonge lezers blijven ze overeind door een goede plot. Wie dieper graaft dan het spannende verhaal, wordt vooral getroffen door het onvermogen en de hypocrisie van de volwassenen.
Daarmee komen we bij de kern van Kuijers wereldbeeld, dat nog sterker naar voren komt in het werk dat
| |
| |
meteen hierna verscheen. Dat betreft allereerst Pappa is een hond (1977), een fantastische vertelling die zich laat lezen als een aanval op de hiërarchie van mensen, dieren en dingen waarop onze samenleving gebaseerd is. Nog duidelijker en explicieter is dit thema aanwezig in Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt (1978), een scherpe satire waarin de maatschappelijke rangorde tot in het absurde is doorgevoerd.
Dezelfde hiërarchie bestrijdt Kuijer in Het geminachte kind (1980), een bundel opstellen waarin hij zijn visie geeft op de opvoeding en de omgang met kinderen. De kern van zijn betoog is dat de eigen identiteit van het kind in onze cultuur wordt ontkend; het hele begrip ‘opvoeding’ is dáárop gebaseerd. Opvoeden vindt hij dan ook niet ‘fatsoenlijk’: ‘Je lééft met mensen, je voedt ze niet op [-] Opvoeden is onbeleefd, pedant en burgerlijk.’
Deze opvattingen zijn sterk geïnspireerd door die van Jan Ligthart en Theo Thijssen, een verwantschap waarop Kuijer in interviews al herhaaldelijk had gewezen. Net als Thijssen vindt hij dat het in de omgang met kinderen niet gaat om de methodiek, een pedagogisch ‘kunstje’, maar om de persoonlijkheid die je toont. In Ligthart waardeert hij de manier waarop deze naar kinderen keek, zonder ‘morele vooroordelen’, en over ze schreef zonder ‘pedagogisch oogmerk’.
Volgens de criticus Aad Nuis heeft Het geminachte kind Kuijers positie als schrijver verduidelijkt. In zijn werk blijkt het steeds weer te gaan om het moeizaam bevochten zelfrespect van de zwakkere, of dat nu een kind is of een volwassene. Nuis typeert Kuijer als een aardig soort anarchist, een ‘provo in de literatuur’.
Het geminachte kind was de afsluiting van een buitengewoon productieve periode in Kuijers schrijverschap. In de jaren 1975-1979 publiceerde hij twee kinderboeken per jaar, in 1980 één kinderboek en deze bundel essays (waarvan de meeste eerder waren verschenen in Maatstaf en het Hollands Maandblad). In totaal twaalf boeken in zes jaar.
Twee jaar liet Kuijer niets van zich horen. Toen volgde weer een productieve periode. Tussen 1983 en 1993 publiceerde hij dertien boeken. Naar vorm en genre wordt zijn oeuvre steeds diverser. Voor kinderen schreef hij behalve de eerder genoemde genres: realistische dierenverhalen (Eend voor eend, 1983; Olle, 1990); een dystopische roman - de tegenhanger van een utopie - voor de oudere jeugd, spelend in een niet nader aangeduide periode (De zwarte stenen, 1984); verhalen voor jonge kinderen die van realistische schetsjes overgaan in doldwaze avonturen (de serie ‘Tin Toeval’, 1987 e.v.); het scenario voor een televisiefilm (Fatima, 1985) en jeugdtheater (Prijs de
| |
| |
beer, 1990). Sinds 1988 publiceert hij ook weer romans voor volwassenen, traditioneler van vorm en daardoor toegankelijker dan zijn vroege werk.
Daarna maakte Kuijer opnieuw pas op de plaats, nu zelfs vijf jaar. En wéér volgde een zeer productieve periode: tien boeken in de jaren 1999-2006. Na vijf boeken over Polleke (1999-2001) verschenen onder meer Het boek van alle dingen (2004) en het essay Hoe een klein rotgodje God vermoordde (2006). In 2006 verscheen ook het kinderboek Florian Knol: een realistisch verhaal met fantastische elementen.
Ondanks de toenemende verscheidenheid in vorm en genre wordt de samenhang in thematiek steeds opvallender. Het respect voor de zwakkere, dat Nuis in 1980 aanwees als het centrale thema in Kuijers werk, blijkt onderdeel van een groter thema: de afwijzing van elke hiërarchie. Vaak leidt dit tot de strijd van een enkeling tegen het collectief of het systeem.
Dat geldt bijvoorbeeld voor De zwarte stenen (1984), waarin de hoofdpersoon in botsing komt met de heersende ideologie. Duidelijker dan in Kuijers eerdere werk komt in dit verhaal naar voren dat de tegenstanders individueel niet kwaad zijn, maar als collectief een bedreiging vormen. Het conflict met de heersende ideologie is ook het centrale thema in twee romans voor volwassenen, waarin hij op een subtiele manier de confrontatie aangaat met het geloof van zijn jeugd: Izebel van Tyrus (1988) en De redder van Afrika (1989).
In het werk sinds 2000 is het centrale thema culturele en religieze diversiteit. Daarbij gaat het opnieuw om tegenstellingen als individu tegenover systeem, kennis tegenover dogma, vrijheid en verdraagzaamheid tegenover fanatisme.
| |
Opvattingen over jeugdliteratuur
Ook in zijn opvattingen over jeugdliteratuur is Kuijer verwant aan Theo Thijssen. Toen zijn Madeliefboeken werden geprezen om het ‘doorbreken van de traditionele rolpatronen’, verklaarde hij in een interview dat hij nooit bewust ‘roldoorbrekend’ had geschreven, maar eenvoudig had geput uit zijn ervaringen met kinderen. Hij gelooft ook niet dat je met kinderboeken de wereld kunt veranderen. Daarom schrijft hij ‘voor de vaak weg’, zonder met opzet iets in zijn boeken te stoppen.
In Het geminachte kind (1980) werkt hij deze opvattingen uit. Hij fulmineert tegen de pedagogische bedoelingen in de jeugdliteratuur. Als je kinderboeken schrijft, kan het je overkomen dat pedagogen je werk rangschikken onder het kopje ‘gebroken gezin’ of ‘doorbroken rolpatronen’: voor hen is een boek een ‘onderwerp’ dat wordt ‘behandeld’.
Een goed boek past volgens Kuijer nooit in zulke rubriceringen; de meeste kinderboeken helaas wel,
| |
| |
want ‘het kinderboek houdt zich met de antwoorden bezig, niet met de vragen, met de oplossingen in plaats van met de raadsels. Mensen die zich met kinderboeken bezighouden, zijn geinteresseerd in het “onderwerp”, het pedagogische doel van het boek, niet in het boek als uiting van een belangwekkende persoonlijkheid.’
Kuijer vindt dat het najagen van pedagogische doelen de middelmatigheid bevordert: literair zal het kinderboek niets voorstellen zolang het als een middel in de opvoeding wordt beschouwd. Met instemming citeert hij Thijssen: een schrijver van kinderboeken moet schrijver zijn, géén opvoeder. Die twee zitten elkaar in de weg, zegt hij: ‘Literatuur is terreinverkenning van een schrijver, geen wegwijsbord.’
| |
Madeliefboeken
Het eerste boek over Madelief, Met de poppen gooien (1975), bestaat uit korte verhaaltjes over alledaagse belevenissen van kinderen: een genre dat al een lange traditie heeft, maar Kuijers benadering was in meer dan één opzicht nieuw. Ook qua vorm: veel verhaaltjes hebben geen afgeronde plot; het zijn schetsjes met veel ‘open plekken’. Dit betekent dat de lezer veel moet invullen, waardoor de verhaaltjes waarschijnlijk het beste tot hun recht komen als ze worden voorgelezen.
Vaak gaat het om kleine observaties, gedragen door de figuur van Madelief: een nieuwsgierig meisje, dat
Illustratie van Mance Post uit Met de poppen gooien
onbevangen tegen de dingen aankijkt. Daarbij worden de minder aardige kanten van kinderen niet verhuld, wat sommige volwassen lezers voor problemen plaatste omdat morele commentaren ontbreken. Ook het feit dat Madelief alleen een moeder heeft, wordt niet nader verklaard: de lezer moet het doen met de visie van Madelief en die staat er nauwelijks bij stil. Zij stelt alleen vast dat haar moeder eigenlijk ook een meisje is en geen echte mevrouw, omdat ze geen man heeft en geen ‘mevrouwen-haar’.
Hoewel Kuijer bij ieder volgend boek over Madelief verklaarde dat dit waarschijnlijk het laatste was, zijn het er uiteindelijk vijf geworden: een hele serie dus. Maar terwijl de held of heldin in de meeste serieboeken al- | |
| |
tijd gelijk blijft, vertoont Madelief een voortdurende karakterontwikkeling. Ook de verteltrant verandert, waarbij de verhalen in de loop van de serie steeds hechter worden en minder open plekken bevatten.
Grote mensen, daar kan je beter soep van koken (1976) speelt in een zomervakantie, waarin Madelief en haar moeder net verhuisd zijn. Dat levert een thematische eenheid op: ze verkent de buurt, vindt een nieuw vriendje en begint zich langzamerhand thuis te voelen in haar nieuwe omgeving.
In Op je kop in de prullenbak (1977) draait alles om de nieuwe school, waar Madelief bij een rare meester in de klas komt, de personificatie van Kuijers pedagogische idealen: een meester die van alles een avontuur weet te maken en die met de kinderen omgaat zonder pedagogische oogmerken. Hij laat Madelief bijvoorbeeld de conversatie van twee vogeltjes noteren, geeft soms opdracht om keet te trappen en vertelt in de klas over zijn eigen onvervulde wensen.
Het volgende boek over Madelief, Krassen in het tafelblad (1978), is nog hechter van structuur. Het is een kleine roman, die begint met de dood van Madeliefs oma, die zij nooit gekend heeft. Opa komt tijdelijk bij Madelief en haar moeder en daarna gaat Madelief bij opa logeren. Stukje bij beetje komt zij erachter waarom de meeste mensen haar oma niet aardig vonden. Ze ontdekt dat oma niet gelukkig was: ze was eigenlijk een soort ontdekkingsreiziger en voelde zich opgesloten in haar eigen huis.
In Een hoofd vol macaroni (1979) is Madelief weer iets ouder en beleeft ze haar eerste verliefdheid. Tegen Jessica Voeten zei Kuijer, dat hij tegen dit boek had opgezien vanwege de ‘specifieke seksualiteit’ vanaf het tiende, elfde jaar. Het is dan ook de natuurlijke afsluiting van de boeken over Madelief: een nieuw vervolg zou de eenheid van de reeks geweld aandoen.
| |
Fantastische verhalen
Een verrassende wending in Kuijers oeuvre was het boek dat hij in 1977 publiceerde: Pappa is een hond. Het is het verhaal van Mark, die op een ochtend tot de ontdekking komt dat alle andere mensen op mysterieuze wijze verdwenen zijn; alleen de dieren zijn er nog. Samen met hen trekt Mark naar het zuiden: een moeilijke en eenzame tocht, maar op den duur mist hij de mensen steeds minder en vereenzelvigt hij zich met de dieren: de afstand tussen de soorten blijkt kleiner dan we dachten.
Kuijers tweede fantastische vertelling, Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt (1978), is veel scherper van toon. Mieke Mom wandelt vol verbazing door een krankzinnige, maar zeer herkenbare wereld: mensen eten met kerst hun lievelingskonijn op, auto's jagen op kinderen die de straat oversteken, in het bejaardenhuis worden de bewoners gestreken
| |
| |
Illustratie van Mance Post uit Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt
(dan zijn ze makkelijker te stapelen) en de school is een gevangenis, waar kinderen aan de kapstok worden gehangen (dát zal ze leren - en je bent toch op school om te leren). Ten slotte ontdekt Mieke gelukkig dat er ook nog normale, aardige mensen bestaan: in het gekkenhuis.
Dit boek was binnen de kinderliteratuur zo mogelijk nog verrassender dan Kuijers eerdere werk: het scherpsatirische karakter betekende een breuk met de traditie van lieve, verhullende kinderboeken.
| |
Dierenverhalen
Kuijers eerste dierenverhaal, Eend voor eend (1983), is een mengvorm van informatieve lectuur en fictie. Het bestaat uit nauwkeurige observaties van de eenden rond zijn huis in de Noordhollandse polder. Daaruit leren we niet alleen hun soortelijke gedrag kennen, ‘eenden knikken vaak van ja’, maar ook de individuele verschillen tussen de eenden onderling: Jaap, Kareltje, Gerdien, Hennie en al die anderen. Mede doordat hun gedragingen zijn verwoord als gedachten, groeien de eenden uit tot belangwekkende romanfiguren zonder dat hun eendenkarakter wordt aangetast.
Hetzelfde procédé pastte hij toe in Olle (1990), de biografie van de Airdale Terrier die dertien jaar bij Kuijer en zijn vrouw woonde. De af-
| |
| |
Illustratie van The Tjong Khing uit Eend voor eend
stand tussen mens en dier wordt nog kleiner nu het een huisgenoot betreft: de lezer is dan ook niet verbaasd dat Olle niet alleen denkt, maar ook kan praten. Hoewel de conversatie met veel humor is genoteerd, is de psychologische uitwerking van Olle's karakter zo getrouw als in mensentaal mogelijk is.
| |
Tin Toeval
De boeken over Tin Toeval zijn vaak vergeleken met die over Madelief: verhalen voor jonge kinderen, met een meisje als hoofdpersoon. Ook de taal vertoont overeenkomsten: dezelfde korte zinnetjes en dezelfde ‘karige’ verteltrant, met veel open plekken.
Maar daar houdt de overeenkomst op. In de Madeliefboeken gaat het om gewone kinderen, die op een bijzondere manier getekend worden in hun denken en doen. In de wereld van Tin Toeval kan de alledaagse werkelijkheid overgaan in die van een avonturenverhaal. En dat gebeurt dan ook: doordat Tin met opzet ‘verdwaalt’ of doordat de kapitein van de pont over het IJ er genoeg van heeft altijd maar heen-en-weer te varen en koers zet naar een geheimzinnig eiland, met piraten en een verborgen schat.
| |
De zwarte stenen
Dolon is een jongen die tot het volk van de Steenhouwers behoort. Hun hele bestaan is gericht op de bouw van een reusachtige toren, die tot de hemel moet reiken: eens zullen zij een ‘luchtvolk’ zijn dat leeft op de allerhoogste trans. Daar zullen prachtige tuinen zijn en zal het leven geen moeite meer kosten: de toren ‘zal een eind maken aan al hun benauwdheden’.
De stenen voor de toren zijn afkomstig van de Wachters, een volk uit het noorden dat de Steenhouwers met zijn ‘vredesleger’ beschermt tegen gevaren van buitenaf. Als Dolon ontdekt dat op de zevende trans een ijzige kou heerst, begint hij te twijfe- | |
| |
len aan de tuinen die nog hoger moeten komen. Stukje bij beetje komt hij erachter dat de Steenhouwers hun leven wijden aan een zinloos ideaal, dat hun is aangepraat door Wachter-zendelingen. De zwarte stenen die de Wachters leveren, zijn afkomstig van de sloop van hun eigen toren, waarvan ze allang de nutteloosheid hebben ingezien. In plaats van beschermers blijken de Wachters koloniale overheersers te zijn.
Het centrale thema in dit verhaal is de strijd van een individu tegen het collectief, die tegelijk een strijd is tegen een zinloze ideologie. Het enige wapen in die strijd is de kennis die Dolon zich met veel moeite verwerft, waardoor de strijd al bij voorbaat tot mislukken gedoemd is, want de Steenhouwers vrezen geleerdheid. Dolon eindigt als een ‘ongevaarlijke gek’, die alleen wordt getolereerd omdat hij kan lezen en schrijven.
De zwarte stenen laat meer dan één interpretatie toe. Je kunt het lezen als een boek over kolonialisme, maar het bevat ook verwijzingen naar de toren van Babel uit het Oude Testament (Genesis 11) en naar een fundamentalistische vorm van het christelijk geloof, die alle heil in de hemel projecteert en zich afzet tegen kennis die in strijd is met de leer.
| |
Polleke
In de vijf boeken over Polleke volgen we haar in groep zeven en acht van de basisschool. Geen grote avonturen, maar de alledaagse belevenissen van een schoolkind in de grote stad omstreeks de eeuwwisseling. Polleke zit op een ‘zwarte’ school: maar twee kinderen in de klas hebben grootouders die in Nederland geboren zijn. Polleke heeft een Marokkaans vriendje, Mimoen, maar dat kan eigenlijk niet: als hij groot is, gaat hij met een meisje uit Marokko trouwen, zegt hij zijn ouders na. Haar ouders zijn gescheiden toen zij drie was; geleidelijk komt ze erachter dat haar vader verslaafd is. Aan het eind van tweede deel, Het is fijn om er te zijn (2000) gaat ze zelfs met hem mee naar een afkickboerderij in Drenthe.
Genoeg problemen dus om er loodzware boeken van te maken, maar dat is niet in de lijn van Kuijer. Dergelijk thema's zijn nog steeds geen ‘onderwerpen’ die worden ‘behandeld’, ze horen eenvoudig bij de wereld van Polleke, net zoals het feit
Illustratie van Alic Hoogstad uit Voor altijd samen, amen
| |
| |
dat de meester bij haar moeder intrekt. Ook al zoiets! Dat kan toch niet!
We zien alles door háár ogen, in de ik-vorm. Het taalgebruik suggereert dat zij het ook opgeschreven heeft: ‘Echt wel!’ Polleke is dichter, zegt ze, net als haar vader. Het enige verschil is dat hij zich dichter voelt, terwijl zij echt gedichten schrijft, die bij wijze van illustraties in de boeken zijn opgenomen. De titel van het tweede deel is daar een voorbeeld van: ‘Het is fijn/ om er te zijn.’
Al in het begin van deel 1 maakt Mimoen het uit, met een briefje: ‘Ik ga niet meer met jou, want dat mag geloof ik helemaal niet in mijn cultuur dat een vrouw dichter is’. Polleke is woedend. Ze schrijft terug: ‘Rot jij maar op met je pokkecultuur!’ De meester onderschept haar briefje en begint meteen een antiracismeproject. Polleke schrijft: ‘Maar ik deed het per ongeluk. Omdat ik zo gek ben op die stomme Marokkaan.’
Volgens enkele recensenten lijkt Polleke wel erg op Madelief. De meeste anderen waren het daar niet mee eens: Madelief is typisch een kind van de jaren zeventig, Polleke een kind van 2000. Bij monde van Polleke lijkt Kuijer op de kritiek te reageren met de titel van het vijfde deel: Ik ben Polleke hoor! (2001). Wat Polleke wél met Madelief gemeen heeft, is de onbevangen manier waarop ze de wereld bekijkt: net als hun schepper denken ze geen van beiden in vaste categorieën.
Een belangrijk thema in de serie is het geloof. Polleke is niks van haar geloof, maar opa en oma, bij wie ze in het weekend vaak logeert, wel. Op vrijdag begint opa het tafelgebed steevast met de woorden: ‘Here God, dank u dat Polleke weer heelhuids uit de bus is gestapt.’ Na het ‘amen’ vraagt hij altijd of Polleke ook nog iets wil bidden. Dan zegt ze wat ze op haar hart heeft en opa en oma zeggen ‘amen’. De titel van het eerste deel is ontleend aan een gebed van Polleke: ‘Voor altijd samen, amen’.
| |
Het boek van alle dingen
Het geloof is een centraal thema in Het boek van alle dingen (2004): het verhaal van de negenjarige Thomas, die in het begin van de jaren vijftig opgroeit als kind van een streng gelovige, tirannieke vader. Vooral op de zondagen drukt dat een stempel: ‘De zondag is de enige dag die je als een handkar voor je uit moet duwen,’ schrijft Thomas in het schrift dat hij Het boek van alle dingen heeft genoemd. ‘De andere dagen rollen vanzelf de brug af.’
Tijdens de litanie, het ‘heen en weer zingen’ in de kerk, zingt Thomas het refrein zoals hij het verstaan heeft: ‘Goede stierenheer, verlos onze ellendige zondagen.’ Als ze aan tafel zitten, laat zijn vader hem herhalen wat hij gezongen heeft, en stuurt hem dan naar boven. Moeder springt voor Thomas in de bres, maar
| |
| |
Illustratie van Peter-Paul Rauwerda uit Het boek der dingen
vader slaat haar opzij. Terwijl Thomas boven een afranseling krijgt met een houten lepel, denkt hij: ‘God zal hem vreselijk straffen met alle plagen van Egypte omdat hij mamma heeft geslagen.’ Als het slaan eindelijk ophoudt, weet Thomas ‘dat de Vader voor altijd uit hem [is] weggeranseld’. Maar zijn vader is nog niet klaar. Hij laat Thomas nazeggen: ‘Goedertieren Heer, verlos ons, ellendige zondaren.’ Dat moet hij nog honderd keer opzeggen, dan mag hij naar beneden komen.
Niet lang daarna verschijnt Jezus aan hem, die vertelt dat hij óók zo'n strenge vader had: ‘Ik moest aan het kruis worden geslagen of Ik wilde of niet. [-] Dat was eens maar nooit weer.’
Als het gezin in opstand komt tegen de vader, heeft deze nauwelijks verweer. Thomas beseft dat zijn vader een bange man is: ‘Vader was bang voor vrolijkheid. Hij was vooral bang voor spot.’ De vader klampt zich vast aan de zekerheden van zijn strenge geloof en probeert met zijn tirannieke gedrag alles uit te bannen wat dat geloof in zijn ogen bedreigt.
| |
Theologie
Twee jaar later publiceerde Kuijer een theologisch essay, Hoe een klein rotgodje God vermoordde (2006). Dit boek is een sleutel tot zijn oeuvre, omdat hij hierin gedetailleerd zijn godsbeeld beschrijft - en dus ook zijn mensbeeld (volgens de Bijbel is de mens geschapen naar Gods beeld).
God is een menselijk bedenksel, zegt hij, maar dat is geen reden op Hem neer te kijken: ‘de muziek van Bach is eveneens een menselijk bedenksel, dat, zoals iedereen weet, goddelijk is’. ‘God bestaat zoals de muziek van Bach bestaat.’
God is volgens hem ‘het verlangen naar meer liefde, barmhartigheid en rechtvaardigheid’. Hij is een ideaal, waar wij een voorbeeld aan nemen. Maar de mensen hebben niet altijd dezelfde voorstelling gehad van God. Hij is volgens Kuijer ‘klein begonnen’, als kwade of goede geest. Ook in de Bijbel en de Koran vinden we nog vaak een ouder beeld, een ‘straffende en wrede god’, ‘maar het ideaal van de grote God van de liefde, de barmhartigheid en het recht schemert door de teksten heen’. Dát is volgens Kuijer de ware God: elke interpretatie van de heilige teksten die tot wreedheid leidt, vindt hij godslasterlijk. Fundamentalistische gelovigen lasteren God, zegt hij, want zij reduceren Hem tot een ‘kleinzielig, naargeestig mannetje’, een ‘klein rotgodje’. In de rest van het boek maakt hij onderscheid tus- | |
| |
sen ‘God’ en ‘god’, met en zonder hoofdletter.
Een belangrijk element in Kuijers betoog is het beeld van ‘God de Vader’. Zowel in de christelijke traditie als in de islam is de vaderfiguur problematisch. Vrouwen en kinderen zijn ondergeschikt aan de man. De vader wordt eerder geassocieerd met strengheid dan met liefde. Dat culmineert in de kruisiging van Jezus. Jezus bad tot de Vader: ‘Laat deze beker aan mij voorbijgaan!’, maar zijn gebed werd niet verhoord. Kuijer: ‘Als kind wist ik al dat de God van de kruisdood niet de mijne was.’
Wat betreft de vaderfiguur put Kuijer ook uit eigen ervaring: ‘Ik was bang voor mijn vader. [-] Ik heb vroeger vele pakken slaag gehad, maar de zondige aanleidingen ben ik vergeten of heb ik nooit geweten. God straft, maar god mag weten waarom. Nu het idee over liefdevol en rechtvaardig vaderschap zo drastisch is veranderd, doe je God met het beeld van huistiran geen eer meer aan. Zo kan een beeld dat ooit de uitdrukking was van diepe vroomheid uitmonden in ontstellende blasfemie.’
| |
Waardering
Vanaf zijn eerste kinderboek werd Kuijer unaniem geroemd als een opmerkelijk kinderboekenschrijver. Hij stelde de waardering niet altijd op prijs omdat ze volgens hem vaak op verkeerde argumenten berustte. In 1978 zei hij in een interview met Jan Brokken dat hij wee begon te worden van zijn populariteit en van het imago van de ‘goede, aardige jongen, die zo positief over de mensheid schrijft’. Hij kondigde aan dat zijn volgende boek een groot deel van die populariteit zou vernietigen: het werd ‘een hard, eng, gemeen en humoristisch boek’ en hij had het met opzet zo hard gemaakt, ‘dat houdt het spannend’.
Dat ging over Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt. Maar hoewel de reacties ditmaal minder eensluidend waren en veel critici zich afvroegen of het boek wel geschikt was voor kinderen, maakte het geen eind aan Kuijers populariteit, juist door dat aardige imago. ‘De kleintjes zullen verwonderd en geamuseerd niet weten wat ze lezen’, aldus een recensent in De Zaanlander, ‘maar ze zullen er niet door geschokt zijn. Daarvoor is Guus Kuijer te veel een kindervriend.’
Weliswaar werd Mieke Mom niet bekroond, maar Kuijer ontving het jaar erop wel de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur én een Gouden Griffel voor Krassen in het tafelblad. Pas toen hij in Het geminachte kind dezelfde opvattingen in essays naar voren bracht, raakte hij zijn ‘aardige’ imago grotendeels kwijt. Vooral de psycholoog Dolf Kohnstamm was diep verontwaardigd over het idee dat opvoeders kinderen minachtten, omdat ze volgens hem juist de beste bedoelingen hadden.
Bij het latere werk kreeg de waar- | |
| |
dering normale proporties en ontstond zo nu en dan een botsing van (literatuur) opvattingen. Zo hekelde Bregje Boonstra het ‘prekerige’ karakter van De zwarte stenen - waarin zij overigens niet meer ziet dan een boek over koloniale uitbuiting - terwijl Herman Tromp het aanprees als een spannend verhaal, waarin de lezer gelukkig niet alles op een presenteerblaadje aangereikt krijgt.
Bij enkele andere kinderboeken signaleerden sommigen een karikaturale uitwerking of gewilde grappen. Toch kwam de conclusie vaak overeen met die van Marita de Sterck over De jonge prinsen: ‘een ondermaatse Kuijer [is] nog een bovenmaats kinderboek’.
De opleving van Kuijers productiviteit na 1999 ging gepaard met een opvallende opleving in de waardering. Sinds 1976 is zijn werk dertienmaal bekroond, waarvan zesmaal in de jaren 2000-2005. En al is er wel eens kritiek, die dan weer door anderen tegengesproken wordt, over over één ding zijn de critici het eens: ‘Wat kan die man schrijven.’ (Judith Eiselin in nrc-Handelsblad, 16 maart 2001).
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Rose, met vrome wimpers (1971, latere drukken onder de titel Wimpers), Het dochtertje van de wasvrouw (1973), De man met de hamer (1975), Crisis en kaalhoofdigheid (1983), Izebel van Tyrus (1988), De redder van Afrika (1989), Het vogeltje van Amsterdam (1992), Lazarillo van Tormes (vertaling, 2000), Hoe een klein rotgodje God vermoordde (2006). |
Over jeugdliteratuur
|
Het geminachte kind. Acht stukken. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1980. |
Stout; Annie M.G. Schmidt en de zondeval. In: Bzzlletin, nr. 149 (1987), blz. 25-27. |
Kinderboeken
|
Met de poppen gooien. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1975. (Zeventiende druk: Amsterdam, Querido, 1987. Jeugdsalamander.) |
Een gat in de grens. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1975. (Tiende druk: Amsterdam, Querido, 1991. Jeugdsalamander.) |
Grote mensen, daar kan je beter soep van koken. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1976. (Veertiende druk: Amsterdam, Querido, 1987. Jeugdsalamander.) |
Drie verschrikkelijke dagen. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1976. (Zevende druk: Amsterdam, Querido, 1985. Jeugdsalamander.) |
Op je kop in de prullenbak. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1977. (Tiende druk: Amsterdam, Querido, 1987. Jeugdsalamander.) |
Pappa is een hond. Met illustraties van Marion Crezée. Amsterdam, Querido, 1977. (Vijfde druk: Amsterdam, Querido, 1987. Jeugdsalamander.) |
Krassen in het tafelblad. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1978. (Zestiende druk: Amsterdam, Querido, 1989. Jeugdsalamander.) |
Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1978. (Zevende druk: Amsterdam, Querido, 1991. Jeugdsalamander.) |
Een hoofd vol macaroni. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1979. (Zesde
|
| |
| |
druk: Amsterdam, Querido, 1986. Jeugdsalamander.) |
Mance Post, Ik woonde in een leunstoel. Prentenboek. Met tekst van Guus Kuijer. Amsterdam, Querido, 1979. |
De tranen knallen uit mijn kop. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1980. (Vijfde druk: Amsterdam, Querido, 1987. Jeugdsalamander.) |
Eend voor eend. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1983. |
Het grote boek van Madelief. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1983. (Bevat alle vijf Madelief-boeken) |
De zwarte stenen. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1984. |
Het land van de neushoornvogel. Met een omslagtekening van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1985. |
De jonge prinsen. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1986. (Vierde druk: Amsterdam, Querido, 1989. Jeugdsalamander.) |
Tin Toeval en de kunst van het verdwalen. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1987. |
Tin Toeval en het geheim van Tweebeens-eiland. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1987. |
Tin Toeval en de kunst van Madelief. Met illustraties van Jan Jutte en Mance Post. Amsterdam, Querido, 1989. |
Olle. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1990. |
Tin Toeval in de onderwereld. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1993. |
De grote Tin Toeval. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1996. (Bevat: Tin Toeval en de kunst van het verdwalen, Tin Toeval en het geheim van Tweebeens-eiland en Tin Toeval in de onderwereld) |
Voor altijd samen, amen. Met illustraties van Alice Hoogstad. Amsterdam, Querido, 1999. |
Het is fijn om er te zijn. Met illustraties van Alice Hoogstad. Amsterdam, Querido, 2000. |
Reukorgel. Met illustraties van Mance Post. Tilburg, Zwijsen, 2000. Bloemlezing uit De tranen knallen uit mijn kop) |
Het geluk komt als de donder. Met illustraties van Alice Hoogstad. Amsterdam, Querido, 2000. |
Met de wind mee naar de zee. Met illustraties van Alice Hoogstad. Amsterdam, Querido, 2001. |
Ik ben Polleke hoor! Met illustraties van Alice Hoogstad. Amsterdam, Stichting CPNB, 2001. (Kinderboekenweekgeschenk). Tweede druk: Amsterdam, Querido, 2002. |
Polleke. Met illustraties van Alice Hoogstad. Amsterdam, Querido, 2003. (Bevat: Voor altijd samen, amen; Het is fijn om er te zijn; Het geluk komt als de donder; Met de wind mee naar de zee en Ik ben Polleke hoor!) |
Het boek van alle dingen. Met illustraties van Peter-Paul Rauwerda. Amsterdam, Querido, 2004. |
Klaas Verplancke, Woorden wekken. Met tekst van Guus Kuijer. Tielt, Lannoo; Antwerpen, Stichting Lezen; Leidschendam, Biblion, 2005. |
Florian Knol. Met illustraties van Peter-Paul Rauwerda. Amsterdam, Querido, 2006. |
Oorspronkelijk werk voor televisie
|
Fatima. Scenario Guus Kuijer. Regie Froukje Bos en Ruud Schuitemaker. nos-televisie, 1985. |
Emmy. Scenario Guus Kuijer. Regie Ruud Schuitemaker. vpro-televisie, 1989. |
Oorspronkelijk werk voor theater
|
De wonderdoener. Toneelgroep 8 Oktober, 1983. (Ook in: Crisis en kaalhoofdigheid) |
Prijs de beer. Jeugdtheater Hofplein, Rotterdam, 1990. |
Film/televisiebewerkingen
|
Een gat in de grens. Regie Froukje Bos en Ruud Schuitemaker. ikon-televisie, 1984. (Ook op video verkrijgbaar) |
| |
| |
Jonathan. Scenario Guus Kuijer. Regie Ruud Schuitemaker. nos-televisie, 1987. (Ook op video verkrijgbaar) |
Jonathan en de dader. Scenario Guus Kuijer. Regie Ruud Schuitemaker. nos-televisie, 1987. (Ook op video verkrijgbaar) |
Madelief. Scenario Guus Kuijer en Ineke Houtman. Regie Ineke Houtman. Elf afleveringen. vpro-televisie, 1994. (Ook op dvd verkrijgbaar) |
Madelief; Krassen in het tafelblad. Scenario Rob Arends. Regie Ineke Houtman. vpro-televisie, 1998. (Ook op dvd verkrijgbaar) |
Polleke. Scenario Maarten Lebens en Rob Arends. Regie Ineke Houtman. vpro-televisie, 2003. (In verkorte vorm als speelfilm ook op dvd verkrijgbaar) |
Theaterbewerkingen
|
Mieke Mom. ro Theater, Rotterdam, 1985. |
De jonge prinsen. Jeugdtheater Hofplein, Rotterdam, 1988. |
Izebel van Tyrus. De Toneelschuur, Haarlem, 1990. |
Thomas. Tekst Guus Kuijer. Muziek Jeff Hamburg. Regie / libretto Joke Hoolboom. Xynix Opera, 2006. (Gebaseerd op Het boek van alle dingen) |
Over Guus Kuijer
|
Over Guus Kuijer is veel gepubliceerd. Een ruime keuze uit de Nederlandse en Vlaamse recensies is te vinden op de cd JeugdLiterom, een databank over Nederlandstalige jeugdliteratuur vanaf 1900 die in bijna iedere bibliotheek aanwezig is. |
Vrijwel alle recensies en andere krantenpublicaties die hieronder worden genoemd, zijn te vinden bij het Letterkundig Museum in Den Haag. |
Algemeen
|
Fred de Swert, Guus Kuijer. In: Jeugdboekengids, jaargang 18 (1976), nr. 6. |
Marijke van Raephorst, Guus Kuijer. In: Elseviers Magazine, 13-8-1977. |
Herman Verschuren, Staatsprijs voor Guus Kuijer. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 7 (1980), nr. 2, blz. 104-107. |
[Marja Käss], Guus Kuijer laat in zijn kinderboeken zien hoe kinderen en volwassenen op een goede manier met elkaar kunnen omgaan. (Tekst van de Literama-uitzending van 21 oktober 1981.) In: Literama, jaargang 16 (1981), blz. 215-225. |
Herman Tromp, Over de jeugdboeken van Guus Kuijer. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1982. (Synthesereeks) |
Joop W.A. Berding, Janusz Korczak en Guus Kuijer: pedagogiek en kinderliteratuur. In: Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur, jaargang 4 (1990), nr. 15, blz. 47-54. |
Interviews
|
Reinjan Mulder, Het gevecht tegen de angst; gesprek met Guus Kuijer. In: nrc Handelsblad, 8-8-1975. |
Fred Lammers, Je moet in 'n boek kinderen niet liever maken dan ze zijn. In: Trouw, 9-9-1976. |
[Anoniem], Je moet een verhaal niet rotsvast afronden. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 16-10-1976. |
Koos Tuitjer, Af en toe 'n lelijke streek, anders deugt 't niet. In: De Limburger, 16-10-1976. |
Anton van der Kolk, Het leven is geen lolletje; dat zullen ze weten! In: Utrechts Nieuwsblad, 14-4-1978. |
Jan Brokken, Guus Kuijer. In: Haagse Post, 14-10-1978. |
Jessica Voeten, ‘Ik wil me voortdurend op glad ijs bevinden’. In: nrc Handelsblad, 21-9-1979. |
Peter van den Hoven, Gesprek met Gouden-Griffelwinnaar Guus Kuijer: ‘Een kind heeft niet het alleenrecht op het kinderlijke’. In: De Groene Amsterdammer, 3-10-1979. |
Herman Verschuren en Franca Hersch-van der Stoel, Tegen ontkinderlijking. Het werk van Guus Kuijer. In: En nu over jeugdliteratuur,
|
| |
| |
jaargang 6 (1979), nr. 5, blz. 175-177. |
Peter van den Hoven, Guus Kuijer: ‘Kijk, volwassenen, hoe aardig ook, zijn natuurlijk wél tuig van de richel’. In: Bzzlletin, nr. 73 (1980). (Ook in: Peter van den Hoven, Achter de keukendeur. Zestien gesprekken over jeugdliteratuur. Den Haag, Bzztoh, 1980, blz. 142-176.) |
Jan Nieuwenhuis, Guus Kuijer in ‘Het geminachte kind’: ‘Wij kweken de agressieve massa's van morgen’. In: De Nieuwe Linie, 13-8-1980. |
Jan Brokken, ‘De meeste kinderen zijn woedend en hebben ons de oorlog verklaard’. Gesprek met Guus Kuijer. In: Haagse Post, 4-10-1980. |
Peter van den Hoven, Beter dan het boek...; gesprek met Guus Kuijer over de verfilming van Een gat in de grens. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 11 (1984), nr. 5, blz. 172-174. |
Selma Niewold, ‘Humor moet iets scherps hebben, zodat je ervan schrikt’: een gesprek met Guus Kuijer. In: De Waarheid, 18-10-1986. |
Dirk Zwart, Liefde voor slechte mensen; gesprek met Guus Kuijer. In: Hervormd Nederland Magazine, 22-10-1988. |
Jan-Hendrik Bakker, ‘Wat weerloos is, moet verdedigd worden’: Guus Kuijer over Afrika, Izebel en de kinderziel. In: Haagsche Courant, 30-11-1989. |
Dirk Zwart, Guus Kuijer: ‘Uit de marteldood kan nooit iets goeds voortkomen’. In: Trouw, 1-3-1990. |
Arend Evenhuis, Guus Kuijer: ‘Een hond praat namelijk wel’. In: Trouw, 3-9-1991. |
Over ‘Met de poppen gooien’
|
Mischa de Vreede, Momentopnamen uit het kinderleven. In: nrc Handelsblad, 9-5-1975. |
Miep Diekmann, Meesterlijke kinderlogica bij Guus Kuijer. In: Haagsche Courant, 8-7-1975. |
Over ‘Een gat in de grens’
|
Hans Dorrestijn, Een kei. In: Vrij Nederland, 27-9-1975. |
Mischa de Vreede, Misplaatste ironie. In: nrc Handelsblad, 10-10-1975. |
Miep Diekmann, ‘Een gat in de grens’ beste jeugdroman van Guus Kuijer. In: Haarlems Dagblad, 2-3-1976. |
Over ‘Grote mensen, daar kan je beter soep van koken’
|
Mischa de Vreede, [Grote mensen, daar kan je beter soep van koken]. In: nrc Handelsblad, 14-10-1976. |
Over ‘Drie verschrikkelijke dagen’
|
Mischa de Vreede, [Drie verschrikkelijke dagen]. In: nrc Handelsblad, 22-10-1976. |
Jan Paul Bresser, Ernstig boek van Kuijer. In: de Volkskrant, 23-10-1976. |
Miep Diekmann, Kinderen in een warnet van leugens. In: Haarlems Dagblad, 12-11-1976. |
Eric Hulsens, Een tienerroman van de bovenste plank; het onluisterende realisme van Guus Kuijer. In: De Groene Amsterdammer, 17-11-1976. |
Over ‘Op je kop in de prullenbak’
|
Peter van den Hoven, De dierbare probleem-kindertjes van meester Cowboy; uitstekend jeugdboek van Guus Kuijer. In: De Groene Amsterdammer, 15-6-1977. |
Over ‘Pappa is een hond’
|
Jan Paul Bresser, Veel ernst in zesde kinderboek van Kuijer. In: de Volkskrant, 19-11-1977. |
Peter van den Hoven, Een fantastische dierenkaravaan. In: De Groene Amsterdammer, 25-1-1978. |
Over ‘Krassen in het tafelblad’
|
Mischa de Vreede, Madelief. In: nrc Handelsblad, 5-5-1978. |
Paula Gomes, Met opa en oma kijken hoe het vroeger was. In: Rotterdams Nieuwsblad, 1-6-1978. (Ook over Ot en Sien) |
Gertie Evenhuis, [Krassen in het tafelblad]. In: Trouw, 20-7-1978. |
Herman Verschuren, De kracht van krassen. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 6 (1979), nr. 5, blz. 178-180. |
| |
| |
Over ‘Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt’
|
Frans Hermans, [Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt]. In: Brabants Dagblad, 16-11-1978. |
Mischa de Vreede, [Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt]. In: nrc Handelsblad, 1-12-1978. |
[Anoniem], [Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt]. In: Vrij Nederland, 16-12-1978. |
Max Verbeek, [Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt]. In: De Nieuwe Linie, 20-12-1978. |
Guus Kuijer, Ter introductie van Mieke Mom. In: Even met de kont op reis; avonturen met kinderboeken. Amsterdam, Querido, 1987, blz. 135-137. |
Over ‘Een hoofd vol macaroni’
|
Mischa de Vreede, [Een hoofd vol macaroni]. In: nrc Handelsblad, 23-10-1979. |
Over ‘Het geminachte kind’
|
Aad Nuis, Provo in de literatuur. In: Haagse Post, 21-6-1980. |
Joke Linders-Nouwens, Inspirerende woede. In: Haarlems Dagblad, 4-10-1980. |
Hans Warren, ‘Opvoeding ontneemt kind zelfrespect en identiteit’. In: Amersfoortse Courant, 25-10-1980. |
Dolf Kohnstamm, De geminachte pedagoog. In: de Volkskrant, 31-10-1980. (Ook in: School, jaargang 8 (1980), nr. 6.) |
Kuijer mooi en lelijk. Samengesteld door Dolf Kohnstamm. Lisse, Swets & Zeitlinger, 1981. |
Anne de Vries, Is opvoeden fatsoenlijk? In: nrc Handelsblad, 13-3-1981. (Bespreking van: Kuijer mooi en lelijk) |
Over ‘De tranen knallen uit mijn kop’
|
Netty Heimeriks, Het verhalenboompje van Jonathan. In: Vrij Nederland, 11-10-1980. |
Joke Linders-Nouwens, Guus Kuijer kan ook over jongens schrijven! In: Haarlems Dagblad, 19-11-1980. |
Jan Paul Bresser, Fantasie als motor. In: de Volkskrant, 10-1-1981. |
Anne de Vries, Een broertje van Kees de Jongen. In: nrc Handelsblad, 6-3-1981. |
Over ‘Eend voor eend’
|
Bregje Boonstra, Eend voor eend. In: nrc Handelsblad, 27-5-1983. |
Joke Linders-Nouwens, Spannend geschreven verhaal van Gerard Brands; volwassene hoofdfiguur in eendenboek van Guus Kuijer. In: Haarlems Dagblad, 15-6-1983. |
Peter van den Hoven, Eenden doen ook wel eens domme dingen; het eendelijke denken van Guus Kuijer. In: De Groene Amsterdammer, 6-7-1983. |
Over ‘De zwarte stenen’
|
Joke Linders-Nouwens, Twee bijzondere jeugdboeken van Els Pelgrom en Guus Kuijer. In: Haarlems Dagblad, 29-5-1984. |
Bregje Boonstra, Zwart en zwaar. In: nrc Handelsblad, 6-7-1984. |
Herman Tromp, Kuijer: spannend jeugdboek met diepgang. In: de Volkskrant, 20-7-1984. |
Guido Troch, De torens van Guus Kuijer. In: Jeugdboekengids, jaargang 26 (1984), nr. 7, blz. 153-155. |
Margot Klompmaker, Geen plaats voor nieuwsgierigheid. In: Leids Dagblad, 23-8-1984. |
Over ‘Het land van de neushoornvogel’
|
Aukje Holtrop, Het land van de neushoornvogel. In: Vrij Nederland, ‘De Blauw Geruite Kiel’, 30-11-1985. |
Jacques Vos, Een nieuwe Kuijer. In: Leestekens, jaargang 6 (1985-1986), nr. 2, blz. 27-28. |
Rindert Kromhout, Nieuwe roman Guus Kuijer sfeervol en mooi van taal. In: de Volkskrant, 7-1-1986. |
Marita De Sterck, Een antropologische tienerroman. In: Jeugdboekengids, jaargang 28 (1986), nr. 1, blz. 8-10. |
Over ‘De jonge prinsen’
|
Joke Linders-Nouwens, Kuijer op zijn best. In: Algemeen Dagblad, 11-10-1986. |
| |
| |
Gertie Evenhuis, Grote mensen deugen niet. In: Trouw, 29-10-1986. |
Aukje Holtrop, De jonge prinsen; een sprookjesachtig verhaal met een wijze les. In: Vrij Nederland, ‘De Blauw Geruite Kiel’, 1-11-1986. |
Rindert Kromhout, Nieuwe boek Guus Kuijer staat vol volwassen grappen. In: de Volkskrant, 18-11-1986. |
Casper Markesteijn, Wat er ook verandert, niet het wezenlijke. In: Het Vrije Volk, 20-12-1986. |
Marita De Sterck, ‘De jonge prinsen’; een ondermaatse Kuijer nog een bovenmaats kinderboek. In: Jeugdboekengids, jaargang 29 (1987), nr. 7, blz. 247-248. |
Over ‘Tin Toeval en de kunst van het verdwalen’
|
Victor Frederik, Nieuwe Kuijer als vanouds knettergek en wondermooi. In: Utrechts Nieuwsblad, 5-6-1987. |
Rindert Kromhout, Van Leeuwens boek sterk en origineel. In: de Volkskrant, 16-6-1987. (Ook over: Tin Toeval!) |
Gertie Evenhuis, De kunst van het verdwalen. In: Trouw, 15-7-1987. |
Bregje Boonstra, Toeschouwer. In: nrc Handelsblad, 21-8-1987. |
Wieke Goeman-van Randen, De keuze van de kinderjury. In: Leeuwarder Courant, 2-5-1988. |
John Verhallen, [Tin Toeval en de kunst van het verdwalen]. In: Leesgoed, jaargang 15 (1988), nr. 4, blz. 158. |
Over ‘Tin Toeval en de kunst van Madelief’
|
Aukje Holtrop, Tin en Madelief; verzonnen meisjes ontmoeten elkaar. In: Vrij Nederland, ‘De Blauw Geruite Kiel’, 4-11-1989. |
Bregje Boonstra, Net een groot mens. In: nrc Handelsblad, 10-11-1989. |
Peter van den Hoven, De hemelvaart van Madelief; over intertextualiteit. In: Leesgoed, jaargang 18 (1991), nr. 5, blz. 175-179. |
Over ‘Olle’
|
Bregje Boonstra, Monument voor hond. In: nrc Handelsblad, 23-11-1990. |
A[ukje] H[oltrop], Zelfs hondenhaters zullen Olle nooit vergeten. In: Primeur, 3-1-1991. |
Lieke van Duin, Postume liefdesverklaring aan een huisdier. In: Trouw, 30-11-1991. |
Cathérine van Houts, Kuijer blijft fel verdediger van het kind. In: Het Nieuws van den Dag, 23-2-1991. (Ook in: Het Parool, 20-3-1991.) |
Over ‘Tin Toeval in de onderwereld’:
|
Lieke van Duin, Grapjassen, clowns en komedianten bij Jan Jutte. In: Trouw, 8-12-1993. |
Joke Linders, Niet te veel goede bedoelingen, s.v.p. In: Algemeen Dagblad, 20-1-1994. |
Marjoleine de Vos, Kinderen zijn te duur. In: nrc Handelsblad, 4-2-1994. |
Over ‘Voor altijd samen, amen’
|
Judith Eiselin, Rot op met je pokkecultuur. In: nrc Handelsblad, 8-10-1999. |
Mick Salet, Weer echte Guus Kuijer. In: De Gelderlander, 15-10-1999. |
Hanneke Leliveld, Een heerlijke meid. In: de Volkskrant, 22-10-1999. |
Mark Moorman, Het leven is een braakbal. In: Het Parool, 23-10-1999. |
Aukje Holtrop, Zeer ingewikkelde pa. In: Vrij Nederland, 30-10-1999. |
Jan Smeekens, Voor altijd samen, amen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 9-12-1999. |
Over ‘Het is fijn om er te zijn’
|
Judith Eiselin, Last van wiebel en kriebel. In: nrc Handelsblad, 4-2-2000. |
Nanda Roep, Zo stom! Echt wel! In: Trouw, 1-4-2000. |
Hanneke Leliveld, Een dierbaar buurmeisje. In: de Volkskrant, 7-4-2000. |
Aukje Holtrop, Kuijer-kinderen zijn goede kinderen. In: Vrij Nederland, 8-4-2000. |
J. Mijnders, Zorgen over een verslaafde vader. In: Reformatorisch Dagblad, 26-4-2000. |
Jan Smeekens, Polleke vindt het fijn om er te zijn. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-6-2000. |
Over ‘Het geluk komt als de donder’
|
Hanneke Leliveld, Kleine en grote verdrietjes. In: de Volkskrant, 21-7-2000. |
| |
| |
Judith Eiselin, Oeps, borsten! In: nrc Handelsblad, 28-7-2000. |
Peter de Boer, Guus Juijer, Polleke; een ideale heldin voor opgroeiende meisjes. In: Trouw, 18-8-2000. |
Aukje Holtrop, Kinderen die gedichten maken. In: Vrij Nederland, 9-9-2000. |
Over ‘Met de wind mee naar de zee’
|
Judith Eiselin, Polleke krijgt een eigen perspectief. In: nrc Handelsblad, 16-3-2001. |
Pjotr van Lenteren, Guus Kuijer houdt te veel van ons. In: Algemeen Dagblad, 6-4-2001. |
Over ‘Ik ben Polleke hoor!’
|
Jan Smeekens, Polleke voelt zich nogal lammig nu haar opa dood is. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 28-9-2001. |
Guus Kuijer, Over mijn geloof in Polleke. In: Het Parool, 3-10-2001. |
Judith Eiselin, Een moderne en nuchtere Polleke. In: nrc Handelsblad, 5-10-2001. |
Irene Verheul, Aardappelen voor een dode opa. In: De Gelderlander, 5-10-2001. |
Bregje Boonstra, Een kind dat er mag zijn. In: De Groene Amsterdammer, 6-10-2001. |
Over de vijf Polleke-boeken
|
Joukje Akveld, Over een groot schrijver en het verre nichtje van Madelief; de Polleke-boeken van Guus Kuijer. In: Literatuur zonder leeftijd, nummer 57 (voorjaar 2002), blz. 118-129. |
Josine Lalleman, De gedichten, gedachten en gebeden van een twaalfjarige; over de kritiek van Joukje Akveld op Guus Kuijers Polleke. In: Literatuur zonder leeftijd, nummer 59 (najaar 2002), blz. 543-558. |
Helma van Lierop, Geloven en geloven is twee; over Het boek van alle dingen van Guus Kuijer. In: Tsjip/Letteren, jaargang 14 (2004), nr. 3, blz. 10-13. |
Over ‘Het boek van alle dingen’
|
Judith Eiselin, Een hart als een kerkdeur; Guus Kuijer en het religieuze fundamentalisme. In: nrc Handelsblad, 6-2-2004. |
Pjotr van Lenteren, Jezus wil niet meer aan het kruis. In: de Volkskrant, 6-2-2004. |
Peter Henk Steenhuis, Jezus' gevoel voor humor. In: Trouw, 7-2-2004. |
Hanneke van den Berg, Guus Kuijer rammelt aan wereldbeelden. In: Haagsche Courant, 14-2-2004. |
Monique Snoeijen, De lievelingsjongen van Jezus. In: nrc Handelsblad, 20-2-2004. |
Enny de Bruijn, Nooit meer bang zijn; Guus Kuijer beschrijft hoer het proces van secularisatie in een kinderhoofd begint. In: Reformatorisch Dagblad, 3-3-2004. |
Jan Smeekens, Geloof bepaalde toen nog het leven van alledag. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 3-3-2004. |
Mirjam Noorduijn, Zonder vrijheid geen geluk. In: De Groene Amsterdammer, 6-3-2004. |
Helma van Lierop, Geloven en geloven is twee; over Het boek van alle dingen van Guus Kuijer. In: Tsjip/Letteren, jaargang 14 (2004), nr. 3, blz. 10-13. |
Over ‘Florian Knol’
|
Pjotr van Lenteren, beter een mindere Kuijer dan een perfecte Tellegen. In: de Volkskrant, 31-3-2006. |
Monique Snoeijen, Ik wil de wereld in reepjes snijden. In: nrc Handelsblad, 31-3-2006. |
Hanneke van den Berg, Guus Kuijer op ziojn best in Florian Knol. In: Leidsch Dagblad, 1-4-2006. |
Jan Smeekens, Ze zei lieverd! Florian kreeg er een rommelig gevoel van in zijn buik. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-4-2006. |
Marjon Kok, We sleutelen, maar we vorken elkaar niet. In: Tubantia, 22-4-2006. |
Over ‘Hoe een klein rotgodje God vermoordde’
|
Wim Schrijver, Het rotgodje van de fundamentalist. In: Leeuwarder Courant, 14-4-2006. |
Jaap de Berg, Kleine rotgodjeslastering. In: Trouw, 6-5-2006. |
Gert van de Wege, Rotgodjes volgens Guus Kuijer. In: Nederlands Dagblad, 12-5-2006. |
73 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2007
|
|