| |
| |
| |
Diet Kramer
door Marleen Wijma
Dina Maria Kramer werd op 25 april 1907 in Amsterdam geboren. Ze doorliep de HBS en volgde cursussen in kunstgeschiedenis, literatuurgeschiedenis en muziek, werkte bij uitgeverijen en woonde enige tijd in Engeland. In 1933 vertrok ze naar Nederlands-Indië. Ze trouwde met Mr. Dr. W.A. Muller, rector van het lyceum in Batavia; ze kregen twee kinderen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verloor ze haar man en overleefde zelf ternauwernood verschillende concentratiekampen. Met een vriendin en haar zoon keerde ze terug naar Nederland en vestigde zich in Den Haag. De oorlogservaringen en de naoorlogse problemen hadden haar vereenzaamd en na een langdurig ziekbed stierf ze in 1965.
Reeds in haar HBS-periode (vanaf 1923) werden er verhalen van haar gepubliceerd in Opwaartsche Wegen en De Jonge Vrouw. Haar eerste meisjesroman was Stans van de Vijfjarige (1927). Ons Honk (1928) werd bekroond en vanaf dat moment besloot Diet Kramer definitief schrijfster te worden. Ze schreef novellen, één roman (Onrustig is ons hart, 1939), jeugdboeken en toneelstukken. Ook werkte ze als vertaalster uit het Engels en het Duits.
| |
Werk
Betekenis voor de jeugdliteratuur heeft Diet Kramer vooral als schrijfster van meisjesromans en romans voor jongeren. Toen ze negentien jaar was, schreef ze Stans van de Vijfjarige. Het grondpatroon van dit verhaal vinden we in haar latere werk steeds terug: de jeugdige hoofdpersoon ontdoet zich van onvolkomenheden in haar (zijn) gedrag om als liefhebbende en evenwichtige volwassene met groot verantwoordelijkheidsgevoel deel te gaan nemen aan het echte
| |
| |
leven. Dit proces wordt versneld en verdiept door een crisis, vaak in de vorm van ziekte of ongeluk, die de hoofdpersoon zelf of een dierbare in haar (zijn) directe omgeving doormaakt.
Voor Stans is het conflict nog niet zo ingewikkeld. Gedurende haar laatste HBS-jaar besluit ze als kunstenares haar leven groot te maken, zodat ze eens de door ieder beminde en geëerde persoonlijkheid van haar moeder zal kunnen evenaren. Een ernstige ziekte van haar moeder heeft mede haar besluit bepaald.
P.F.M. Fontaine heeft dit boek uitvoerig geanalyseerd, met name de wijze waarop de moederfiguur als een magna mater gestalte krijgt en de wijze waarop de levensroeping zich temidden van de natuur openbaart. Hij concludeert: ‘Wat heeft dit boek zo populair gemaakt? De jolige schooltaferelen? De familiescènes met een lach en een traan? Of was het misschien omdat dit jonge meisje, “ewig-weiblich”, haar problemen oplost in dit pantheïstisch vitalisme, in wezen zo heidens, met die, voor een negentienjarige schrijfster, grandioze apoteose van het zich hypostatisch [als zelfstandigheid] openbarende Leven?’
In de boeken van Diet Kramer is steeds sprake van een geloof waaraan de hoofdpersonen de zin voor hun bestaan ontlenen: aanvankelijk het christelijk geloof, daarna het geloof in het leven en de liefde, in haar laatste boeken weer het geloof in God. Aanvankelijk publiceerde zij in protestants-christelijke bladen als De Jonge Vrouw en Opwaartsche Wegen. Haar eerste roman voor jongeren, Begin (1932), zorgde in christelijk-literaire kringen voor de nodige opschudding. ‘Een boek over de niet-kerkelijke jeugd van heden’, schreef P. Risseeuw boven een uitvoerige recensie waarin hij zegt dat dit boek hem meer heeft ontroerd dan alles wat er de laatste jaren op christelijk-literair terrein is verschenen, omdat de schrijfster ‘op een prachtig-eerlijke manier de nood der moderne jeugd heeft vertolkt, van de jeugd die het met zijn geloof niet op een akkoordje gooit, die liever het heidendom verkiest boven een surrogaat geloof’.
Deze baanbrekende roman voor jongeren kreeg opvolgers in De Bikkel (1935) en Roeland Westwout (1936, een vervolg op het jongensboek Razende Roeltje uit 1933). In deze laatste roman staat de gedachten- en gevoelswereld van een jongen centraal.
Na de Tweede Wereldoorlog verscheen in 1948 Thuisvaart, over het geestelijk leed dat mensen door het oorlogsgebeuren kan worden aangedaan.
Behalve romans voor jongeren heeft Diet Kramer ook een aantal boeken voor jonge kinderen geschreven, waarvan de avonturen van de teckel Lodewijk het meest populair zijn geworden. Lodewijk is de slimme teckel van een Nederlandse familie in
| |
| |
Indië. Hij heeft een eigen willetje, keft veel, is wel eens ondeugend maar dan altijd vanuit de beste bedoelingen of vanuit zijn jagersinstinct. De moraliserende toon maakt de verhalen gedateerd. Op zich is het gedrag van het teckeltje vrij ‘natuurlijk’, koddig en vertederend.
| |
Verteltechniek
Het uitwijden van de schrijfster is iets wat opvalt bij herlezing van al haar werk voor de oudere jeugd. Wel hebben haar boeken een duidelijke verhaallijn. Naast de vele zwaarmoedige overpeinzingen zorgen de vaak ingrijpende gebeurtenissen voor voldoende spanning.
De relativerende humor uit haar eerste boeken verdwijnt geleidelijk en is volkomen afwezig in Thuisvaart. Daarentegen is haar taalgebruik daar directer dan in haar vroegere werk, waarin veelvuldig zinnen voorkomen als ‘En genoeglijk grabbelen de tien vrolijke vingers in donker haar, dat warm en stroefweerbarstig omkrulde.’ Een recensent in De Standaard schreef reeds in 1937: ‘Diet Kramer is allesbehalve een “beknoptheidspropagandiste”. Ze mist het pregnante en het concrete van “den spijker op den kop”, maar onbevangenheid zal niemand haar kunnen ontzeggen.’
Juist haar onbevangenheid en eerlijkheid heeft ervoor gezorgd dat de wereld in haar jeugdromans realistischer was dan gebruikelijk in die tijd en daarom ook zowel jongeren als ouderen sterk heeft aangesproken.
| |
Begin
Ruth is directiesecretaresse in Amsterdam. Ze voelt zich vrij en onafhankelijk. Maar ze heeft zich een bepaalde hardheid aangemeten, waardoor ze niet in staat blijkt echte liefde te geven. Akelige gebeurtenissen en de zeeman Steven zorgen ervoor dat zij, zij het heel moeizaam, de muurtjes om haar heen afbreekt, zodat ze uiteindelijk leert geloven in de eenvoud van de liefde en in een zinvol leven.
Dit hoopvolle geloof, ontdaan van de waarden en normen van de ouderen, typeert de zelfstandig levende jongeren uit dit verhaal. Het is qua tijdsbeeld erg concreet en realistisch: het Leidseplein met terrasjes van Trianon, Boer en Americain; Tuschinski, Engelse sigaretten, belastingformulieren worden ingevuld en een beginnend apothekersassistente verdient f 65, - per maand. Ook de historische werkelijkheid is duidelijk in het verhaal verweven. Grote werkloosheid onder jongeren en sociale misstanden. Over de jeugdgroeperingen in die tijd meldt het verhaal: ‘één van de wanstaltig uitgegroeide monsters van de tijd was het dilettantisme. De wereld is bezopen geweest [Eerste Wereldoorlog]. Wij leven in de ontnuchtering.’
Marijke van Raephorst is ‘fel geraakt’ door dit verhaal. ‘Het is een van de eerste boeken met nadruk op de karakters van de hoofdpersonen en niet op de gebeurtenissen. Het gaat over het verwerken van de problematiek van de jongeren van die tijd: oor- | |
| |
log, christendom, idealisme, kleine politieke strijd.’
| |
Roeland Westwout
Roeland Westwout wil later als dokter naar Afrika. Zijn meisje Mies wordt verminkt door een ongeluk en raakt in een langdurige psychische crisis. Liefdevolle medemensen en vooral de trouw en liefde van Roel helpen haar eroverheen.
Diet Kramer noemde zelf dit boek ‘een dagdroom - een droom van idealisme, ridderlijkheid en liefde’; uit vele lezersreacties begreep ze echter dat het voor jongeren een werkelijkheid betrof waarin zij geloofden. Realistisch is het verhaal zeker niet. Begrip, liefde, trouw en een eenduidige waarheid beheersen de wereld in het verhaal. Sexualiteit is afwezig. Als Roel aan Mies zijn liefde heeft verklaard en hij hierover met zijn tante praat, die op haar beurt Roel op zijn verantwoordelijkheid wijst, zegt Roel: ‘O, u bedoelt vrijpartijtjes en zo. Jasses, tante Elsa, daar staan wij toch boven... zo zijn wij toch niet, Mies en ik.’
| |
Thuisvaart
Thuisvaart (1948) is het verhaal van de verpleegster Marja, wier moeder in een interneringskamp op Java gestorven is als een beest. Marja keert zich daarom af van God, bouwt een harde muur om zich heen uit wantrouwen tegen de wereld (vergelijk Ruth uit Begin). ‘God helpe je om niet te stikken in je allenigheid,’ wenst haar een goede vriendin. Eenmaal terug in Den Haag ervaart Marja dat ook daar veel jongeren geestelijk gewond zijn geraakt door de oorlog. Uiteindelijk wordt haar egocentrisme gebroken en hervindt ze haar geloof in God (vergelijk Ruth die leert geloven in de liefde en het leven!).
De werkelijkheid in het verhaal is hier realistisch beschreven. De mensonterende omstandigheden in de Jappenkampen, het gebrek aan medicijnen en voedsel, de vertwijfeling van veel mensen na zoveel oorlogsellende die bij een aantal leidt tot zelfmoord of krankzinnigheid. Het verhaal is door dit alles zwaar aan emoties. Een strakke structuur ontbreekt. De schrijfster wijdt veel uit. De vertelafstand lijkt gering. Volgens Marijke van Raephorst is Diet Kramer zelf nooit gelukkig geweest met dit boek.
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Waar kinderen wonen. Een bundel novellen. Baarn, Bosch en Keunig, 1931. |
Het is bij den avond. Een bundel novellen. Baarn, Bosch en Keunig, 1932. |
Kleuters die langs ons gaan. Een bundel novellen. Baarn, Bosch en Keunig, 1933. |
Onrustig is ons hart. Amsterdam, Holland, 1939. |
Kinderboeken en romans voor de oudere jeugd
|
Stans van de Vijfjarige. Amsterdam, Holland, 1927. |
Ons Honk. Met illustraties van Rie Reinderhoff, Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1928. |
Kleine levens. Amsterdam, Holland, 1929. |
| |
| |
Ber-tje en Boe-mie. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Groningen, P. Noordhoff, 1930. |
Begin. Amsterdam, Holland, 1932. |
Razende Roeltje. Met illustraties van H. Poeder. Baarn, Bosch en Keunig, 1933. |
Bloesem. Een boek voor meisjes. Amsterdam, Holland, 1933. |
De Bikkel. Amsterdam, Holland, 1935. |
Roeland Westwout. Amsterdam, Holland, 1936. |
Karakters en gebeurtenissen. Amsterdam, Holland, 1938. |
't Boek van Bob en Bep. Met illustraries van Tilly Dalton. Vier delen: Bij Bep in de stad; Bob, Bep en Harlekijn; Bij Bob in de bergen; Bob, Bep en de dieren. Batavia, Noordhoff-Kolff, 1939. (2e druk: Den Haag, W. van Hoeve, 1950). |
Samen met K.J. Danckaerts, Zonnebloemen. Bloemlezing voor de lagere scholen in Nederlandsch Oost-Indië. Groningen, P. Noordhoff, 1940. |
Het geheim van de gesloten kamen. Met illustraties van F. van Bemmel. Den Haag, W. van Hoeve, 1941. |
Lodewijk de Rattenvanger. Met illustraties van Freddie Langeler. Den Haag, W. van Hoeve, 1941. |
|
Vijf rovers en een rovershol. Met illustraties van F. van Bemmel. Den Haag, W. van Hoeven, 1941. |
Thuisvaart. Amsterdam, Holland, 1948. |
Zes plus een werd zeven. Met illustraties van Greetje Krone. Amsterdam, Holland, 1949. (In 1957 herdrukt onder de titel De grote verandering.) |
Samen met P.J. Risseeuw, Er was eens... Verhaaltjes en versjes voor kleuters. Wageningen, Zomer en Keuning, 1949. |
Lodewijk de mensenredder. Met illustraties van W.A. van de Walle. Baarn, Hollandia, 1951. |
Lodewijk de cirkushond. Met illustraties van W.A. van de Walle. Baarn, Hollandia, 1960. |
Kinderkerstpocket. Den Haag, J.N. Voorhoeve, 1963. |
De avonturen van Lodewijk. Met illustraties van W.A. van de Walle. (Bevat: Lodewijk de mensenredder en Lodewijk de cirkushond.) Baarn, Hollandia, 1971. |
Over Diet Kramer
|
P.J. Risseeuw, Een boek voor de niet kerkelijke jeugd van heden: Begin door Diet Kramer. In: De Rotterdammers, 23-1-1983 en 4-2-1933. |
A.H.M. Romein-Verschoor, Vrouwenspiegel. Een literair-sociologische studie over de Nederlandse romanschrijfster. Amsterdam, Querido, 1935, blz. 224-226. (Derde druk. Nijmegen, SUN, 1977, blz. 168-170). |
Marijke van Raephorst, Bij de dood van Diet Kramer. In: Elseviers Weekblad, 21-8-1965. |
A.E. Huisman, Diet Kramer. Den Haag, 1973. (NBLC-monografieën, serie d, nr. 2) |
P.F.M. Fontaine, Er is geen man die deugt... Een analyse van Diet Kramers Stans van de Vijfjarige. In: Jeugd en Samenleving, jaargang 8 (1978), blz. 155-160. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 3 (1979), nr. 6. |
8 Lexicon jeugdliteratuur
augustus 1985
|
|