| |
| |
| |
Irina Korschunow
door Wilma van der Pennen
Irina Korschunow is geboren op 31 december 1925 in Stendal (Duitsland). Haar vader was van Russische afkomst. Van hem erfde ze de hang naar het onconventionele, het avontuurlijke en de fantasie; haar Duitse moeder was nuchterder.
Na de middelbare school werkte Irina Korschunow onder meer in een fabriek en op een kantoor. Daarna ging ze studeren: Germanistiek, Engels en sociologie in respectievelijk München en Göttingen, waar ze haar echtgenoot, eveneens afkomstig uit een Duits-Russisch gezin, leerde kennen. Ze heeft een zoon die model gestaan heeft voor de verhalen over het jongetje Niki: Niki und die Mumpshexe (1968) en Niki aus dem 10. Stock (1973).
Aanvankelijk wilde Irina Korschunow journaliste worden. Ze begon haar schrijversloopbaan met bellettristische bijdragen aan dag- en weekbladen en werkte voor verschillende tijdschriften, radio en tv.
Korschunow debuteerde in 1958 met Der bunte Hund, das schwarze Schaf und der Angsthase en heeft inmiddels een omvangrijk oeuvre op haar naam staan. Naast boeken voor jonge kinderen en jeugdromans publiceerde ze een aantal romans voor volwassenen.
Haar werk is diverse malen genomineerd voor belangrijke prijzen als de Duitse Jeugboekenprijs en de Hans Christian Andersenprijs. In 1977 kreeg zij de Tukanpreis van de stad München; in 1979 de Zürcher Kinderbuchpreis ‘La vache qui lit’ voor Er hiess Jan (Hij heette Jan), waarmee ze ook de International Honor Award of the Women's International League for Peace and Freedom won. In 1980 kreeg ze de Silberne Feder voor Die Sache mit Christoph (De afdaling). Voor Ich weiss doch, dass ihr da seid kreeg ze in 1981 de Wilhelm Hauff Preis. In Nederland werd Hij heette Jan in 1985 bekroond met een Zilveren Griffel. Voor haar gehele oeuvre ontving zij in 1987 de Roswitha-Medaille, een literatuurprijs van de stad Bad Gandersheim en - wegens haar literaire en sociale verdienste - het Bundesverdienstkreuz erster Klasse.
| |
Werk
Het oeuvre van Irina Korschunow wordt gekenmerkt door veelzijdigheid. In de loop der jaren is ze voor steeds iets oudere kinderen gaan schrijven, waarbij ze zo'n beetje
| |
| |
gelijke tred hield met de leeftijd van haar zoon. Vanaf 1978 verschenen de eerste jeugdboeken; daarnaast bleef ze publiceren voor jonge kinderen, onder meer Klein Bontje (1984) en Klein Bontje wil Groot Bontje worden (1986). Deze verhalen over een fantasievol beertje zijn beide geïllustreerd door Reinhard Michl. In haar boeken voor jonge kinderen maakt Korschunow vaak gebruik van motieven uit folkloristische vertellingen, sprookjes en dierenverhalen, die ze verwerkt in moderne maatschappijkritische verhalen.
In de boeken voor kinderen tussen acht en elf jaar vormen maatschappelijke problemen het belangrijkste thema. Deze verhalen zijn vaak een mengeling van fantasie en werkelijkheid, waarbij de hoofdpersonen de fantasie hanteren om problemen het hoofd te bieden. In Twee bolle bozen (1983) helpen een uit Drakenland gevlucht draakje en de dikke Koen, die op school gepest wordt vanwege zijn omvang, elkaar. Het overwinnen van angst is een regelmatig terugkerend thema, of het nu gaat om zogenoemde kinderangsten zoals angst voor de eerste schooldag, of om de angst voor het groeien naar volwassenheid.
In haar jeugdboeken toont Korschunow zich een eigentijds, geëngageerd schrijfster. In De afdaling (1978) laat ze een jongen aan het woord die worstelt met de verwerking van de dood van een klasgenoot. De in zichzelf gekeerde depressieve Christian is overleden. Aanvankelijk is niet duidelijk of het om een zelfgekozen dood gaat of om een ongeluk. Christian had problemen thuis en op school en geloofde niet in een betere toekomst. Zijn vriend Martin blikt terug op hun vriendschap. Hij probeert te begrijpen wat Christian bewoog en maakt daardoor een persoonlijke ontwikkeling door. In Bel me nou, Sebastiaan (1981) wordt de zeventienjarige Marleen geconfronteerd met het verschil in verwachtingspatronen van mensen. Korschunow beschrijft daarin het proces van het zoeken naar de eigen identiteit, waarbij botsingen met de omgeving onvermijdelijk lijken.
Hoewel Korschunow in haar werk een optimistische levensvisie uitstraalt, schuwt ze het niet te schrijven over de frictie tussen de wens om tot positieve oplossingen te komen en de minder mooie werkelijkheid.
| |
Hij heette Jan
Aan de hand van het persoonlijk relaas van de hoofdpersoon Regine laat Korschunow de lezer kennismaken met de andere kant van de geschiedenis. Het verhaal gaat over de verliefdheid van Regine en Jan en speelt tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog. Regine is Duitse, en overtuigd aanhanger van de nazi-partij; Jan is een Poolse dwangarbeider. Regine noemt Polen, maar ook Joden en zigeuners, ‘Untermenschen’, met wie
| |
| |
Omslag Hij heette Jan
omgang ondenkbaar is. Ze deelt de mening dat Polen die iets met Duitse meisjes hebben, naar een concentratiekamp gestuurd of opgehangen moeten worden. Desondanks raakt ze verliefd op Jan, die bij een tuinder is tewerkgesteld. De tuinder laat het stel welwillend zijn gang gaan tot ze worden verraden en de Gestapo beiden oppakt. Jan wacht vrijwel zeker de dood; Regine wordt gevangen gezet, maar weet tijdens een luchtaanval te ontsnappen.
Het verhaal is geschreven als een terugblik. Regine is ondergedoken op een boerderij, waar ze het einde van de oorlog afwacht. In de flashbacks wordt duidelijk wat de aanleiding was om onder te duiken. Daarbij spaart Regine zichzelf niet. Pas door met Jan over de oorlog te praten heeft ze de situatie met nieuwe ogen leren bekijken. Waar zij eerst kritiekloos het ideeëngoed van de nationaal-socialisten overnam en overtuigd was van de noodzaak van de oorlog, begint ze onder invloed van de pacifistische Jan te twijfelen. Het boek geeft informatie over gewone mensen in oorlogstijd en biedt inzicht in hun handelen en denken. Toch heeft Korschunow met dit boek geen verklaring of excuus willen geven voor het gedrag van de Duitsers: ‘Veel mensen hebben zich na de Tweede Wereldoorlog afgevraagd hoe het heeft kunnen gebeuren. Ik weet dat antwoord ook niet of het moet zijn dat we in principe allemaal tot het slechte in staat zijn.’
| |
Waardering
Korschunows boeken voor jonge kinderen zijn vooral geprezen om de humor en de fantasie waarmee zij problemen aanpakt en in de huid van haar lezers weet te kruipen. Uit haar verhalen spreekt warmte en geborgenheid. Ze is wel vergeleken met schrijvers als Christine Nöstlinger en Otfried Preussler.
Met name hedendaagse problemen weet Korschunow gevoelig te beschrijven, waarbij ze, vooral in de
| |
| |
jeugdboeken, kiest voor een opbouw waarin de hoofdpersoon terugblikt op een voorafgaande periode. Daardoor kan de hoofdpersoon met enige afstand commentaar leveren op het gebeurde. Zo is de lezer getuige van een groeiproces, een ontwikkeling die zich stap voor stap voltrekt. Franca Hersch-van der Stoel over Hij heette Jan: ‘Een moeilijk opgebouwde verhaalstructuur, die blijft boeien en die nieuwsgierigheid oproept’. Het is de verdienste van Korschunow dat zij de lezer aan het denken weet te zetten zonder haar mening op te dringen. In haar werk zit vaak een waarschuwing, maar zij is nooit moralistisch.
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Glück hat seinen Preis (1983), Der Eulenruf (1985), Malenka (1987). |
Keuze uit de niet in het Nederlands vertaalde kinder- en jeugdboeken
|
Der bunte Hund, das schwarze Schaf und der Angsthase (1958), Heiner und die roten Schuhe (1964), Schwuppdiwupp met der Trompete (1965), Alle staunen über Tim (1966), Die Wawuschels mit den grünen Haaren, (1967), Niki und die Mumpshexe (1968), Peter geht auf Reisen (1970), Niki aus dem 10. Stock (1973), Ein Auto ist kein Besenstiel (1974), Eigentlich war es ein schöner Tag (1977), Steffis roter Luftballon (1978), Steffi und Muckel Schlappohr (1980), Gunnar spinnt und andere Geschichten für Leseanfänger (1987). |
In het Nederlands vertaalde boeken
|
Der kleine Clown Pippo (1971): Het clowntje Dido. Vertaald door Rika Vliek. Met illustraties van Jan Wesseling. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1988. |
Die Sache mit Christoph (1978): De afdaling. Vertaald door Harriet Laurey. Haarlem, Holland, 1980. |
Hanno malt sich einen Drachen (1978): Twee bolle bozen. Vertaald door Els van Delden. Met illustraties van Francien van Westering. Amsterdam, Querido, 1983. |
Er hiess Jan (1979): Hij heette Jan. Vertaald door Els van Delden. Amsterdam, Querido, 1984. |
Drei Tage mit Duda (1981): Drie dagen met Hela. Vertaald door Rika Vliek. Met illustraties van Reintje Venema. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1989. |
Ein Anruf von Sebastian (1981): Bel me nou, Sebastiaan. Vertaald door Els van Delden. Amsterdam, Querido, 1983. |
Der Findefuchs (1982): Het gevonden vosje. Vertaald door Els van Delden. Met illustraties van Jenny Dalenoord. Amsterdam, Querido, 1984. |
Maxi will ein Pferd besuchen (1982): Evert pakt zijn rugzak. Vertaald door Els van Delden. Met illustraties van Manfred Limmroth. Amsterdam, Querido, 1985. |
Kleiner Pelz (1984): Klein Bontje. Vertaald door Els van Delden. Met illustraties van Reinhard Michl. Amsterdam, Querido, 1985. |
Kleiner Pelz will grösser werden (1986): Klein Bontje wil Groot Bontje worden. Vertaald door Els van Delden. Met illustraties van Reinhard Michl. Amsterdam, Querido, 1988. |
Wuschelbär (1990): Pluizebeer. Vertaald door Ineke Ris. Met illustraties van Reinhard Michl. Antwerpen/Rotterdam, De Vries-Brouwers, 1992. |
Wuschelbär hat keine Lust (1994): Pluizebeer heeft geen zin. Vertaald door Ineke Ris. Met illustraties van Reinhard Michl. Antwerpen/Rotterdam, De Vries-Brouwers, 1995. |
Over Irina Korschunow
|
Horst Künnemann, Irina Korschunow. In: Lexikon der Kinder- und Jugendliteratur. Weinheim enz, Beltz, 1977, blz. 248. |
| |
| |
Ottilie Dinges, Völlige Identifikation mit dem Kind: Autorenporträt Irina Korschunow. In: Jugendbuchmagazin, jaargang 30 (1980), nr. 4, blz. 175-182. |
Klaus Heine, Irina Korschunow: Er hiess Jan. In: Das Dritte Reich im Jugendbuch: fünfzig Jugendbuch-Analysen und ein theoretischer Bezugsrahmen. Braunschweig, Westermann, 1983, blz. 180-186. |
Franca Hersch-van der Stoel, En nu lezen. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 11 (1984), nr. 4, blz. 142-143. |
Joke Linders-Nouwens, Ik heb een gewoon leven geleid: een gesprek met Irina Korschunow. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 12 (1985), nr. 6, blz. 273-274. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 10, nr. 9. Den Haag, NBLC, 1986. |
Mechthild Borries, Irina Korschunow. München, Iudicium Verlag, 1988. (Pädagogische Verbindungsarbeit. Werkheft Literatur) |
Dagmar Grenz, Zur Analyse und Kritik von Kinder- und Jugendbüchern aus literaturwissenschaftlicher Sicht. In: Informationen Jugendliteratur und Medien, jaargang 42 (1990), nr. 4, blz. 152-159. |
41 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1996
|
|