| |
| |
| |
Klaus Kordon
door Wilma van der Pennen
Klaus Kordon is op 21 september 1943 in Berlijn geboren. Zijn vader sneuvelde in de oorlog, kort na de geboorte van zijn zoon. Na de deling van Berlijn kwam het gezin in het oostelijk deel van de stad te wonen. Het was voor de moeder erg moeilijk zich staande te houden. Ze werkte in een kroeg en kon maar weinig tijd aan haar gezin besteden. Toen Klaus zeven jaar was overleed zijn broer. Zijn moeder hertrouwde, maar met zijn nieuwe vader heeft Kordon nooit een goede band gekregen. Na het overlijden van zijn moeder woonde hij van zijn dertiende tot zijn achttiende in verschillende kindertehuizen. Na op de avondschool zijn gymnasiumdiploma te hebben behaald, ging hij economie studeren. Als exporteur maakte hij veel zakenreizen door Europa, Azië en Afrika. Hierdoor ontstond zijn belangstelling voor de problematiek van de landen van de Derde Wereld.
Een vluchtpoging uit de ddr leverde Kordon drie jaar gevangenisstraf op, maar na een jaar werd hij vrijgekocht door West-Duitsland en vestigde hij zich met zijn vrouw en kinderen in de Bondsrepubliek. Hoewel hij genoot van zijn vrijheid is hij zich in Frankfurt toch altijd een buitenstaander blijven voelen. Om die reden keerde hij in 1988 terug naar Berlijn, de stad die het decor vormt van veel van zijn verhalen.
Klaus Kordon debuteerde in 1977 met Tadaki, dat over een straatjongen in Indonesië gaat. Kordon herschreef later dit verhaal, dat in 1989 werd gepubliceerd onder de titel Der Weg nach Bandung: Tadakis Geschichte (Op weg naar Bandung: het verhaal van
| |
| |
Tadaki). Zijn oeuvre bestaat inmiddels uit meer dan zestig titels, waarvan slechts een beperkt deel in het Nederlands is vertaald.
Zijn werk is in Duitsland, maar ook daarbuiten, vaak bekroond. In 1982 ontving hij voor Monsun oder Der weisse Tiger de Friedrich-Gerstäcker-Preis. Voor Die roten Matrosen oder Ein vergessener Winter (De rode matrozen) kreeg hij in 1985 Der rote Elefant-Positiv-Preis en de Zürcher Kinderbuchpreis ‘La vache qui lit’. Een aantal keren mocht hij de Preis der Leseratten in ontvangst nemen, waaronder in 1986 voor het autobiografische Frank guck in die Luft en in 1990 voor Mit dem Rücken zur Wand (Met je rug tegen de muur). In Nederland kreeg hij drie keer een Zilveren Griffel. In 1990 voor Moenli en de moeder van de wolven, in 1993 voor Met je rug tegen de muur en in 1996 voor De eerste lente. In 1990 ontving hij voor Moenli en de moeder van de wolven de Jenny Smelik ibby-prijs en de Glazen Globe. De eerste lente werd in Duitsland in 1994 bekroond met de Buxtehuder Bullen, de prijs van de stad Buxtehude. In 1995 publiceerde Kordon een biografie voor jongeren van de beroemde Duitse auteur Erich Kästner, aan wie hij zich zeer verwant voelt. Voor deze biografie is hem de Duitse Jugendbuchpreis (1995) toegekend.
| |
Werk
Met zijn verhalen wil Kordon de lezer vertrouwd maken met belangrijke momenten in de geschiedenis, en misstanden in de wereld aan de kaak stellen. Daarmee hoopt hij een bewustwording te bewerkstelligen bij de lezer. Hij is maatschappelijk en politiek geëngageerd, maar probeert partijdigheid te vermijden. ‘Man ist schon in dem Augenblick politisch, in dem man informiert.’ De stof voor zijn verhalen vindt hij in zijn jeugd, zijn beroepsleven en in de wereld om hem heen.
In het omvangrijke oeuvre van Kordon zijn drie hoofdlijnen te onderscheiden: boeken die de problematiek van Derde-Wereldlanden als thema hebben, boeken die spelen rond de twee wereldoorlogen en boeken die in het heden zijn gesitueerd. Tot de eerste groep behoren onder meer Moenli en de moeder van de wolven (India) en Op weg naar Bandung: het verhaal van Tadaki (Indonesië). Maar ook bijvoorbeeld het niet vertaalde Monsun oder Der weisse Tiger (1980). Voor jongere kinderen publiceerde hij Annapurna. Meine Mutter ist eine Göttin (1989), met illustraties van Susann Opel. In deze verhalen komt Kordons positieve levenshouding tot uitdrukking: zijn hoofdpersonages strijden voor betere levensomstandigheden, soms tegen iedere realiteitszin in, steeds gelovend in de mogelijkheid dat situaties veranderd kunnen worden. Dit is in feite de centrale gedachte die de boeken van Klaus Kordon verbindt.
Tot de tweede groep behoren de verhalen die gesitueerd zijn in het
| |
| |
Duitsland van de eerste helft van deze eeuw. Ein Trümmersommer (1982) bijvoorbeeld speelt in 1947 in Berlijn, de periode waarin het leven na de oorlog weer opgepakt moest worden. Aan de hand van het leven van twee dertienjarige jongens, beiden door oorlogsleed getekend, geeft Kordon een gedetailleerd beeld van die periode. Hetzelfde doet hij in de Trilogie der Wende, in Nederland vertaald als: De rode matrozen (1996), Met je rug tegen de muur (1992) en De eerste lente (1995).
Een aantal boeken speelt in de jaren vijftig, bijvoorbeeld Brüder wie Freunde (1978), in het Nederlands vertaald als Rechtsbuiten (1980); en Einer wie Frank (1982), dat eind jaren vijftig in Oost-Berlijn is gesitueerd. Frank kan niet goed overweg met zijn stiefvader, bij wie hij na de dood van zijn moeder is blijven wonen. Hij zoekt zijn heil op straat, in het door de muur gescheiden Berlijn. Ook in dit boek geeft Kordon een beeld van de toenmalige situatie, zoals hij die zelf beleefde. Het autobiografisch karakter van dit boek maakt het authentiek. De ‘Frank’-verhalen (Brüder wie Freunde, Tage wie Jahre en Einer wie Frank) zijn in 1986 gebundeld in Frank guck in die Luft. Ook in ander werk van Kordon keert het autobiografische terug. In Stille Tage (1990) bijvoorbeeld vertelt hij over de ervaringen van Manfred Lenz, die een jaar in de ‘Untersuchungsgefängnis’ van de Stasi doorbrengt. Een boek dat duidelijk teruggaat op Kordons eigen ervaringen in de Oostduitse gevangenis.
Tot de laatste van de drie groepen waarin Kordons oeuvre kan worden ingedeeld, behoren de (probleem)boeken waarin Kordon actuele onderwerpen aan de orde stelt. Zo gaat Möllmannstrasse 48 (1978) over een jongen die van het platteland naar de stad verhuist en door zijn medeleerlingen wordt gepest. In Die Einbahnstrasse (1979) behandelt hij de drugsproblematiek. Zugvögel oder Irgendwo im Norden (1983) (De man en de jonge, 1985) gaat over de gevolgen van werkloosheid en over de problemen van de tweede generatie buitenlanders.
Een motief dat in het hele werk van Kordon aanwezig is, is vriendschap. Of het nu gaat om een vriendschap tussen jongeren en ouderen of tussen jongeren onderling, steeds zijn het de vriendschapsbanden die de zwakkere of de onderdrukte verder helpen. Voor Kordon is vriendschap tussen mensen mogelijk, hoe weinig sommigen ook gemeenschappelijk lijken te hebben. Het is een basisprincipe, dat steeds doorklinkt zonder nadrukkelijk aan de orde te worden gesteld. Op dezelfde manier komen in zijn werk ook oudere, wijzere mensen voor, die zich niet nadrukkelijk manifesteren, maar de hoofdpersonages wel steeds verder helpen. Ouderen vormen voor de kinderen in Kordons werk geen tegenpartij,
| |
| |
maar zijn positief in het leven van de kinderen aanwezig. Zijn hoofdfiguren zijn toegerust met een rijk geweten, houden rekening met anderen, denken na, nemen hun verantwoordelijkheden en beschikken over een flinke dosis zelfkritiek.
Kordon schrijft voor verschillende leeftijdsgroepen, maar is in Nederland toch het meest bekend door zijn boeken voor jongeren, uitgegeven door Van Holkema & Warendorf. Daarnaast verscheen (alle bij La Rivière & Voorhoeve) een aantal prentenboeken van zijn hand in vertaling, bijvoorbeeld het moderne sprookje Tin Lin de reuzenvis (1990). Dit prentenboek, met illustraties van The Tjong Khing, laat zien hoe moeilijk het is los te komen van de eigen cultuur. Marius en de vuurgeest (1993), is een sprookjesachtige vertelling over vriendschap en trouw. Voor jonge kinderen verscheen in vertaling Lutje Luchtballon (1995), over de zeer kleine Lutje die zich moet zien te verzoenen met zijn handicap. Een echte Indiaan (1995) gaat over een jongetje dat niet aan de verwachtingen van zijn vader kan voldoen. Hij moet stoer zijn, en is dat niet. Voor een iets oudere leeftijdsgroep is bijvoorbeeld Robinson, Woensdag en Juultje (1996). Jo voelt zich verwaarloosd door zijn ouders en steelt, om aandacht te krijgen, een boek: Robinson Crusoë. Op een onbewoond eiland in een meer speelt Jo dit verhaal na, later in gezelschap van de op woensdag aangekomen Sloveense Stane, die zijn vriend wordt. Als beide jongens verliefd worden op Juultje ontstaat een probleem. Ook in zijn boeken voor deze leeftijdsgroep toont Kordon zich geëngageerd. Soms nadrukkelijk, bijvoorbeeld in zijn sprookjesachtige verhalen, soms minder direct kiest hij voor het bespreekbaar maken van onderwerpen als acceptatie, respect voor de medemens of vriendschap.
| |
Moenli en de moeder van de wolven
Moenli, een meisje uit India, vertelt haar eigen levensverhaal, in de vorm van een terugblik aan de hand van dagboekfragmenten. Het belangrijkste thema is het moeizame proces van overleven in een wereld waar het kastensysteem nog dominant is.
Als ze dertien jaar is, wordt Moenli uitgehuwelijkt aan een oudere man die bekend staat om zijn agressie en gewelddadigheid. Samen met haar vriendin Lara loopt ze weg om zich aan te sluiten bij een groep rebellen, die onder leiding staat van een vrouw, Meera, ‘de moeder van de wolven’ genoemd. De vrouwen stelen van de rijken. Ook Moenli doet mee aan de roofovervallen en ontdekt dat ze dat met meer agressie doet dan ze van zichzelf had verwacht. De groep wordt overvallen door de politie, maar tijdens het transport weet Moenli te ontsnappen. Ze belandt in de stad Allahabad, waar ze zich nauwelijks staande kan houden tussen de
| |
| |
Bandillustratie van Rob Nuijten
bedelaars en de straatkinderen. Uiteindelijk komt ze terecht in een opvanghuis van de Vrouwenfederatie. Daar leert ze lezen en schrijven en begint ze aan haar dagboek. In die zin is Moenli vooral een portret over het groeiende zelfbewustzijn van een Indiaas meisje.
| |
De rode matrozen; Met je rug tegen de muur; De eerste lente
Aan de trilogie over de arbeidersfamilie Gebhardt heeft Kordon vanaf 1982 gewerkt. De drie boeken - die los van elkaar gelezen kunnen worden - gaan over de keerpunten die Duitsland in de eerste helft van deze eeuw heeft gekend: de periode 1918/1919, de tijd dat de Republiek van Weimar ontstond; 1932/1933, toen Hitler aan de macht kwam; en de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog en de eerste weken erna, lente 1945. In Nederland is de volgorde van verschijnen gewijzigd: eerst verschenen de twee laatste delen, in 1996 gevolgd door het eerste deel, dat in Duitsland al in 1984 het licht zag.
Het eerste deel, De rode matrozen, begint met de novemberrevolutie in 1918 en eindigt met de begrafenis van Karl Liebknecht, januari 1919. Alle belangrijke politieke gebeurtenissen uit de geschiedenis van Duitsland die in deze drie maanden plaatshadden, komen in het verhaal voor. De twaalfjarige Helle Gebhardt is de hoofdpersoon en de handeling wordt verteld vanuit zijn gezichtspunt. Het leven van de familie Gebhardt is exemplarisch voor het lot van velen die in het Berlijnse Wedding woonden, het stadsdeel waar grote armoede heerste, en die na vier jaar oorlog aan het eind van hun krachten waren.
Helle's vader, de sociaal-democraat Rudi Gebhardt, keert invalide en gedesillusioneerd uit de oorlog terug. Samen met zijn vrouw Marie zet hij zich in voor een rechtvaardiger en beter leven. Hij schaart zich achter de arbeidersrevolutie, waarvan Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht de
| |
| |
symbolen zijn. Helle raakt een aantal keren betrokken bij het werk van de revolutionairen: hij verricht koeriersdiensten en zorgt er bijvoorbeeld voor dat twee bevriende, gedeserteerde matrozen kunnen onderduiken. Menigmaal is hij getuige van het gewelddadig optreden van de regeringstroepen tegen de arbeiders en de ‘rode matrozen’, die aan de kant van de arbeiders stonden.
Het verhaal draait niet uitsluitend om de politieke gebeurtenissen. Ook het dagelijks leven van Helle en zijn familie wordt geschetst. Het wonen in een huurkazerne, de school, het werk dat de zesjarige Martha Gebhardt doet bij een buurvrouw, die in ruil daarvoor op het jongste kind Hansje past. Ook wordt aandacht besteed aan de soms ingewikkelde vriendschappen van Helle: met Fritz, die nu hij op het gymnasium zit, van zijn ouders niet meer met de ‘rode’ Helle mag omgaan; met Ede en met de matrozen Heiner en Arno. En aan zijn heimelijke verliefdheid op de doodzieke Anni, waar Helle eigenlijk geen raad mee weet. Deze persoonlijke details kleuren het verhaal.
Met je rug tegen de muur speelt dertien jaar later. Voortdurend wisselende regeringen hebben geen verbetering gebracht in het leven van de arbeiders. In Wedding is nog altijd armoede. Opnieuw moet er een keuze worden gemaakt: voor of tegen de man die een betere toekomst belooft, Adolf Hitler. De meerderheid van de bewoners van Wedding is tegen diens nsdap. Ze zijn voor de communisten of de sociaal-democraten, die inmiddels vijandig tegenover elkaar zijn komen te staan. Hans Gebhardt, destijds te jong om de gebeurtenissen bewust mee te maken, is nu vijftien jaar. Hij is het middelpunt in dit deel van de trilogie.
Rudi Gebhardt is uit de communistische partij gestapt. Helle, inmiddels getrouwd met Jutta, zit in het verzet tegen Hitler. Na diens verkiezing tot Rijkskanselier worden zij opgepakt en belanden ze in de gevangenis. Hun dochter Anna is dan pas een paar maanden. Ze wordt opgenomen in het gezin Gebhardt, dat inmiddels is uitgebreid met zoon Heinrich, een nakomertje, meestal Murkel genoemd.
Hans is in zijn politieke stellingname minder radicaal dan zijn ouders en Helle. Het liefst bleef hij op de achtergrond, maar hij wordt door zijn collega's van de fabriek geterroriseerd vanwege zijn ‘rode’ familie. Hij is getuige van de arrestatie van Helle en Jutta door de sa, waaraan ook Martha's man Günther deelneemt. Als ook zijn halfjoodse vriendin Mieze steeds vaker doelwit wordt van de pesterijen van de nazi's weet Hans dat hij niet onpartijdig kan blijven. Samen met Mieze gaat hij in het verzet.
Het is voorjaar 1945 als De eerste lente begint. De familie Gebhardt is niet meer voltallig: Martha is door de
| |
| |
familie verstoten omdat zij getrouwd is met een lid van de sa; Hans is omgebracht, Jutta is in de gevangenis overleden. Helle is naar een concentratiekamp overgebracht. Het is niet bekend of hij nu nog leeft. Anne, de inmiddels twaalfjarige dochter van Helle en Jutta, is door haar grootouders opgevoed. In dit deel wordt het verhaal verteld vanuit haar perspectief.
Na een periode van aanhoudend bombarderen wordt Berlijn door de Russen ingenomen. Het is dan wel vrede, maar er valt niet zoveel te vieren. De mensen moeten nog aan de nieuwe situatie wennen en dat geldt des te meer voor Anne, die geconfronteerd wordt met de terugkeer van Helle. Ze weet dat ze blij moet zijn dat haar vader het kamp heeft overleefd, maar kan maar moeilijk omgaan met deze onbekende vader. Helle ziet zich op zijn beurt geconfronteerd met het lot van de familie. Hij weigert met Martha te praten; heeft wel begrip voor zijn jongste broer Heinz, die in dienst van de Führer vocht, maar uiteindelijk deserteerde. Anne slaat met belangstelling de ontluikende genegenheid gade van haar vader voor Mieze, de vriendin van de overleden Hans. Ze ziet het opportunisme van sommige mensen, de standvastigheid van anderen. Ze leert dat er niet één soort waarheid is en beseft dat ze niet kan hopen op een volmaakt rechtvaardige wereld. Wel op een betere wereld dan die ze tot dan toe heeft gekend.
| |
Waardering
Kordon wordt geprezen om zijn grote inlevingsvermogen en zijn vermogen de lezer deelgenoot te maken van zijn engagement. ‘Er versteht es, das Denken und Fühlen seiner Handlungsträger, das Wie und Warum der Umstände auf eindrucksvolle Weise dem Leser nahezubringen’ (Bernd Weiser). De waardering voor Kordons werk wordt versterkt door het gevoel dat hij schrijft over dingen die hij zelf heeft meegemaakt. Men roemt zijn authenticiteit, zijn realisme en genuanceerde opstelling, maar ook zijn duidelijke stellingname. Hij laat zijn lezers niet in de steek, maar kiest altijd voor een positieve wending aan het slot, voor een ontwikkeling die hoopvol stemt.
Klaus Kordon is vanwege zijn Trilogie der Wende het ‘politiek geweten van Duitsland’ genoemd. Bernd Weiser: ‘Die Generationen nach uns werden es einfacher haben, etwas über die Zeit ihrer Vorväter zu erfahren. Das u.a. auch dank Autore wie Klaus Kordon.’ Naast zijn geëngageerdheid wordt Kordon gewaardeerd om zijn vakmanschap. Lieke van Duin in Trouw: ‘Kordon is niet alleen een geëngageerd auteur, maar ook een literair vakman: hij weet hoe je karakters uitwerkt en een verhaal opbouwt.’
Kordon stelt hoge eisen aan zijn lezers. Luc Lannoy naar aanleiding van Met je rug tegen de muur in de Jeugd-
| |
| |
boekengids: ‘De auteur doet daarbij terecht weinig toegevingen aan de lezer. Politieke discussies, historische achtergronden, complexe situaties worden niet uit de weg gegaan. Evenmin als de daarbijhorende terminologie [-]. Verhalende en informatieve aspecten, actie en beschouwing worden goed gedoseerd. Het resultaat is een zeer evenwichtige schriftuur, bijzonder gewikt en gewogen [-]’.
De boeken voor jonge kinderen worden geprezen omdat Kordon er ook voor deze doelgroep in slaagt een boek te schrijven met een moraal, zonder dat de boodschap domineert.
| |
Bibliografie
Niet in het Nederlands vertaald (selectie)
|
Tadaki (1977), Möllmannstrasse 48 (1978), Die Einbahnstrasse (1979), Monsun oder Der Weisse Tiger (1980), Einer wie Frank (1982), Ein Trümmersommer (1982), Frank guck in die Luft (1986), Der liebe Herr Gott oder der Postskandal von Tippelrode (1988), Annapurna. Meine Mutter ist eine Göttin (1989), Stille Tage (1990), Tage wie Jahre (1991), Die Zeit ist kaputt. Die Lebensgeschichte des Erich Kästner (1995), Der Adler Arkabar (1996) |
In het Nederlands vertaald
|
Brüder wie Freunde: Kinderroman (1978): Rechtsbuiten. Vertaald door Carla Berkhout. Antwerpen, Lotus, 1980. |
Die Reise zur Wunderinsel: eine fast wahre Geschichte (1983): De droomreis: een bijna waar verhaal. Vertaald door Moonje Reitsma-Bakker. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1985. (Ook vertaald in het Fries: De reis nei it wondereilan: in hast wier ferhaal, 1992) |
Die roten Matrosen oder Ein vergessener Winter (1984): De rode matrozen. Vertaald door Els van Delden. Houten, Van Holkema & Warendorf/Tielt, Lannoo, 1996. |
Zugvögel oder Irgendwo im Norden: Erzählung (1983): De man en de jonge. Vertaald door Jan de Jong. Ljouwert, Allgemiene Fryske Underrjocht Kommisje, 1985. |
Der kleine graue Spatz und seine Freunde (1987): De kleine grijze mus en zijn vrienden. Vertaald door Henk Hokke. Met illustraties van Gitte Spee. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1990. |
Wie Spucke im Sand: Roman (1987): Moenli en de moeder van de wolven. Vertaald door Els van Delden. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1989. |
Der Weg nach Bandung: Tadakis Geschichte (1989): Op weg naar Bandung: het verhaal van Tadaki. Vertaald door Els van Delden. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1990. |
Ein richtiger Indianer (1989): Een echte Indiaan. Vertaald door Els van Delden. Met illustraties van Saskia Halfmouw. Baarn, La Rivière & Voorhoeve, 1995. |
Mit dem Rücken zur Wand (1990): Met je rug tegen de muur. Vertaald door Els van Delden. Houten, Van Holkema & Warendorf/Tielt, Lannoo, 1992. |
Der grosse Fisch Tin Lin (1990): Tin Lin de reuzenvis. Vertaald door Els van Delden. Met illustraties van The Tjong Khing. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1990. |
Robinson, Mitwoch und Julchen (1991): Robinson, Woensdag en Juultje. Vertaald door Yvonne Kloosterman. Met illustraties van Harmen van Straaten. Baarn, La Rivière & Voorhoeve, 1996. |
Das ist Harry (1992): Dit is Harry!. Vertaald door Els van Delden. Met illustraties van Philip Hopman. Houten, Van Holkema & Warendorf/Tielt, Lannoo, 1994. |
Der erste Frühling (1993): De eerste lente. Vertaald door Els van Delden. Houten, Van Holkema & Warendorf/Tielt, Lannoo, 1995. |
| |
| |
Marius und die Feuergeist (1992): Marius en de vuurgeest. Vertaald door Henk Hokke. Met illustraties van The Tjong Khing. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1993. |
Lütt Luftballon und die grosse Mitternachts-beschwörung (1994): Lutje Luchtballon. Vertaald door Els van Delden. Met illustraties van Philip Hopman. Baarn, La Rivière & Voorhoeve, 1995. |
Over Klaus Kordon
|
Bernd Weiser, Die letzte 38 Jahre. In: Bulletin Jugend und Literatur, jaargang 15 (1983), nr. 8, blz. 14-16. |
Rudolf Wenzel, Preis der Arbeitskreises Roter Elefant 1985. In: Kinder-Bücher-Medien (1986), nr. 26, blz. 25-26. |
Hans-Joachim Gelberg, ‘... damit Wirklichkeit entsteht’: Werkstattinterview mit Klaus Kordon. In: Nussknacker über Kinderbücher und Autoren.... Werkstattbuch von Hans-Joachim Gelberg. Weinheim [etc.], Beltz & Gelberg, 1986, blz. 100-106. |
Selma Niewold, Zien te overleven in India. In: de Volkskrant, 29-4-1989. |
Bregje Boonstra, Vogelvrij in India. In: nrc Handelsblad, 23-6-1989. |
Selma Niewold, Vluchten naar Bandoeng met buit en roofmoord. In: de Volkskrant, 9-6-1990. |
Lieke van Duin, Als spuug in het zand. In: Trouw, 29-12-1990. |
Hans van Holten, De moeder van de wolven: Kordon won met literair hoogstandje terecht Glazen Globe. In: Reformatorisch Dagblad, 29-11-1991. |
Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 15, nr. 7. Den Haag, NBLC, 1991. |
Jan Smeekens, Misschien is niet weten beter. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 19-2-1993. |
Dieuwke van Ooij, Met domme mensen bewaar je de vrede moeilijk: Klaus Kordon en de geschiedenis van mensen en landen. In: Trouw, 7-10-1993. |
Luc Lannoy, Met je rug tegen de muur. In: Jeugdboekengids, jaargang 35 (1993) nr. 2, blz. 40-44. |
Karl-Heinz Klimmer, Kordons Bücher sind immer politisch: zur Trilogie der Wendepunkte. In: Jugendbuchmagazin, jaargang 44 (1994), nr. 2, blz. 81-86. |
Lieke van Duin, Als een rivier een riool wordt... In: Trouw, 10-5-1995. |
Joke Linders, Oorlog is een hoop kapotte mensen. In: Algemeen Dagblad, 2-6-1995. |
Claudia Bulut, Geschichtsschreibung von Unten: der Schriftsteller Klaus Kordon. In: Bulletin Jugend und Literatur, jaargang 27 (1995), nr. 5, blz. 8-9. |
Horst Künnemann, Klaus Kordon oder: Von der Bürde, Zeitgenosse zu sein. In: Bulletin Jugend und Literatur, jaargang 27 (1995), nr. 5, blz. 10-11. |
Brigitte Seibold, Berichte aus zweiter Hand: Klaus Kordons Trilogie der Wende. In: Bulletin Jugend und Literatur, jaargang 27 (1995), nr. 5, blz. 12-13. |
Klaus Doderer, Laudatio auf Klaus Kordon: zur Verleihung des ‘Buxtehuder Bullen’ für das Buch ‘Der erste Frühling’. In: Fundevogel, 1995, nr. 114, blz. 44-48. |
44 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1997
|
|