| |
| |
| |
Anton van der Kolk
door Wilma van der Pennen
Anton van der Kolk is in 1953 in Utrecht geboren. Na de middelbare school ging hij naar de Pedagogische Academie in Amersfoort, maar hij maakte die opleiding niet af. Hij werkte vijftien jaar als journalist voor het Utrechts Nieuwsblad, waar hij onder meer schreef over kinder- en jeugdliteratuur en muziek uit niet-westerse culturen.
Tijdens een van zijn reizen leerde hij in Costa Rica zijn toekomstige vrouw en haar dochtertje kennen. Beiden kwamen in Nederland wonen; Andrea was toen drie jaar oud. Haar ervaringen vormden de inspiratie voor Van der Kolks eerste kinderenboek, Een pelikaan op straat (1992). Voor dit verhaal, dat het eerste is in een reeks van drie, kreeg hij in 1993 de Jenny Smelik/IBBY-prijs.
| |
Werk
Een terugkerend thema in het werk van Van der Kolk is het leven tussen twee culturen. In zijn debuutverhaal Een pelikaan op straat verhuist de zesjarige Costa Ricaanse Marita met haar moeder naar Nederland. De verschillen tussen beide landen zijn groot. Vanuit een kinderlijke beleving beschrijft Van der Kolk zaken die hier heel vanzelfsprekend zijn, maar die bij Marita verbazing en verwondering oproepen: water dat uit de kraan komt, poezen die in huis mogen, koken zonder houtvuur. Het zijn de kleine anekdotes, de verschillen in dagelijkse bezigheden en gebruiken, die de cultuurschok van het meisje weergeven. In het vervolg, De dikke danseres (1993), woont Marita een half jaar in Nederland. Ze heeft inmiddels de taal leren spreken, gaat naar school en is al redelijk ingeburgerd. Toch heeft ze af en toe last van heimwee. In Een beetje indiaan (1994) keert Marita voor een vakantie terug naar Costa Rica. Tot haar verbazing herkent ze bijna niets.
| |
| |
De drie boeken zijn in 2003 gebundeld en uitgegeven onder de titel De grote reis van Marita.
Ook Met de tram naar Afrika (1996) en Amira, prinses van Marokko (1997) gaan over kinderen die met cultuurverschillen worden geconfronteerd. In beide verhalen worden de hoofdpersonen verliefd op iemand uit een andere cultuur, waardoor zij de problemen leren kennen die een dergelijke situatie met zich mee kan brengen. In Amira, prinses van Marokko is een Nederlandse jongen verliefd op een meisje van Marokkaanse herkomst. Hij reist haar in de zomervakantie achterna en ontdekt dat zij is uitgehuwelijkt door haar familie. Hoewel het verhaal voor een deel in Marokko speelt, gaat het vooral over de positie van Marokkaanse kinderen in Nederland. Met de tram naar Afrika - een boekje geschreven voor het leesonderwijs - verhaalt over een jongetje dat op zoek gaat naar een meisje dat hij op de televisie heeft gezien. Hij belandt op een Afrika-festival en ontmoet daar Zina.
Ook in veel andere boekjes die Van der Kolk schreef voor het leesonderwijs en die in principe een leesvaardigheid bevorderend doel dienen, blijft hij zijn uitgangspunt trouw. Hoe Ramón een vlinder werd (1999) gaat over een Boliviaans jongetje dat in Nederland moet zien te aarden. In Vreemde vogels (1996) trekt Van der Kolk het onderwerp cultuurverschillen door tot in het absurde. Tom maakt kennis met de handlopers, mensen die op hun handen lopen en daardoor de wereld anders bekijken. Hij vindt ze ‘vreemde vogels’ (zij hebben vogelnamen, gedragen zich als vogels en krijgen fluitles), maar beseft veel van hen te kunnen leren. In een aantal boeken voor het leesonderwijs vormt anders-zijn het thema. Of dat nu gaat om een zieke oom (De robot-oom, 1997) of om een kind dat van een eiland afkomstig is en daardoor een buitenbeentje is (Een echt eiland-kind, 1998).
In Het huis aan de overkant (1999) - een verhaal voor kinderen van 12 jaar en ouder met leesproblemen - vertelt Van der Kolk opnieuw over het moeten wennen aan een nieuwe omgeving. De zestienjarige Chico komt uit Costa Rica en gaat op bezoek bij zijn zus die na haar huwelijk in Nederland woont. Hij wordt verliefd op een overbuurmeisje en neemt zich tijdens de terugreis voor om ooit naar haar en Nederland terug te gaan. De auteur schetst de overeenkomsten en verschillen tussen Costa Rica en Nederland en geeft een beeld van de aanpassingsmoeilijkheden van Chico en zijn zus.
De lezer laten kennismaken met (kinderen in) andere landen is eveneens een terugkerend onderwerp in het werk van Van der Kolk. De ogen van La Negra (1998) is gesitueerd op een van de eilanden voor de kust van Costa Rica, waar de gezondheidszorg minimaal is. La Negra lijdt aan een ernstige oogkwaal en moet behandeld worden in een ziekenhuis in San José. Het verhaal bevat veel informatie over het
| |
| |
Illustratie van Yvonne Jagtenberg uit De ogen van La Negra
dagelijks leven op het kleine eiland. Brieven aan de rattenhemel speelt in een - niet nader benoemd - Zuid-Amerikaans land. Voor de ogen van Gabi wordt de ‘straatrat’ Ricardo vermoord. De onthutste Gabi gaat op zoek naar de familie, omdat hij wil voorkomen dat zijn beste vriend anoniem begraven wordt. Tijdens de zoektocht vertelt hij over het straatleven en maakt hij duidelijk wat de dappere Ricardo voor hem heeft betekend.
Met Nacht (2003) lijkt Van der Kolk een andere weg in te slaan. In dit verhaal beschrijft hij de uitwerking die oorlogservaringen kunnen hebben op het latere leven van de slachtoffers. De opa van Karen heeft nooit over zijn ervaringen tijdens de oorlog gesproken, ook niet met zijn vrouw. Nu zijn geestelijke vermogens steeds verder achteruitgaan, keert de oorlog in alle hevigheid terug. Tijdens hallucinaties waant hij zich midden in de oorlogshandelingen en terug in kamp Amersfoort. Karen leert de waarheid kennen uit opa's dagboekaantekeningen, die hij al die jaren op een geheime plaats heeft bewaard. Zij weet haar opa - die altijd als een vader voor haar is geweest - te troosten tijdens een nacht dat ze bij hem moet waken, omdat haar oma in het ziekenhuis ligt. Zij gaat mee in zijn waan, kruipt bij hem in bed en wacht
| |
| |
samen met hem op een goede afloop. Een tweede verhaallijn vormt Karens prille verliefdheid op haar neef, iets wat haar nogal verwart. Hij steunt haar in haar zoektocht naar het verleden en brengt, kort na opa's begrafenis, samen met haar een bezoek aan kamp Amersfoort.
| |
Brieven aan de rattenhemel
De vijftienjarige Gabi leeft vanaf zijn dertiende op straat. Hij is bevriend met Ricardo, die hem vaardig heeft ingewijd in de regels en wetten van het straatleven. Hij leeft van de inkomsten van allerlei baantjes, is drugskoerier en bekwaam in zakkenrollen en winkeldiefstal. Een echte ‘straatrat’ dus. Op een dag wordt Ricardo voor zijn ogen vermoord. Gabi herkent een van de overvallers en is vanaf dat moment zijn leven niet meer zeker. Zijn speurtocht naar de familie van Ricardo, noodzakelijk om diens lichaam onder zijn eigen naam te kunnen begraven, zet hij desondanks voort. Voor hem is het van groot belang Ricardo een naam te geven, om daarmee zijn bestaan te bevestigen. Een anonieme begrafenis, of een begrafenis onder een andere naam, zou voor Gabi het ontkennen van de zin van Ricardo's leven betekenen.
Gabi vertelt wat er is gebeurd en schrijft brieven aan Ricardo, die hij ook echt verstuurt: ‘Ricardo. Rattenhemel. Heelal’. In de brieven brengt hij zijn immense verdriet onder woorden: ‘Misschien is het wel zo dat ik je al schrijvend in leven hou.’ Het lukt hem uiteindelijk om de identiteit van Ricardo te achterhalen en hem een waardige begrafenis te geven. Gabi geeft er blijk van nog niet elk normbesef afgelegd te hebben en hij besluit dan ook terug te keren naar zijn moeder in de hoop op een normaler bestaan
| |
Waardering
Van der Kolks debuut is overwegend positief ontvangen en werd bekroond met de Jenny Smelik/IBBY-prijs, een onderscheiding voor boeken die bijdragen aan een betere verstandhouding tussen de verschillende etnische groeperingen. De jury had vooral waardering voor de inhoud van het verhaal. Carolien Zilverberg (NRC Handelsblad) noemt het een sympathiek en prettig geschreven boek. Er waren ook kritische geluiden. Victor Frederik vindt de schildering van de problematiek overtuigend, maar mist, wat hij noemt, de leesbare betrokkenheid van de schrijver: ‘Het ondefinieerbare gevoel dat de lezer meekrijgt: dat de hoofdpersoon een tastbaar mens is en niet een figuur die op de pagina's blijft plakken.’ (bron onbekend). Over het vervolg, De dikke danseres, merkt Lieke van Duin op dat het niet alleen een sympathiek verhaal is, zoals Van der Kolks debuut, maar dat het ook nog eens uitstekend is geschreven. Ook over de uitwerking van de personages is ze lovend: ‘Zijn personages zijn geen typen, geen modelpersonages, ze zijn op een verfrissende manier zichzelf.’ (Trouw). In haar bespreking van Amira, prinses van Marok-
| |
| |
ko merkt ze op dat Van der Kolk in de Marita-boeken blijk geeft zich uitstekend in een andere cultuur te kunnen inleven. Wat betreft Amira is zij minder enthousiast. Ze kwalificeert het met de term ‘reisgidsachtig’, doelend op de beschrijvingen van Marokko.
Knap vindt Anita Wuestenberg de manier waarop Van der Kolk zich inleeft in zijn personages. Over De ogen van La Negra zegt ze: ‘Ondanks de verschillen in levensstijl en materiële mogelijkheden, zullen jonge lezers van hier heel veel herkennen in de gevoels- en denkwereld van La Negra en haar vriendjes.’ (Leesidee jeugdliteratuur). Brede waardering is er voor Brieven aan de rattenhemel. Selma Niewold vergelijkt het met Kruimeltje en met Straatvlinders van Lesley Beake. ‘In deze boeken is de verbeelding aan de macht en die heeft vaak een krachtiger werking dan welk waar gebeurd verhaal dan ook.’ (de Volkskrant). Andere recensenten maken bezwaar tegen de stijlbreuk in de brieven: ze zijn - voor een straatjongen - te ‘keurig’ (Max Verbeek, Leesgoed) en getuigen van de filosofische beschouwingen van de auteur: ‘hier spreekt de volwassene’ (Jet Marchau, Leesidee).
Ook over Nacht is de kritiek positief. Hanneke van der Berg: ‘Zelden werd zo'n zwaar onderwerp zo fijnzinnig en delicaat gebracht.’ (Haagsche Courant). Harm de Jonge noemt het verhaal spannend, eenvoudig van opzet, sober geschreven en ontroerend (Dagblad van het Noorden).
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Een pelikaan op straat. Met illustraties van Camila Fialkowski. Amsterdam, Van Goor, 1992. |
De dikke danseres. Met illustraties van Camila Fialkowski. Amsterdam, Van Goor, 1993. |
Een beetje indiaan. Met illustraties van Camila Fialkowski. Amsterdam, Van Goor, 1994. |
Amira, prinses van Marokko. Amsterdam, Van Goor, 1996. |
Met de tram naar Afrika. Met illustraties van Marja Meijer. Tilburg, Zwijsen, 1996. (Bizonboek) |
Vreemde vogels. Met illustraties van Leo Timmers. Tilburg, Zwijsen, 1996. (Salto) |
Ik wil een olifant. Met illustraties van Marja Meijer. Tilburg, Zwijsen, 1997. (Salto) |
Met de trein. Met illustraties van Ruud de Bruijn. Tilburg, Zwijsen, 1997. (Weetjes voor beginnende lezers) |
De robot-oom. Met illustraties van Marja Meijer. Tilburg, Zwijsen, 1997. (Eiland) |
De achtervolging van zus of zo. Met illustraties van Han Janken. Tilburg, Zwijsen, 1998. (Leesleeuw) |
Een echt eilandkind. Met illustraties van Harmen van Straaten. Tilburg, Zwijsen, 1998. (Bizonboek) |
De ogen van La Negra. Met illustraties van Yvonne Jagtenberg. Amsterdam, Van Goor, 1998. |
Brieven aan de rattenhemel. Amsterdam, Van Goor, 1999. |
Hoe Ramón een vlinder werd. Met illustraties van Juliette de Wit. Tilburg, Zwijsen, 1999. (Spetter) |
De dag dat er niets bijzonders gebeurde. Met illustraties van Harmen van Straaten. Zwijsen, 1999. (Spetter) |
Prauw! Prah! Proi. Met illustraties van Yvonne Jagtenberg. Tilburg, Zwijsen, 2000. (Leesleeuw) |
De boot van Joesoe. Met illustraties van Harmen van Straaten. Tilburg, Zwijsen, 2001. (Bizonboek) |
Een hoge pieptoon. Met illustraties van Riske Lemmers. Tilburg, Zwijsen, 2001. (Spetter) |
De watertijger. Met illustraties van Joyce van Oorschot. Tilburg, Zwijsen, 2001. |
Je bent zo mooi. Met illustraties van Camila Fialkowski. Amsterdam, Van Goor, 2002. (Spetter) |
| |
| |
De grote reis van Marita. Met illustraties van Camila Fialkowski. Van Goor, 2003. |
Nacht. Amsterdam, Van Goor, 2003. |
Over Anton van der Kolk
|
Carolien Zilverberg, Tandenpoetsen. In: NRC Handelsblad, 4-12-1992. (Over Een pelikaan op straat) |
Selma Niewold, Vreemd, alles gaat op slot. In: de Volkskrant, 20-2-1993. (Over Een pelikaan op straat) |
Casper Markesteijn, Een gebakken moeder met spek. In: Haarlems Dagblad, 25-3-1993. (Over Een pelikaan op straat) |
Lieke van Duin, Jaloers op feesthanden en hoofddoek. In: Trouw, 10-11-1993. (Over Een pelikaan op straat) |
Carolien Zilverberg, [Over De dikke danseres]. In: NRC Handelsblad, 17-12-1993. |
Juryrapport Jenny Smelik/IBBY prijs voor Anton van der Kolk. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 8 (1994), nr. 30, blz. 93-100. |
Lieke van Duin, De kleur blauw wil graag bevrijd worden. In: Trouw, 30-4-1997. (Over Amira, prinses van Marokko) |
Anita Wuestenberg, [Over De ogen van La Negra]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), blz. 22. |
Anton van der Kolk. Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 24, nr. 13. Den Haag, Biblion Uitgeverij, 2000 (plus aanvullingen). |
Jet Marchau, [Over Brieven aan de rattenhemel]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 1, blz. 27 en 28. |
Max Verbeek, [Over Brieven aan de rattenhemel]. In: Leesgoed, jaargang 27 (2000), nr. 2, blz. 95. |
Selma Niewold, Naar de straatrattenhemel. In: de Volkskrant, 4-2-2000. (Over Brieven aan de rattenhemel). |
Hanneke van den Berg, Respect voor opa. In: Haagsche Courant, 26-09-2003. (Over Nacht) |
Harm de Jonge, Prikkeldraad in opa's pap. In: Dagblad van het Noorden, 24-10-2003. (Over Nacht) |
Websites
|
www.leesplein.nl |
64 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2004
|
|