| |
| |
| |
C.E. van Koetsveld
door Richard van Schoonderwoerd
Cornelis Elisa van Koetsveld werd op 24 mei 1807 in Rotterdam geboren. Hij was de jongste in een gezin met drie kinderen. Zijn ouders waren zeer bemiddeld; vader Cornelis was wijnkoper en vrederechter. Het land was bezet door de Fransen en dit leidde bij Van Koetsveld al vroeg tot een onbedwingbare vrijheidsdrang: ‘Geboren en opgevoed in dagen van dwingelandij en oorlog, kreeg ik van jongst af een diepe afkeer van beide, een hartstocht naar vrede en vrijheid.’
Op 20-jarige leeftijd begon Van Koetsveld aan een studie theologie in Leiden, waar hij in 1830 cum laude afstudeerde. In hetzelfde jaar trouwde hij met Anna Maria Croes en werd predikant in Westmaas in de Hoeksche Waard. Daar was veel tegenstand van orthodoxen en een groep ‘bezwaarden’. Van Koetsveld vertrok naar Berkel en Rodenrijs en daarna naar Schoonhoven. In dat stadje raakte hij bevriend met de boekdrukker/uitgever Sebastiaan Eliza van Nooten, die in de loop der jaren 75 boeken van hem zou uitgeven. In 1849 werd Van Koetsveld predikant te Den Haag. Toen hij 71 jaar oud was, benoemde koning Willem III hem tot hofprediker.
Gedurende zijn hele leven was Van Koetsveld sociaal betrokken. Hij zette zich in voor de armen, stichtte kerkgebouwen, richtte fondsen op en maakte gebruik van de pen om sociale wantoestanden aan de kaak te stellen. In alle omstandigheden bleef hij zichzelf. Ook als theoloog ging hij zijn eigen gang. Speciale aandacht had hij voor het geestelijk gehandicapte kind. Mede door zijn inzet ontstond de eerste ‘idiotenschool’ in Nederland.
| |
| |
Van Koetsveld overleed op 4 november 1893, 86 jaar oud.
| |
Werk
C.E. van Koetsveld is een van de vele dominee-schrijvers waar Nederland zo rijk aan was in de negentiende eeuw. Hij schreef zowel voor volwassenen als voor kinderen. In zijn verhalen voor volwassenen staat de sociale bewogenheid voorop; hij is wel vergeleken met de Franse auteur Eugène Sue, wiens werk hij bewonderde, net als dat van Charles Dickens. Bekendheid kreeg hij met Schetsen uit de pastorie te Mastland (1843), waarin hij de dagelijkse beslommeringen in zijn eerste twee kerkelijke gemeenten verwerkte.
Van Koetsveld hield van kinderen. Aan de kinderpreken die hij schreef, besteedde hij veel aandacht. Ze werden in boekvorm uitgegeven en waren in feite de eerste kinderboeken die hij publiceerde. Er volgden gebedenboekjes en catechisatiemethoden, waarna zijn uitgever Van Nooten hem aanraadde kinderverhalen te gaan schrijven. Die hebben meestal een didactische inslag en zijn overgoten met een sterk moralistisch sausje. De verteltrant is vaak prekerig en breedsprakig. Het christelijke element dat verscheidene verhalen kenmerkt, uit zich in het gebruik van bijbelteksten, bidden en danken en vertrouwen in God, ‘de goede God’.
Voor Van Koetsveld was het kind geen zondig wezen. Wel stelde hij dat zonde de vertrouwensband tussen God en de mens schendt. Er wordt in zijn verhalen weliswaar straf uitgedeeld, maar hij geeft vooral aan dat het belangrijk is om spijt te tonen voor onjuiste daden. Een kind mag best vrolijk zijn. In een van zijn laatste bundeltjes, Ernst en Luim (1884), schrijft Van Koetsveld in het woord vooraf: ‘Toen ik het geheel nu eens overlas, schreef ik er boven: Ernst en Luim. Want gaarne laat ik de kinderen eens hartelijk lagchen. Dat is gezonder dan huilen en pruilen.’
In de kinderverhalen ontbreken evangelische elementen. Van Koetsveld was duidelijk minder aanmatigend en streng dan zijn meer orthodoxe geloofsgenoten. Met het Reveil, de christelijke opwekkingsbeweging waaruit de zondagsschoollectuur ontstond, had hij geen sterke binding. Die vond hij in feite te orthodox van opvatting en uitleg. Wat hij wel met de mannen uit de Reveilbeweging deelde, was een grote sociale betrokkenheid.
In veel verhalen wordt gebruik gemaakt van een alwetende verteller, een gangbaar procédé binnen de belerende jeugdliteratuur van die tijd. In de vertellers profileert Van Koetsveld zichzelf en zijn levenshouding. Daarbij komt duidelijk zijn karakter naar voren: niet star, maar mild, zich realiserend dat de kleine lezer misschien toch niet alles zomaar aan zal nemen. Hij gaat daar in zijn verhalen zelf op in, met zinsneden als: ‘Al leerde ik u dat te zeggen, gij zoudt het
| |
| |
niet meenen.’ Van Koetsveld wil de leidsman zijn, de gids, maar begrijpt dat kinderen eigen inzichten en meningen hebben. Zijn mildheid blijkt uit vergoelijkende opmerkingen: ‘Als het maar ondeugend en niet slecht is, dan willen we het nog wel door de vingers zien.’ Zijn brede kijk op de menselijke natuur uit zich in het gedogen van zaken als kermisbezoek, dansen en zelfs kaartspelen.
| |
Kinderverhalen
Van Koetsvelds eerste kinderboek verscheen in 1841 onder de titel De portefeuille met platen, of grootvader Sprankhof en zijn kleinkinderen. Het is een leerzaam verhaal, waarin grootvader aan de hand van platen uit een portefeuille zijn kleinkinderen, en daarmee ook de lezers, van alles over de bijbel en de natuur vertelt. Van grootvader Sprankhof, of van andere grootvaders, zou Van Koetsveld zich in zijn latere werk voor de jeugd vaker bedienen. Zij moesten een zekere autoriteit uitstralen.
Verspreide kinderverhalen (1855) bevat zestien verhalen, waaronder het tamelijk gruwelijke ‘Het kwaad loont zijn meester’. Daarin belandt de jongen Henri in het water, waarbij de door hem gestolen ongebluste kalk, die hij onder zijn kleding verbergt, begint te koken en te bruisen. Henri komt jammerlijk om. In Nieuwe kinderverhalen (1857) staan vijftien vertellingen, waaronder ‘Een nieuwe jongen’, over twee nieuwe jongens op school, van wie er één niet echt
Illustratie van J.C. d'Arnaud Gerkens uit Verspreide kinderverhalen
wordt geaccepteerd. Maar als hij de andere nieuweling redt, wordt hij alsnog opgenomen in de groep. In Uit ons land en uit den vreemde (1861) is een aantal verhalen opgenomen dat buiten Nederland speelt, onder meer in Parijs en in het Midden-Oosten. In Op de wandeling en bij den haard, vertellingen aan mijne jeugdige vrienden (1870) staat een bijzonder verhaal over de bruine baboe (kinderoppas) die bij de oom en tante van Eline werkt. Eline vindt haar maar vreemd en vies. Als er brand uitbreekt, redt de baboe het kleine nichtje van Eline en raakt daarbij zelf ernstig verbrand. Eline komt tot in- | |
| |
keer en sluit vriendschap met haar. Bij den haard (1882) bevat onder meer verhalen over een jongen die zijn kleinere neefje afranselt, een stotterende onderwijzer en een verwend stadsmeisje.
De kinderen in den bijbel (1889) is opgedragen aan prinses Wilhelmina bij haar negende verjaardag. Van Koetsveld schrijft: ‘Gaarne wilde ik nog eens iets uit den Bijbel verhalen, en liefst aan U het eerst. Ik weet, dat onze lieve Koningin U graag uit den Bijbel leert, en ook Uw Koninklijke Vader het goedkeurt. Want alle boeken worden oud, maar de Bijbel blijft jong.’ In dit boek wordt niet de bijbelse geschiedenis naverteld; het bevat bijbelse verhalen die het kind zelf als uitgangspunt hebben, een heel moderne opzet in die tijd.
Van Koetsveld schreef ook kinderverhalen in diverse bladen, zoals in De Kindercourant (1832-1872), Moeders schoot (1845-1870), De Kinderkerk (1849-1857) en De Kindervriend (1861-1869).
| |
Waardering
Bij het verschijnen van Schetsen uit de pastorie te Mastland waren de kritieken over het algemeen positief. Zowel Potgieter als Busken Huet schreef er lovend over. De waardering voor Van Koetsvelds kinderverhalen is moeilijk te achterhalen. De reden is eenvoudig: in meer dan honderd jaar verschenen er geen recenserende artikelen over dit zeker niet onbelangrijke deel van zijn literaire werk. Ook in de voornaamste publicatie over Van Koetsveld, het in 1973 verschenen proefschrift van A.J. Onstenk, ‘Ik behoor bij mijzelf’, komt zijn werk voor de jeugd niet echt aan de orde. Pas eind twintigste eeuw verschenen enkele artikelen over Van Koetsvelds kinderverhalen, in het literaire tijdschrift Bloknoot en in Lust en leering (2001), een standaardwerk over het kinderboek in de negentiende eeuw. Het zijn echter grotendeels verhalende beschouwingen, waarin de waardering achterwege blijft. Wel stelt het echtpaar Buijnsters in Lust en leering, dat de bekende schrijvers van zondagsschoollectuur uit die tijd, zoals De Liefde en Gerdes, wat literaire betekenis betreft niet in de schaduw van Van Koetsveld kunnen staan. Zij vinden zijn werk ver afstaan van de nadrukkelijke evangelisatiewerkjes van de schrijvers van zondagsschoollectuur.
| |
Bibliografie
Keuze uit de kinderboeken
|
De portefeuille met platen, of Grootvader Sprankhof en zijne kleinkinderen. Schoonhoven, Van Nooten, 1841. |
Verspreide kinderverhalen. Schoonhoven, Van Nooten, 1855. |
Nieuwe kinderverhalen. Schoonhoven, Van Nooten, 1857. |
Sprookjes in de trant van Andersen. Schoonhoven, Van Nooten, 1858. |
De goede grootmoeder. Schoonhoven, Van Nooten, 1860. |
Uit ons land en uit den vreemde. Schoonhoven, Van Nooten, 1861. |
| |
| |
De oude Thomas. Een geschenk voor brave kinderen. Schoonhoven, Van Nooten, 1865. |
Op de wandeling en bij den haard. Vertellingen aan mijne jeugdige vrienden. Schoonhoven, Van Nooten, 1870. |
Bij den haard. Schoonhoven, Van Nooten, 1882. |
Uit de kinderwereld. Verhalen van en voor kinderen. Schoonhoven, Van Nooten, 1884. |
Ernst en Luim, verspreide kinderverhalen. Schoonhoven, Van Nooten, 1884. |
De kinderen in den bijbel. Amsterdam, Van Holkema, 1889. |
Over C.E. van Koetsveld:
|
E.J. Potgieter, Kritische Studieën. Haarlem, Tjeenk Willink, 1875. |
A.J. Onstenk, ‘Ik behoor bij mijzelf’. Cornelis Elisa van Koetsveld 1807-1893. Assen, Van Gorcum, 1973. |
‘Schrijven moeten wij’. Over C.E. van Koetsveld (1807-1893). In: Bloknoot, christelijk literair tijdschrift, nr. 6, oktober 1993. |
Een aparte figuur: C.E. van Koetsveld. In: P.J. Buijnsters en Leontine Buijnsters-Smets, Lust en leering. Zwolle, Waanders, 2001. |
Marja Visscher, Van dorpsdominee tot hofpredikant. Klaaswaal, Deboektant, 2005. |
Mariëlle Buys, ‘Niet te ernstig voor hun genoegen, en toch altijd met een ernstig doel.’ De realistische kinderverhalen van Cornelis Elisa van Koetsveld in de context van de negentiende eeuw. Mastercriptie Nederlandse Literatuur, Universiteit van Utrecht, 2005. (Niet in de handel.) |
78 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2008
|
|