| |
| |
| |
Henk Koesveld
door Jacques Vos
Henk Koesveld is op 23 december 1958 geboren in Goudswaard, een dorp in Zuid-Holland op de uiterste westpunt van de Hoeksche Waard. Na de middelbare school studeerde hij voor onderwijzer aan een Pedagogische Academie. In 1980 werd hij benoemd tot groepsleerkracht op een basisschool in Hardinxveld-Giessendam. Nadat hij in 1992 een tweedegraads bevoegdheid voor geschiedenis had behaald, stapte hij over naar een school voor voortgezet onderwijs in Dordrecht. Volgens hem heeft deze overstap ertoe geleid dat hij zich bij het schrijven meer dan voorheen is gaan richten op kinderen vanaf 12 jaar.
Als onderwijzer hechtte Koesveld veel waarde aan het vertellen van verhalen: ‘Dat begint al met de bijbelles en het geldt ook bij andere vakken.’ Vanuit zijn belangstelling voor geschiedenis, met name de middeleeuwen, vertelde hij in zijn klas veel geschiedenisverhalen. Een van deze verhalen vormde de basis voor zijn in 1994 verschenen debuut Rowan, een verhaal uit de middeleeuwen. Het manuscript heeft hij in de klas voorgelezen en op basis van de reacties van de leerlingen waar nodig aangepast. Ook zijn tweede boek De zwarte kaproenen, spanning in de middeleeuwen (1996) is op deze wijze ontstaan.
Rowan, De zwarte kaproenen, De houten speelbal (1998) en Boudin, de nar van Monnikenrede (2003) zijn in respectievelijk 1996, 1997, 1999 en 2003 genomineerd voor Het Hoogste Woord, de sinds 1995 bestaande prijs voor het beste christelijke kinderboek. De houten speelbal kreeg in 1999 een nominatie voor de Eigen Wijsprijs van de christelijke kinderjury.
| |
| |
| |
Werk
Henk Koesveld schrijft historische verhalen voor kinderen van ongeveer 10 tot 14 jaar. De hoofdpersonen (meestal jongens) zijn verzonnen figuren die avonturen beleven in een nauwkeurig en gedetailleerd beschreven historisch kader. Bij Koesveld gaat het om een periode in de middeleeuwen die zich uitstrekt van ongeveer 1300 tot 1450. Een uitzondering vormt De scheepskist van de kaper (2001) waarin de slag bij Nieuwpoort uit 1600 centraal staat. In de vorm van naschriften geeft Koesveld meer of minder gedetailleerde achtergrondinformatie over de historische periode. Zo vertelt hij achter in Het geheim van de tempelridder (2006) over de strijd die de Franse koning Filips de Schone aan het begin van de veertiende eeuw voerde tegen de Orde van de Tempelridders.
Uit dit voorbeeld en de al genoemde slag bij Nieuwpoort blijkt dat Koesveld bij het componeren van zijn verhaal veelal uitgaat van gebeurtenissen die in het verleden werkelijk hebben plaatsgevonden. In Boudin, de nar van Monnikenrede is dat de machtsstrijd, aan het begin van de vijftiende eeuw, tussen de Bourgondische hertog Filips de Goede en de zich geknecht voelende Vlaamse steden, met name Brugge. Ook speelt in dit verhaal de verzanding van het Zwin een belangrijke rol. Aanleiding tot het schrijven van De houten speelbal was niet een historische gebeurtenis maar een ‘historisch product’, het fameuze getijdenboek van Catharina van Kleef, vrouw van hertog Arnold van Gelre (1423-1473).
De hoofdpersonen in de verhalen van Koesveld behoren tot de ‘kleine luiden’. Zij groeien niet op in weelde: de vader van Rowan bijvoorbeeld is snijder (kleermaker), die van Bernt uit De zwarte kaproenen is een arme, horige boer. Het gezin van Dirck uit De kleurvogel (2005) moet bedelend aan de kost zien te komen, Karlijn uit De scheepskist van de kaper heeft het evenmin breed en Folcmar uit De houten speelbal is een vondeling die in het Sint-Agathaklooster wordt opgenomen.
In elk verhaal is sprake van een liefdesgeschiedenis. Zo is Bernt verliefd op Hilde, de dochter van de kok in de keuken van het kasteel van heer Sweder, dingt Rowan naar de hand van de dochter van de deftige en rijke heelmeester Renardy en ziet Folcmar zich geconfronteerd met een onmogelijke verliefdheid op de jonge gravin Catharina van Kleef. Onmogelijk lijkt aanvankelijk ook de liefde die Robbert uit Het geheim van de tempelridder (2006) heeft opgevat voor de dochter van heer Waleran van Weerstein.
Bij de opbouw van zijn verhalen maakt Koesveld gebruik van een beproefd procédé: de hoofdpersonen moeten een gevaarlijke tocht ondernemen. In een aantal gevallen heeft deze reis het karakter van een vlucht, zoals in Rowan en in De zwarte kaproe-
| |
| |
nen. Folcmar is op zoek naar zijn afkomst; overigens moest hij het klooster ontvluchten omdat hij van diefstal beschuldigd werd. Karlijn uit De scheepskist van de kaper sluit zich aan bij het leger van prins Maurits om in Duinkerken naar haar vader te zoeken. Bijzonder is de tocht van Robbert: op zoek naar de schat van de tempelridders trekt hij via Parijs naar Venetië om van daaruit over de Middellandse Zee naar Syrië te varen.
Onderweg laat Koesveld zijn hoofdpersonen spannende avonturen beleven: ontsnappingen die op het nippertje lukken, verkleedpartijen, ontmoetingen met geheimzinnige vreemdelingen, gevangenneming, gedwongen opname in een krankzinnigengesticht. Deze elementen, gecombineerd met verrassende wendingen in het verhaal en ‘open plekken’ die pas later worden ingevuld, dragen in hoge mate bij aan het opwindende karakter van de boeken.
Veelal is bij de hoofdfiguren sprake van een persoonlijke ontwikkeling en van een zoektocht naar een eigen plek in de tamelijk statische samenleving van de middeleeuwen. Rowan ontwikkelt zich tot heelmeester, Folcmar blijkt een uitstekende miniaturist, Bernt leert met roofvogels om te gaan en wordt valkenier, Boudin ontpopt zich ondanks zijn handicaps tot een voortreffelijke kruisboogschutter. Robbert wordt aan het einde van het verhaal tot ridder geslagen en kan daardoor trouwen met de dochter van heer Waleran.
Koesveld heeft in verschillende interviews te kennen gegeven dat hij als schrijver van jeugdboeken meer wil dan een spannend verhaal vertellen: ‘Zowel het doorgeven van (-) historische informatie als het schrijven van een spannend boek is voor mij van waarde’. Hij heeft er daarbij naar gestreefd passages van beschrijvende aard die het verhaal nodeloos onderbreken, te vermijden: ‘Ik wilde de informatie vertellend kwijt’.
Al vertellend biedt hij zijn lezers veel gevarieerde informatie over het leven van onze middeleeuwse en zestiende eeuwse voorouders: hoe en waar ze woonden, hun kleding en voedsel, de ziektes en andere rampen waarmee zij zich voortdurend geconfronteerd zagen, de standenmaatschappij, de rol van de godsdienst in hun leven, de manier waarop mensen destijds met elkaar omgingen.
In zijn verhalen verbeeldt Koesveld zo realistisch mogelijk de bonte wereld van de middeleeuwen en het laatste kwart van de zestiende eeuw. Hij verheelt niet dat deze bonte wereld ook een wrede wereld was, waarin mensen zich vaak gedroegen als wolven. Rowan, Karlijn en al die andere hoofdfiguren moeten in de strijd tussen goed en kwaad hun integriteit zien te bewaren.
Koesveld plaatst zichzelf binnen de groep van (protestants) christe- | |
| |
lijke schrijvers: ‘Ik wil een christelijke levensvisie doorgeven via mijn verhaal’ en ‘Ik voel me verplicht een boek te schrijven dat een christelijke geest ademt’. Bij deze uitgangspunten maakt hij wel enkele kanttekeningen. Een jeugdboek moet volgens hem allereest goed geschreven en spannend zijn, daarnaast dient er zoals hij zegt ‘een flonkering van geloof’ uit het verhaal op te lichten. Deze aanpak voorkomt dat het christelijk element ‘voorspelbaar goedkoop’ in het verhaal optreedt. Koesveld vindt dat een goed christelijk jeugdboek meer moet zijn dan een ‘evangelisatiefolder met harde kaft’.
In Rowan en in zijn tweede jeugdboek De zwarte kaproenen is hier en daar sprake van een te expliciete en anachronistische protestants christelijke boodschap. Een citaat uit Rowan: ‘Vader zei wel eens dat hij genoeg had aan Christus als Hemelse Helper’. (In de middeleeuwen was zo'n uitspraak ketters.)
In zijn volgende boeken, met vanzelfsprekend als uitzondering De scheepskist van de kaper, koos Koesveld voor een meer indirecte en algemeen religieuze benadering. Zo laat hij in De houten speelbal de abt van het klooster vertellen over de opvattingen van Geert Grote en voert hij in Boudin, de nar van Monnikenrede pater Brugman ten tonele, de beroemde prediker die de mensen opriep een eenvoudig christelijk leven te leiden.
| |
De scheepskist van de kaper
De gebeurtenissen in dit verhaal vinden plaats in het jaar 1600, halverwege de Nederlandse Opstand tegen Spanje. Het historische kader waarin Koesveld het verhaal plaatst, wordt met name bepaald door de bekende slag bij het Vlaamse stadje Nieuwpoort tussen de Spaanse en Staatse legers.
In tegenstelling tot alle andere historische verhalen van Koesveld is hier een meisje, Karlijn, de hoofdpersoon. Zij woont met haar vader en broer Berend in Den Briel, een stad die ongeveer dertig jaar eerder door de watergeuzen is bevrijd van de Spanjaarden. Vader heeft een scheepskist (‘sittekist’) die altijd op slot zit. Vaak hoort Karlijn haar vader 's nachts, als hij weer eens last heeft van een nachtmerrie, de kist openen. Af en toe komt er een geheimzinnige man op bezoek. Wanneer vader met de haringvloot is uitgevaren, kan Karlijn de kist openen: ze vindt een vossenstaart en een grote som geld. Van een oude man hoort ze dat de geuzen van Lumey een vossenstaart aan hun muts hadden bevestigd. Vader is dus waarschijnlijk geus geweest.
Hij keert niet terug in Den Briel. Er wordt verteld dat hij bleef doorvissen toen de vloot moest vluchten voor de Duinkerker kapers. Schip en bemanning zijn meegevoerd naar Duinkerken en het vermoeden bestaat dat vader is overgelopen. Karlijn besluit hem te gaan zoeken en sluit
| |
| |
zich - verkleed als jongen - aan bij het landleger van prins Maurits dat op weg is om in Duinkerken een einde te maken aan de voortdurende scheepskapingen.
Na een lange en barre tocht met het Staatse leger weet ze Duinkerken te bereiken en haar vader terug te vinden. De tocht is extra moeilijk omdat ze wordt tegengewerkt door de gemene Korstijn die in opdracht van een hoge ambtenaar, heer Mathieu, koste wat kost moet voorkomen dat Karlijn haar vader vindt. Mathieu hoorde ook bij de geuzen van Lumey, volgens vader hebben ze wreedheden begaan: ‘Aan mijn handen kleeft veel bloed.’ In opdracht van Mathieu is hij overgelopen naar de Duinkerker kapers om te proberen hen te winnen voor de Hollandse zaak.
Na nog een aantal avonturen kunnen Karlijn, haar vader en broer Berend in Den Briel aan een nieuw leven beginnen. Op een dag slingert vader de vossenstaart die hem aan zijn bloedige verleden herinnert in het vuur. Als het ding verteerd is, fluistert hij: ‘De duivel is verslagen’.
Net als in zijn verhalen die in de middeleeuwen spelen, geeft Koesveld ook in De scheepskist van de kaper een gedetailleerd beeld van de historische context. Het is duidelijk dat hij in dit verhaal meer kwijt kon van zijn godsdienstige opvattingen. Een voorbeeld: ‘Prins Maurits weet dat hij de overwinning op het nippertje behaald heeft. Hij weet ook aan wie hij
Illustratie van Jaap Kramer uit De scheepskist van de kaper
deze overwinning te danken heeft. De prins knielt neer en dankt God’.
Opvallend is dat Koesveld het optreden van de geuzen aan het begin van de opstand tegen Spanje en het gedrag van de Staatse troepen op weg naar Duinkerken niet idealiseert. De inname van Den Briel was meer geluk dan wijsheid; de geuzen waren in de eerste plaats rovers en begingen vaak wreedheden tegen de bevolking en tegen priesters (bijvoorbeeld de martelaren van Gorinchem). De Staatse troepen plunderden er lustig op los.
| |
| |
| |
Waardering
Marjolein Lolkema en Annemarie Prins betogen in Christelijke kinderboeken in beweging (2005) dat in de jeugdliteratuur sprake is van twee gescheiden circuits: het christelijke en het seculiere. Dit maakt dat besprekingen van het werk van Koesveld vooral zijn aan te treffen in protestants christelijke media. Uitzonderingen zijn het Vlaamse tijdschrift LeesID en de bibliotheekrecensies van Biblion.
Uit de recensies blijkt dat Koesveld erin is geslaagd zijn belangrijkste uitgangspunt te realiseren: aantrekkelijke en spannende boeken schrijven waarin tegelijkertijd historische informatie wordt doorgegeven. In de besprekingen zijn karakteristieken te vinden als: boeiend verhaal, direct taalgebruik, veel dialogen, de auteur heef zich goed gedocumenteerd en zich fantastisch ingeleefd in de denkwereld van de middeleeuwen.
Er zijn ook enkele kritische kanttekeningen, zoals: verhaal komt door de perspectiefwisselingen wat moeilijk op gang (De scheepskist van de kaper), soms wordt het wat al te ingewikkeld, bepaalde zaken doen er eigenlijk niet toe.
Protestants christelijke recensenten oordelen positief over de wijze waarop Koesveld vorm en inhoud geeft aan een andere doelstelling van zijn schrijversschap: het doorgeven van een christelijke levensvisie. Een citaat: ‘...maar krachtig is ook bijvoorbeeld de figuur van Fedder, die door alle moeilijkheden standvastig is in zijn geloof en er steeds van getuigt dat God ons leven leidt en een vergevende God is. Dit - een van de sterkste punten van het boek - wordt niet overdreven, maar juist heel natuurlijk uitgewerkt’ (bespreking van De zwarte kaproenen door M.J.A. Zwikstra-de Weger).
Robert Baccarne heeft een ander oordeel: ‘De protestantse geloofsstellingen die in de veertiende eeuw nog niet zozeer aan de orde waren, zijn er om een of andere reden bijgesleurd’ (bespreking van Rowan, een verhaal uit de middeleeuwen).
Opmerkelijk is de uiterst positieve bespreking van Het geheim van de tempelridder in gids Boek en Jeugd: ‘Het spannende avontuur wordt beeldend verteld en zal de historisch geïnteresseerde lezer volledig in de ban houden. (-) Een verhaal van een verteller pur sang, dat een groot lezerspubliek verdient.’
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Rowan, een verhaal uit de middeleeuwen. Met illustraties van Jaap Kramer. Barneveld, De Vuurbaak, 1994. |
Met Frans van Houwelingen en Bert Wiersma, Lange nachten. Met illustraties van Margreet Jonker-de Boer. Barneveld, De Vuurbaak, 1996. (Actieboek WCK) |
De zwarte kaproenen, spanning in de middeleeuwen. Met illustraties van Jaap Kramer. Barneveld, De Vuurbaak, 1996. |
De houten speelbal, avonturen in de middeleeuwen.
|
| |
| |
Met illustraties van Jaap Kramer. Barneveld, De Vuurbaak, 1998. |
Els de Jong-van Gurp (red.), Achter de horizon; 9 nieuwe kerstverhalen. Kampen, Callenbach, 1999. |
De scheepskist van de kaper. Met illustraties van Jaap Kramer. Barneveld, De Vuurbaak, 2001. |
Bren en de Romeinen. Tekst Henk Koesveld, tekeningen Jaap Kramer. Heerenveen, Groen, 2002. (Stripverhaal). |
Boudin, de nar van Monnikenrede. Barneveld, De Vuurbaak, 2003. |
Met Hans Mijnders e.a., In de greep van de bende; 5 kerstverhalen. Kampen, Callenbach, 2003. |
De kleurvogel. Met illustraties van Walter Donker. Barneveld, De Vuurbaak, 2005. (Actieboek WCK) |
Het geheim van de tempelridder. Barneveld, De Vuurbaak, 2006. |
Over Henk Koesveld
|
Robert Baccarne, Rowan, een verhaal uit de middeleeuwen. In: LeesID, februari 1995. |
Elise G. van der Stouw, Heksen, heelmeesters en Rowan. In: Nederlands Dagblad, 16-1-1995. |
Robert Baccarne, De zwarte kaproenen. In: LeesID, december 1996. |
M.J.A. Zwikstra-de Weger, De zwarte kaproenen. In: Wegwijs, december 1996. |
C.A. Braal, De vondeling van Koesveld. In: Reformatorisch Dagblad, 16-12-1998. (Over De houten speelbal) |
J. Mijnders, Watergeus wordt Duinkerker kaper. In: Reformatorisch Dagblad, 3-10-2001. (Over De scheepskist van de kaper) |
Henk Koesveld, De schrijver tussen Schrift en scherm. In: Jacques Dane en George Harinck, Bouwsel voor het leven, De traditie van de protestantse kinderliteratuur. Zoetermeer, Meinema, 2003, blz. 167-177. |
Marjolein Lolkema en Annemarie Prins, Christelijk is niet hetzelfde als christelijk. Literatuuronderwijs op christelijke scholen. In: Tsjip/Letteren, jaargang 14 (2004), nr. 3, blz. 14-18. |
Hans van Holten, Op zoek naar de ark van Noach. In: Reformatorisch Dagblad, 12-5-2004. (Over Boudin, de nar van Monnikenrede) |
HR, Kinderboekenweek. In: Katholiek Nieuwsblad, 30-9-2005. (Over De kleurvogel) |
Hans Mijnders, Gaaien van de paus. In: Reformatorisch Dagblad, 14-9-2005. (Over De kleurvogel) |
Marjolein Lolkema en Annemarie Prins (red.), Christelijke kinderboeken in beweging. (Een overzicht 1995-2005). Zoetermeer, Uitgeverij Mozaïek, 2005. |
Wilma van der Pennen (eindredactie), Boek en Jeugd 12+; 2007, Gids voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Leidschendam, Biblion Uitgeverij, 2007. |
Websites
|
www.christelijkekinderboeken.nl |
www.leesplein.nl |
www.vuurbaak.nl |
76 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2008
|
|