De Waterkinderen
The Water-Babies, A Fairy Tale for a Land-Baby verscheen als vervolgverhaal in MacMillan's Magazine in de periode van augustus 1862 tot maart 1863. In 1863 verscheen het als boek. Het is opgedragen ‘Aan mijn jongste zoon, Gvenville Arthur, en aan alle andere brave jongetjes’. Zodra het verhaal verscheen mocht het zich in een grote populariteit verheugen.
Hoofdpersoon is Tom, een weesjongen. Hij is in dienst bij meneer Gruis, een gemene schoorsteenveger. Op een dag worden ze verwacht op een groot landgoed, Huize Harthover. Tom verdwaalt in de donkere rookkanalen en komt terecht in de slaapkamer van Ellie, het dochtertje van Sir John Harthover. Als ze hem ziet begint ze te gillen. Tom vlucht door het raam en wordt door het voltallige personeel achtervolgd. Uitgeput komt hij ten slotte bij een rivier. Omdat hij het heel warm heeft, trekt hij zijn kleren uit, stapt in het water, valt in slaap en verandert in een waterkind. Hij leert het leven van de rivierwezens kennen. Wanneer hij zijn menselijke egoïsme laat varen, leert hij ook de andere waterkinderen kennen. Samen met hen zwemt hij naar het eiland van Sinte Brandaen, waar hij de strenge mevrouw Verdiendeloon en de lieve, moederlijke mevrouw Vriendinnood ontmoet. Ellie - inmiddels ook een waterkind geworden - leert hem hoe hij zich netjes
Illustratie van Susan Rowe uit De waterkinderen