| |
| |
| |
Kinderen schrijven zelf
door Peter van den Hoven
Samenhangend met het zoeken naar nieuwe wegen binnen het taal- en literatuuronderwijs, is sinds het midden van de jaren zestig een beweging op gang gekomen die ervan uitgaat dat kinderen in staat zijn, na enige oefening, eenvoudige, spontane teksten te schrijven, zowel poëzie als proza. Uitgangspunten daarbij zijn: meer aandacht voor de leef- en belevingswereld van kinderen en veranderde opvattingen op het gebied van het moedertaalonderwijs, bijvoorbeeld wat betreft grammatica en opstelschrijven, het dialect en de buitenschoolse taalhantering. Daarnaast leiden nieuwe didactische inzichten, met een positieve waardering voor de rol van de associatieve fantasie, tot meer aandacht voor de vrije taalexpressie en het creatieve schrijven. Deze ontwikkeling in opvattingen heeft vooralsnog slechts geleid tot marginale veranderingen. Het traditionele taalonderricht domineert.
| |
Kenneth Koch
Een van de eersten die aandacht vroeg voor de noodzaak van creatief schrijven door kinderen is de Amerikaanse dichter-essayist Kenneth Koch, die ervaring opdeed op New Yorkse basisscholen waar hij kinderen begeleidde met het maken van gedichten. Over zijn manier van werken - later ook wel de ‘methode-Koch’ genoemd - publiceerde hij een heel aanstekelijk boek Wishes, Lies and Dreams (1970), da naast zijn vooral didactische uit gangspunten en aanwijzingen, veel voorbeelden van spontane kinderpoëzie bevat, die een verrassende kijk geven op waartoe kinderen in staat zijn als zij daarbij systematisch geholpen worden. Koch kritiseert het traditionele taalonderwijs, waarbij alleen aandacht wordt geschonken aan grammatica, spelling en voorspelbare invuloefeningen, terwijl op die manier de eigen, creatieve vermogens - die kinderen wèl hanteren buiten de school of bijvoorbeeld bij het maken van tekeningen - worden genegeerd of zelfs onderdrukt. Mits een aantal belemmerende taaldrempels, zoals spelling en grammaticale ingewikkeldheden, zijn opgeheven, blijken kinderen in staat te zijn opmerkelijke teksten te schrijven. Daarbij gaat het Koch niet in eerste instantie om in esthetisch opzicht optimale produkten, maar om het stimuleren van gevoel, fantasie, verbeeldingskracht en associatievermogen. Inspelend op bijvoorbeeld dromen, wensen, verlangens en met behulp van beginzinnen als: ‘Soms
| |
| |
ben ik bang dat...’, ‘Als ik een hond was...’ en ‘Ik droomde dat...’, of gebruikmakend van kleuren en muziek, zet hij kinderen op het spoor van een ontdekkingstocht naar hun eigen taalcreativiteit. Op den duur, aldus Koch, ontstaat op die manier bij de kinderen een gemotiveerde behoefte grammaticale en spellingsafspraken te leren beheersen.
Koch's werkwijze heeft in enkele landen, waaronder Nederland, navolging gevonden. In Poëzie als kinderspel (1975) experimenteert Fred Portegies Zwart op een soortgelijke wijze als Koch op een Amsterdamse school en geeft daarmee de Nederlandse variant van Wishes Lies and Dreams. Belangrijker echter is het werk van Paul Gomes en Per Groen, die vanuit de Rotterdamse Kunststichting onder andere het project Spelen met woorden (1981) opzetten, waarbij zij Koch's ideeën verder uitbouwden en nieuwe initiatieven ontwikkelden voor een creatieve en expressieve taalontwikkeling in de basisschool. Zij leggen in hun werk, duidelijker dan Koch of Zwart dat doen, de verbinding met de eigen ervaringen van de kinderen: ‘Creatief en expressief taalgebruik hebben met de werkelijkheid van de kinderen te maken. Daar zitten wel aspecten van de fantasie aan, maar het mag nooit de bedoeling zijn van Spelen met woorden, dat slechts te doen in een droomwereldje met vrijblijvende, aardige onderwerpen, waar de kinderen in hun dagelijks leven niet echt bij betrokken zijn.’ Door hun pioniersarbeid en de verslagen daarover leverden Paula Gomes en Per Groen een belangrijke bijdrage tot een opwaardering van het creatief schrijven in het kader van het schoolwerkplan over moedertaalonderwijs.
In dit verband moet zeker ook genoemd worden Gedichten maken op school (1975) van Annelies Dekkers, Peter Dekkers en Heleen Rutting, een bruikbare handleiding voor leerkrachten met veel voorbeelden van poëzie door kinderen en volwassenen, gebaseerd op jarenlange praktische ervaring.
| |
Onderwijs
Belangrijk voor de stimulering van het creatief schrijven is ook het Freinet-onderwijs, genoemd naar de Franse pedagoog Célestin Freinet (1896-1966), waarin de ‘vrije tekst’ een wezenlijk pedagogisch en didactisch principe is bij onder andere het taal- en wereldoriëntatieonderwijs. Freinets pedagogie van de arbeid krijgt concreet gestalte in de door de kinderen gehanteerde drukpers op school, waarmee zij eigen teksten, gedichten, verhaaltjes, tekeningen, affiches, reportages en dergelijke drukken en - soms in de vorm van een boekje - verspreiden. Het maken van muurkranten, schoolkranten en de klasse-correspondentie tussen leerlingen van verschillende scholen zijn middelen die echter niet alleen in het
| |
| |
Freinetonderwijs maar ook op andere basisscholen worden gepraktiseerd. In het algemeen is op de basisschool de belangstelling voor het creatief schrijven groter dan in het voortgezet onderwijs.
Iemand die in zijn werk nadrukkelijk aandacht vraagt voor creatief schrijven in het voortgezet onderwijs, als een belangrijke rode draad door het (moeder) taalonderwijs, met ook uitstralingen naar andere vakgebieden, is Chris Searle, die in 1971 op zijn school in Londen in moeilijkheden komt als hij - tegen de zin van het bestuur in - een bundeling poëzie uitgeeft van werk van zijn leerlingen. In dit boekje, Stepney Words (1971), schrijven scholieren over hun school, de docenten, de wijk, hun ouders, dromen, verlangens, verliefdheden en hun toekomst en geven daarmee een onthullend en ontroerend beeld van hoe zij hun leven ervaren. De landelijke publiciteit rondom deze bloemlezing leidde tot een nieuwe bundeling van gedichten die Searle uit het hele land kreeg toegestuurd Fire Words (1972). In This New Season (1975) zet hij, geïllustreerd met vele voorbeelden uit zijn klaspraktijk, zijn ideeën over (taal)onderwijs en creatief schrijven uiteen en houdt een hartstochtelijk, kritisch pleidooi tégen een onderdrukkend, schools taalgebruik en vóor een andere, meer solidaire en creatieve manier van omgang tussen jongeren en volwassenen, leerlingen en docenten.
Ervaringen met schrijvende jongeren zijn er de laatste jaren wel opgedaan, maar worden niet of nauwelijks gesystematiseerd en beschreven, en dat is een lastige handicap bij een te wensen doorbraak van het meer fictionele schrijven in het vervolgonderwijs. Een waardevolle uitzondering is Die Wolke ist ein Wandersmann (1978) waarin Eva Kohl haar ervaringen met schrijvende scholieren in speciaal daarvoor ingerichte vakantiekampen in de ddr bijeenbrengt, en onder andere op ervaringen van Chris Searle voortbouwt. Zeer belangrijk is verder ook het in 1983 verschenen Schüler schreiben selbst (Märchen, Parabel, Lyrik, Eulenspiegelei, Parodie und Utopie als Unterrichtsgegenstand). Hierin werken de auteurs een ‘Selber-Schreiben’-methode uit en illustreren deze uitvoerig met vele voorbeeldteksten. Zij gaan er in dit boek van uit dat leerlingen behoefte hebben aan het experimenteren met verschillende literaire vormen, niet alleen vanuit meer kunstzinnige doelstellingen, maar vooral ook ter ondersteuning van een kritische en zelfbewuste wijze van schriftelijke communicatie. Zowel theoretisch als praktisch is Schüler schreiben selbst een mijlpaal in de onderwijskundige onderbouwing van het creatief schrijven.
| |
Publikaties
Hoewel, zoals gezegd, creatief schrijven uitzondering en geen regel is, zijn er de laatste jaren
| |
| |
in Nederland enkele interessante bundelingen met poëzie en proza van kinderen gepubliceerd. Hierbij moeten zeker de vele school- en andere kinderkranten worden genoemd die een stimulerende werking uitoefenen op de tekstproduktie van kinderen. Op deze wijze bijeengebrachte verhalen, gedichten, brieven, reportages en andere teksten zijn soms aanleiding tot incidentele uitgaven in eigen beheer van een school of organisatie ter gelegenheid van een memorabele gebeurtenis van plaatselijk of regionaal belang. In enkele gevallen krijgen deze bundelingen een landelijke verspreiding en geven ze een verrassende kijk op het kind als debuterend auteur. Daarnaast vindt - op bescheiden schaal - het zelf maken van een verhalen- of prentenboek plaats, meestal als ondersteuning van het taalonderwijs.
In dit verband mag de invloed van de kindermedia - televisie, radio, tijdschriften - niet vergeten worden: veel programma's worden met of zelfs door kinderen gemaakt. De bloemlezingen kinderbrieven uit Achterwerk in de vpro-gids bewijzen dat kinderen graag en veel schrijven wanneer hen iets interesseert dat ze aan anderen willen mededelen. Hun kritiek of bijval weten ze vaak in aansprekende bewoordingen om te zetten. Ten slotte moet ook de opkomst van de taaldrukwerkplaatsen genoemd worden, waar, vaak door middel van een combinatie van dramatische vorming en zelf schrijven en drukken, kinderen hun eigen ideeën, gedachten en gevoelens op een schriftelijke wijze leren vormgeven.
| |
Bibliografie
Kenneth Koch, Wishes, lies and dreams. Teaching children to write poetry. New York, 1970. |
Nancy Larrick (ed.), Somebody turned on a tap in these kids. Poetry and young people today. New York, 1971. |
Kenneth Koch, Rose, where did you get that red? Teaching great poetry to children. New York, 1973. |
Wanda Reumer en Annet van Battum, Taalexpressie. Een vorm van communicatie. Amsterdam, 1973. |
Chris Searle, This New Season. Our class, our schools, our world. Londen, 1973. |
Glenna Davis Sloan, The child as critic. Teaching Literature in the elementary school. New York, 1975. |
Fred Portegies Zwart, Poëzie als kinderspel. Kinderen gedichten leren schrijven. Amsterdam, 1975. |
Jan Sturm, Schrijven op school. Een bundel artikelen over enkele aspecten van de schrijfdidactiek in het voortgezet onderwijs. DCN-cahier 3. Groningen, 1976. |
Peter van den Hoven, Kinderteksten en kritische pedagogie. Muzisch Werkboek Al Doende, tweede werkboek, B2, blz. 39-66, Amersfoort, 1976. |
Christine Koita (Hrsg.), Freinet-Pädagogik. Unterrichtserfahrungen zu: Freier Text, Klassenzeitung, Korrespondenz. Berlijn, 1977. |
| |
| |
Eva Maria Kohl, Die Wolke ist ein Wandersmann. Erfahrungen mit schreibenden Kindern. Resultate, Theoretische Schriften zur Kinder- und Jugendliteratur. Berlin, 1978. |
Annelies Dekkers, Peter Dekkers, Heleen Rutting, Gedichten maken op school. Den Bosch, 1979 (Derde druk). |
Célestin Freinet, Pädagogische Texte. Mit Beispielen aus der praktischen Arbeit nach Freinet. (Hrsg. Heiner Boehncke). Reinbeck, 1980. |
Brian Sutton-Smith, The folkstories of children. Philadelphia, 1981. |
Paula Gomes, Per Groen, Spelen met woorden. Creatieve en expressieve taalontwikkeling in de basisschool. Rotterdam, 1981. |
Karl-Heinz Jahn, Karl-Heinz Kirn, Schüler schreiben selbst. Märchen, Parabel, Lyrik, Eulenspiegelei, Parodie und Utopie als Unterrichtsgegenstand. Weinheim, Basel, 1983. |
C.A.M. Doekemeijer, Een Freinetschool. Tilburg, 1984. (Onderwijskundige Brochuren Reeks 304) |
W. Verlaeckt (red.), Over creativiteit in schrijven. Leuven, Amersfoort, 1984. |
Jeanet Elders, Fred Heering, Geert Koefoed, Een reden om te schrijven. Werken met kinderen aan poëzie. Nuenen, 1984. |
Damon Knight, Hoe schrijf ik een goed verhaal. Utrecht, Antwerpen, 1985. |
Verzamelingen kinderteksten
|
École Freinet, Enfants Poètes. Poèmes et dessins de l'Ecole Freinet. La table ronde. Parijs, 1954. |
Chris Searle, Stepney Words. Londen, 1971. |
Chris Searle, Fire Words, Londen, 1972. |
Denys Thompson (ed.), Children as poets. Londen, 1972. |
Jongeren en poëzie. Themanummer Jeugd en Samenleving, jaargang 4, juli/augustus. Utrecht, 1974. |
Chris Searle, Classrooms of resistance, Londen, 1975. |
Schrijf eens een brief aan de burgemeester. Verhalenbundel kinderboekenweek. Enschede, 1975. |
Paula Gomes (red.), Spelen met woorden. Rotterdam, 1976. |
De room van Pa Radijs. Gedichten van kinderen. Sint Gummaruscollege. Lier, 1980. |
In de kooi ben ik niet bang. Gedichten en tekeningen van kinderen. Amsterdam, 1980. |
Nelleke van der Drift, Achterwerk, Brieven van kinderen. Amsterdam, 1981. |
C.W. Schraa, Klein lied. Een stroom gedichten van kinderen. Amsterdam, 1982. Het andere land. Gedichten van kinderen. Midlaren, 1984. |
Fred Heering (red.), Ik hou van alles... van liefde en verdriet. Nuenen, 1984. (Tweede druk) |
Nelleke van der Drift en Robert-Henk Zuidinga, Achterwerk in de boekenkast. Brieven van en gedichten voor kinderen. Amsterdam, 1985. |
Mijn refrein is anders. Poëzie en proza van leerlingen van het Lauwerscollege. Buitenpost, 1986. |
Fred Heering (red.), De vlucht van de vogel, Nuenen, z.j. |
Peter van den Hoven en Paul van Beers, En vroeger kon je spelen waar nu het Jeroen Boschcollege staat... Kinderen schrijven over wonen, werken en spelen in Den Bosch. Den Bosch, z.j. |
14 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1987
|
|