| |
| |
| |
C. Joh. Kieviet
door Marleen Wijma
Cornelis Johannes Kieviet werd in 1858 in Hoofddorp geboren. Hij was de jongste van elf kinderen, zijn vader was timmerman. Na een opleiding als onderwijzer, gaf hij les in Delft, Hoofddorp, Lisse, Den Haag, Etersheim (nabij Hoorn) en Zaandam. Hij begon kinderboeken te schrijven, omdat hij vond dat er niet genoeg echte kinderboeken voorhanden waren. Zijn eerste kinderboek De twee neven werd gepubliceerd in 1890. In 1892 verscheen Uit het leven van Dik Trom. Nadat vier andere uitgeverijen het manuscript hadden geweigerd, vanwege het vrijmoedige en voor die tijd onpedagogische karakter van dit kwajongensverhaal, durfde uitgeverij Kluitman het wèl aan. Het boek verkocht heel slecht. Pas acht jaar later was de oplage uitverkocht. Voor de tweede druk voorzag Johan C. Braakensiek het boek van illustraties. Toen begon het boek aan zijn triomftocht. Ook in onze tijd is dit klassieke kinderboek uit de Nederlandse jeugdliteratuur nog steeds een verkoopsucces.
C. Joh. Kieviet schreef naast het genre Dik Trom-verhalen ook vele historische jeugdboeken, zoals Fulco de Minstreel (1892), In woelige dagen (1894), Het slot op den hoef (1897) en De duinheks (1913).
C. Joh. Kievit was getrouwd en had kinderen. Zijn dochter Mevr. M.A.M. Kempen-Kieviet karakteriseert haar vader als een mijmeraar. Hij las niet veel. Wel las hij graag de kinderen op school voor uit eigen werk en soms speelde hij operette met hen. Na de dood van zijn vrouw verliet hij in 1917 het onderwijs en vestigde zich te Wassenaar, waar hij in 1931 is overleden.
| |
Werk
In een interview in Het Vaderland (8-3-1928) verwoordt de auteur zijn motivatie voor het schrijven van de Dik Trom-verhalen als volgt:
| |
| |
‘Ik wilde een nieuwe geest brengen in de kinderlitteratuur. Niet alleen in de geschiedkundige verhalen, maar ook in de kinderromans. Tot nu toe - dat hebben b.v. Andriessen en Gerdes zo voortreffelijk gedaan - werden in de kinderlitteratuur alle jongens en meisjes als hele brave wezentjes voorgesteld. 'k Vind echter, dat, wil de jeugd iets leeren uit de boeken, zij dan in de hoofdpersonen moet vinden jongens en meisjes die werkelijk bestaan kunnen, niet alleen in hun gedachtenwereld, maar ook daarbuiten in het leven. Uit deze gedachte nu is Dik Trom gegroeid.’
Het overgrote merendeel van de boeken in Kieviets tijd was inderdaad ‘zoetelijk en lief met een moraal-tot-slot’. ‘Dik Trom is een levensecht prototype van de gezonde Nederlandse dorpsbengel die is grootgebracht in de vrije natuur en die zich bekneld voelt tussen school- en andere muren.’ (De Tijd, 8-3-'58). Het ontbreken van gemoraliseer, de vlotte schrijftrant en het beschrijven van humoristische jongensstreken, dit alles was heel bijzonder in zijn tijd. Kieviet schreef vanuit de mentaliteit van het kind. Pas als zijn kinderen en zijn leerlingen het verhaal goedkeurden, was het goed. Daar kwam bij dat Kieviet in zijn verhalen het geordende gezag op de korrel nam: Dik Trom is herhaaldelijk de chagrijnige veldwachter Flipsen te slim af.
De gezaghebbende jeugdboekcritici uit die periode zoals Nellie van Kol, Nienke van Hichtum en Jan Ligthart hebben, ondanks het toch enigszins revolutionaire karakter van het verhaal, het verfrissende en vernieuwende onderkend en positief beoordeeld.
In de jaren '20 en '30 is de kritiek van de zijde van pedagogen en jeugdboekcritici op Dik Trom ongekend hevig. Dit heeft te maken met het feit dat het kwajongensverhaal in Nederland een wijd verbreid genre was geworden, dat de jeugd maar al te graag las, terwijl de bezorgde volwassenen vonden dat de jeugd door middel van opbouwende kinderboeken innerlijke beschaving bijgebracht moest worden om in deze moeilijke crisisjaren niet te demoraliseren! Pedagoog J.H. Gunning Wzn. (Het Kind, 3-2-'23) vindt dat het verhaal van Dik Trom kan worden gekarakteriseerd door het woord ‘Ploertigheid!’ Daaronder verstaat hij ‘de minst beschaafde vorm van boertigheid, een soort van aardigheid en joligheid die van alle fijnheid en goede smaak gespeend is, alleen maar doet lachen en - en dat is het ergste - de diep in ons volkskarakter gewortelde straatjongensachtigheid kittelt en vleit.’
Rond 1930 worden de Dik Trom-boeken (en ook Pietje Bell e.d.) uit de meeste bibliotheken verwijderd. Maar de verkoop van de boeken gaat gewoon door en de vraag wordt eerder groter dan kleiner. Het blijvend
| |
| |
succes van Dik Trom beschrijft Prof. Dr. A. van der Lee (De Telegraaf, 31-12-'66) als volgt: ‘De heilige huisjes van toen zijn er nu nog. De streken die Dik Trom uithaalt, worden nog graag uitgehaald. Er spreekt een gezonde geest uit het boek. Als Dik iets ondeugends doet, krijgt hij straf of maakt hij het zelf weer goed, maar er is gerechtigheid en daar houden kinderen van.’
In het buitenland is Dik Trom nooit een succes geweest. Het is in het Duits, Engels en Maleis vertaald, maar Dik Trom blijkt typisch Hollands, niet weg te denken uit het polderland.
Literaire prijzen heeft C. Joh. Kieviet nooit ontvangen. Nationale erkenning kwam pas toen in 1968 de lagere school in Hoofddorp naar Dik Trom werd vernoemd en in 1971 in Hoofddorp een bronzen beeldje van Kieviets boekenheld achterstevoren op een ezel werd onthuld.
Toen in 1981 de auteursrechten op de boeken van de schrijver vervielen, verdrongen de uitgeverijen zich om de boeken van Kieviet op de markt te brengen. Er werden zelfs kamervragen gesteld toen Uitgeverij Kluitman zijn rechten veilig wilde stellen door de naam Dik Trom als warenmerk te deponeren. De titels zouden dan niet door andere uitgeverijen mogen worden gebruikt. Kluitman verloor het kort geding (2-3-'82) dat rond deze zaak was aangespannen.
| |
Historische verhalen
De opbouw van Kieviets middeleeuwse verhalen is simpel en steeds hetzelfde. Een goede ridder en een dappere onbaatzuchtige dienstman tegenover een kwade ridder met een even boosaardige en bovendien nog laffe handlanger. Het goede overwint altijd. De verhalen zijn spannend en informatief. Kieviet heeft zich steeds redelijk gedocumenteerd. D.L. Daalder over zijn historische verhalen: ‘Ik ben niet blind voor de schablone in dit werk, voor het streven naar grof en goedkoop effect, voor de handigheid van de enscènering, het simplistische in de typering van de personen die nimmer uitgroeien tot karakters, voor de retorica in stijl en dialoog, maar er is, ondanks en misschien ook gedeeltelijk door dat alles, iets van leven en beweeglijkheid, van kleur en gloed in deze verhalen, dat bij Stamperius en zijn adepten ten enenmale ontbrak. Kieviet heeft zich onsterfelijk gemaakt in de wereld van ons kroost, omdat hij de waarde en de kracht van een artist had, hij had plezier in zijn schrijverij en bovenal hij bezat humor die tot die tijd in de kinderliteratuur vrijwel ontbroken had.’
Bekend gebleven historische verhalen zijn:
Fulco de Minstreel speelt in 1297, direct na de moord op Floris V. Fulco is de dienaar van ridder Gijsbrecht van IJselstein. Als de vijandige Heer van Vianen Gijsbrecht opsluit in zijn
| |
| |
Illustratie van Rien Poortvliet uit Fulco de minstreel
kerkers, lukt het Fulco, vermomd als minstreel, zijn heer te bevrijden. Aan het eind wordt Fulco tot ridder geslagen.
Het slot op den Hoef handelt over de strijd tussen de graven van Holland en Friesland in de 13e eeuw om de opvolging in het Hollandse Huis na de dood van graaf Dirk VII. De vermomde graaf Willem van Friesland wordt door de goede jager Jan van 't Riet door het vijandelijk gebied geloodst.
In woelige dagen speelt aan het begin van de Hoekse en de Kabeljauwse twisten - toen er gevochten werd om de grafelijke macht in Holland. Twee kinderen van de Friese ridder Bruno zijn ontvoerd. Bruno zelf is in de strijd tegen graaf Willem IV van Holland gesneuveld. De trouwe kamerdienaar Feiko vindt en redt de kinderen.
In den Otter gaat over onderdrukking en verzet in de Napoleontische tijd. Het verhaal speelt zich af tijdens de Zaanse opstand tegen de Fransen in 1813.
De duinheks speelt ook ten tijde van de Franse bezetting van Napoleon. Dit keer in Katwijk. De duinheks meent dat haar man en haar zoon zijn omgekomen in de strijd. Ze raakt af en toe gek van verdriet en ze stookt vuur in het duin om aan te geven waar de veilige thuishaven is. Haar andere zoon werkt als koerier voor het verzet. Na vele avonturen komt alles goed en blijken zoon en vader nog in leven.
| |
Illustraties
Johan C. Braakensiek was politiek tekenaar en kenner van de vaderlandse geschiedenis. Zijn illustraties hadden een zekere ongedwongenheid. Ook zijn werkwijze was revolutionair in vergelijking met de stijve platen die de kinderboeken in die tijd bevatten. Hij doorbrak de strakke omkadering en hij tekende meer reacties op de tekst dan taferelen uit het verhaal. Daarmee maakte hij de lezer nieuwsgierig. Hij koos zoveel mogelijk de humoristische gebeurtenissen en benadrukte de grap- | |
| |
pige trekjes van de verhaalpersonages. Zijn tekeningen pasten dan ook uitstekend bij de stijl en de inhoud van het Dik Trom-verhaal. Tekst en illustraties vormen een twee-eenheid en deze twee-eenheid stond garant voor succes.
Zelfs de 70e druk van Uit het leven van Dik Trom wordt nog steeds verluchtigd met zijn tekeningen. Ook veel historische verhalen heeft Johan C. Braakensiek geïllustreerd. Deze werden daarentegen bij latere drukken wèl van andere illustraties voorzien. L.W.R. Wenckebach, C. Koppenol, Daan de Vries, J.W. Heyting, maar vooral de tekeningen van Rie Reinderhoff hebben het gezicht van Kieviets historische verhalen bepaald.
De historische verhalen zijn in onze tijd geïllustreerd door Rien Poortvliet, Marie Sophie Méjan, Jaap Nieuwenhuis en Dick de Wilde.
| |
Uit het leven van Dik Trom
Dik Trom wordt als dikkertje geboren, vandaar zijn naam. Zijn vader (timmermansknecht) heeft meteen door dat dit een bijzonder kind is en dat is ie! Van jongsafaan doet hij veel ondeugende dingen, maar altijd met de beste bedoelingen en met de lachers op zijn hand. Op vierjarige leeftijd drijft hij in zijn moeders wastobbe het kanaal op. Hij is ondertussen al tien keer in de sloot gevallen, drie keer overreden en heeft twee steentjes in zijn neus gehad. Op school kunnen de magere juf en Dik Trom erg slecht met elkaar overweg. Zijn buurman op school is Bruin Boon, een laffe, gemene jongen. Dik krijgt van alles de schuld. Eens neemt hij een kikker mee naar school. De juf stuurt hem de gang op. Dik neemt wraak: alle klompen en petten gooit hij door elkaar, de hoed van Bruin Boon stopt hij in een emmer water en daarna paradeert hij met jufs mantel en hoed op het schoolplein.
De heks van de Achterweg is alom gevreesd. Dik heeft lef genoeg om aan haar hutje te gaan luisteren. Daar hoort hij dat ze veeleer hulpbehoevend en noodlijdend dan gevaarlijk
Illustratie van Joh. Braakensiek uit Uit het leven van Dik Trom
| |
| |
is. Hij zorgt ervoor dat ze geholpen wordt. Dik Trom weet als enige een wilde ezel te berijden door achterstevoren op het dier te gaan zitten. Veldwachter Flipsen heeft heel wat met Dik Trom en zijn kornuiten te stellen. Een keer weet Flipsen Dik Trom in de gevangenis onder het stadhuis te krijgen. Maar zijn vrienden trekken hem door de tralies en Flipsen heeft een lege broek in zijn handen! Als zijn moeder ziek wordt, verpleegt Dik haar met de tederste liefde. Zijn vader wordt invalide en Dik zal als soldaat naar de West gaan om geld te verdienen. Gelukkig hoeft hij niet van zijn ouders te scheiden, omdat een goed mens hen geld wil lenen om samen een winkeltje te beginnen.
In de vervolgdelen van Dik Trom ontmoeten we Dik gewoon weer als lagere schooljongen. In 1907 schrijft Kieviet De zoon van Dik Trom, maar in 1920 weer gewoon Dik Trom en zijn dorpsgenoten en in 1923 Het tweede boek over Dik Trom en zijn dorpsgenoten.
De ouders van Dik Trom die in Uit het leven van Dik Trom al bedlegerig en invalide zijn, zijn in De zoon van Dik Trom helemaal stokoud. Maar ze zijn gedoemd tot onsterfelijkheid, want C. Joh. Kieviet was een zachtaardig man en kon het niet over zijn hart verkrijgen iemand in zijn boeken dood te laten gaan.
| |
Bibliografie
Kinderboeken
|
De twee neven. Alkmaar, Kluitman, 1890. |
Frans van Dorentil. Alkmaar, Kluitman, 1891. |
Uit het leven van Dik Trom. Alkmaar, Kluitman, 1891 (75e druk 1988). |
Fulco de minstreel. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1892 (15e druk 1985). |
In woelige dagen. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1894. |
Nog niet te laat. Alkmaar, Kluitman, 1894. |
Het badreisje van Cor Slung. Alkmaar, Kluitman, 1895. |
De jonge musicus. Alkmaar, Kluitman, 1896. |
Jaepie-Jaepie. Alkmaar, Kluitman, 1897. |
Het slot op den Hoef. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1897 (15e druk 1985). |
Onder verschillende meesters. Alkmaar, Kluitman, 1898. |
De club ‘Van Zessen Klaar’. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1898. |
De twee broeders. Alkmaar, Kluitman, 1898. |
Uit den riddertijd. Alkmaar, Kluitman, 1900. |
Wilde Bob. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1900. |
Slaet op den trommele. Alkmaar, Kluitman, 1901. |
Frits Wardland. Alkmaar, Kluitman, 1901. |
Ab en z'n vrienden. Amersfoort, Valkhoff, 1903. |
De club op reis. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1903. |
Jongens van Oudt-Holland. Amersfoort, Valkhoff, 1904. |
Okke Tannema. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1904. |
De hut in het bosch. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1905. |
De Kennemer vrijbuiter. Amersfoort, Valkhoff, 1905. |
De zoon van Dik Trom. Amersfoort, Valkhoff, 1907. |
In ‘Den Otter’. Amersfoort, Valkhoff, 1908 (8e druk Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1971). |
Vroolijke vertellingen. Amersfoort, Valkhoff, 1909. |
| |
| |
Kleine Olle en zijn ekster. Amersfoort, Valkhoff, 1909. |
Pension Zonneduin. Amersfoort, Valkhoff, 1910. |
Gouden daden. Alkmaar, Kluitman, 1910. |
Toen Dik Trom een jongen was. Amersfoort, Valkhoff, 1912. |
De duinheks. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1913 (10e druk 1979). |
Uit het notulenboek van Dorus. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1915. |
Het geheim van de Canadees. Amsterdam, Ten Have, 1917. |
De geheimzinnige koepel. Amersfoort, Valkhoff, 1918. |
Een dozijn Hollandse jongens. Haarlem, Tjeenk Willink, 1919 (herziene druk Laren, Blitz, 1958). |
Dik Trom en zijn dorpsgenoten. Alkmaar, Kluitman, 1920 (45e druk 1988). |
Het vroolijke trio. Amersfoort, Valkhoff, 1920. |
Het tweede boek van Dik Trom en zijn dorpsgenoten. Alkmaar, Kluitman, 1923 (38 druk 1987). |
De woelwater. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1924. |
Het huisgezin van dr. Forting. Alkmaar, Kluitman, 1924. |
Avonturen met oom Theo en Aboe Do. Zaandam, N.V. Koek- en Beschuitfabrieken v/h G. Hille en Zoon, 1926. |
Pim en Kim. Amersfoort, Valkhoff, 1927. |
De zeerover van Oostzaan. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1927. |
Haar chauffeur. 's-Gravenhage, Boek en Periodiek Goddard, 1928. |
Het kamp in 't Spookbosch. Oorspronkelijke druk 1929 (herz. druk, Laren, Blitz, 1957). |
De moord bij den hertenkamp. 1930. |
Benito de jonge zwerver. Rotterdam, Biskwie-, Koek- en Beschuitfabrieken Paul C. Kaiser, 1930. |
Avonturen van Dik Trom. Alkmaar, Kluitman, 1931 (34e druk 1987). |
Een vacantiereis langs den Rijn. Zaandam, Keg's Koffie en Theehandel, z.j. |
In de Riddertijd. Bewerkt door R.P. Baronner. Den Haag, Kruseman, 1981. |
(Omnibus, bevat: Het slot op de Hoef, Fulco de minstreel en In woelige dagen.) |
De dikke Trom. Ridderkerk, De Denker, 1982. (Omnibus, bevat de zes Dik Trom-verhalen). |
Over Joh. C. Kieviet
|
[Anoniem], Een slecht boek. Niet koopen. In: Het Kind, 6-1-1923 en 3-2-1923. |
H. van Tichelen, Over boeken voor kindsheid en jeugd. Antwerpen, Uitgeverij Ontwikkeling, 1952. |
[Anoniem], Cornelis Kieviet, de ‘vader’ van Dik Trom, werd 100 jaar geleden in Hoofddorp geboren. In: De Tijd, 8-3-1958. |
[Anoniem], Een bijzonder kind en dat is ie. In: De Telegraaf, 31-12-1966. |
‘Vader was geen wilde figuur.’ In: Trouw, 30-10-1968. (Interview) |
[Anoniem], Gemeenteraad windt zich op over Dik Trom. In: Het Parool, 2-11-1968. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Schiedam, Interbook International, 1976, blz. 100-102. (1e druk 1950). |
J. Riemens-Reurslag, Het jeugdboek in de loop der eeuwen. Schiedam, Interbook International, 1977, blz. 179-183. |
E. Hoekstra-Levenga, C. Joh. Kieviet. Den Haag, NBLC, 1979 (monografieën serie 1, nr. 3). |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken. Johan C. Kieviet. Den Haag, NBLC, 1979, nr. 13. |
H. van Gelder, 't is een bijzonder kind en dat is ie. Bussum, De Gooise Uitgeverij, 1980. |
J. Westerlaken, Herinneringen aan C. Joh. Kieviet; een poëet met gezag. In: Haarlems Dagblad 12-8-1981. |
[Anoniem], Kluitman poogt Dik Trom exclusief te houden - Dik Trom toch vrij. In: Haagsche Courant 2-3-1982. |
A. de Vries, Dik Trom en de bezorgde opvoeders. In: Bzzlletin, jaargang 12 (1984), nr. 115. |
M. van Wijk-Sluyterman, Een eeuw Kieviet in beeld. In: Leesgoed, jaargang 14 (1987), nr. 2. |
17 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1988
|
|