| |
| |
| |
Mensje van Keulen
door Jos Staal
Foto: Hazewindus
Mensje van Keulen is als Mensje Francina van der Steen op 10 juni 1946 in Den Haag geboren. Ze was de oudste van drie kinderen in een katholiek gezin; haar vader was klerk. Nadat ze de middelbare school had afgemaakt - één jaar Gemeentelijke hbs, daarna de rooms-katholieke mms - vertrok ze in 1965 naar Engeland, waar ze diverse baantjes had en een cursus schilderen volgde aan een Art School in Londen. In 1966 vestigde ze zich in Amsterdam en trouwde met de fotograaf Lon van Keulen. Na de scheiding bleef ze met haar zoon in Amsterdam wonen.
In 1970 kwam Mensje van Keulen als tekenares in de redactie van het destijds illustere weekblad Propria Cures, waarvoor ze later ook verhalen en gedichten ging schrijven. In 1972 debuteerde ze met de spraakmakende novelle Bleekers zomer, nog in dat zelfde jaar gevolgd door de verhalenbundel Allemaal tranen. Van 1973 tot 1981 maakte ze deel uit van de redactie van het literair tijdschrift Maatstaf. Haar eerste jeugdboek, Tommie Station, verscheen in 1985 en werd prompt bekroond met een Zilveren Griffel. Sindsdien publiceert ze afwisselend voor volwassenen en kinderen. Vrienden van de maan leverde haar in 1991 de Nienke van Hichtumprijs op. Meneer Ratti kreeg in 1993 een Vlag en Wimpel.
| |
Werk
De boeken die Mensje van Keulen voor volwassenen schrijft, zijn overwegend realistisch. In haar kinderboeken laat ze een andere kant van haar schrijverschap zien, namelijk die van de bizarre fantasie. ‘Het bizarre trekt me,’ vertelt ze in een interview. ‘De enige eis die je steeds moet blijven stellen, is dat het ook binnen de fantasiewereld geloofwaardig moet blijven. Voor de rest ben je vrij.’
| |
| |
Haar eerste kinderboek, Tommie Station, schreef Van Keulen voor haar opgroeiende zoon Aldo. Ze kwam even niet verder met de roman waaraan ze werkte en besloot te beginnen aan een verhaal voor Aldo. De eerste zin had ze al een tijdje in haar hoofd: ‘Vroeger, maar dan nog eerder, bestonden er geen treinen.’ Al schrijvend kreeg ze er zo'n plezier in dat het verhaal steeds verder uitdijde. Het schrijven voor kinderen vindt ze niet makkelijker, maar emotioneel wel minder gecompliceerd dan het schrijven voor volwassenen; er is meer afstand. ‘Ik heb eigenlijk voor het eerst iets gemaakt, waar ik zelf soms heel hard om moest lachen.’
Kinderboeken stellen volgens haar speciale eisen: korte zinnen, geen moeilijke woorden, niet te somber en het verhaal moet vooral goed aflopen. Verder vindt Van Keulen het van belang dat het boek zich prettig laat voorlezen. De hoofdstukken mogen daarom niet te lang zijn.
Haar kinderboeken zijn vergeleken met die van Roald Dahl. De belangrijkste kenmerken zijn: humor, overdrijving en het werken met extremen. In Tommie Station plaatst Van Keulen de uiterst aardige machinist Eef tegenover het intens boosaardige echtpaar Bokker, dat zich gemakkelijk kan meten met de Griezels van Dahl. Zeker mevrouw Bokker is om van te walgen. Zij beheert de stationsrestauratie, waar ze kroketten bakt van bedorven meel vol ongedierte.
Het boek maakt een wat onevenwichtige indruk. In het eerste deel vindt Eef op het perron een tas waarin een jongetje te vondeling is gelegd. Hij doopt het Tommie Station en neemt het liefdevol op in zijn huis. Het echtpaar Bokker is vreselijk jaloers op Eef en bedenkt de gemeenste plannetjes om Tommie te laten verdwijnen. Het tweede deel speelt zich af in een fantasieland waar katten de baas zijn; er zijn daar net zo veel conflicten als in de mensenwereld. Het echtpaar Bokker komt in dit deel niet voor. In het korte derde deel zijn Tommie en Eef weer veilig thuis, is mevrouw Bokker in de steek gelaten door haar man en mag Tommie een paar jonge katjes uitkiezen.
Het boek is rijkelijk geïllustreerd door Willem van Malsen. Zijn kleine, veelal zwarte tekeningen passen goed bij de sfeer van het verhaal en vielen bij Mensje van Keulen erg in de smaak. De griffeljury toonde veel waardering voor de uitstekende stijl van de schrijfster. ‘Het boek leent zich goed voor voorlezen en dramatiseren’, meende de jury. Dat laatste gebeurde al een jaar na het verschijnen van het boek. Bij het RO Theater regisseerde Jos Thie een toneelversie waaraan ook veertig kinderen meededen.
Haar tweede kinderboek schreef Mensje van Keulen in opdracht van de Educatieve Dienst van het Noord-Hollands Philharmonisch Orkest, als onderdeel van een orgelproject voor de onderbouw van het basisonderwijs.
| |
| |
Illustratie van The Tjong Khing uit Polle de orgeljongen
Het boek werd ook uitgebracht in een handelseditie. Polle de orgeljongen (1987) is een kort verhaal met sprookjesachtige elementen. De vrolijke, vriendelijke Alma wordt voortdurend gepest door haar jaloerse tweelingzus Mora en vindt dan troost bij een pijporgeltje. Als na de geboorte van haar zoontje Polle het getreiter van Mora blijft doorgaan, brengt Alma de jongen en het orgeltje in veiligheid bij reuzen in de bergen. Jaren later, als zijn moeder op sterven ligt, keert Polle terug. Zijn tante weigert hem de toegang, totdat Polle in de kerk op het orgel begint te spelen. The Tjong Khing maakte bij het verhaal fraaie illustraties in grijstinten.
Mensje van Keulen is gefascineerd door spoken, vampiers en andere horror. Als kind vertelde ze al griezelverhalen aan haar jongere broer en zus. Vrienden van de maan (1989), een verhaal over vampiers, is dan ook aan hen opgedragen. Moederliefde speelt in dit boek een belangrijke rol. De vampier Luzabel gaat naar de mensenwereld om voor haar dichterlijke zoon Landolino een bruid te zoeken. Die vindt ze in Anneke Tax, dochter van een boekhandelaar. Vader Tax valt meteen voor de mysterieuze charme van Luzabel, maar moeder Tax ruikt letterlijk onraad. Als Anneke door Luzabel is meegelokt naar haar lugubere kasteel in de bergen, is het aan het uitzonderlijk reukzintuig en het doortastend optreden van moeder Tax te danken dat ze net op tijd wordt gered. Uiteindelijk blijven ook de vampiers gespaard; er wordt wel voor gezorgd dat ze het spookslot nooit meer kunnen verlaten.
Het verhaal bevat huiveringwekkende passages, zoals het hoort in dit genre, maar is toch in de eerste plaats grappig. Door de moederliefde en an- | |
| |
dere menselijke eigenschappen waarover de vampiers beschikken, krijgt het verhaal ook enige psychologische spanning. De jury van de Nienke van Hichtumprijs werd vooral getroffen door ‘de welhaast perfecte stijl’ van Mensje van Keulen. ‘Haar aandacht voor details, de prachtige beschrijvingen, de geestige dialogen: Vrienden van de maan mag een voorbeeld heten van het soort kinderboek dat zowel kinderen als volwassenen in gelijke mate weet te boeien. Over het literaire gehalte ervan is iedere discussie overbodig.’
In een ander griezelverhaal, Pas op voor Bez (1996), dalen de duivel en zijn grootmoeder af naar de mensenwereld. Oma Bez verveelt zich en wil een kind ontmoeten dat zo aardig en braaf is dat ze ervan moet gruwen. Het meisje dat ze vindt overtreft haar gruwelijkste dromen. Misselijk van zoveel braafheid vlucht het kwaadaardige duo terug naar de hel, waar Bez zich tevreden stelt met het pesten van haar kleinzoon. De onheilspellende illustraties in dit verhaal zijn van Jan Jutte.
Jutte illustreerde ook de twee dichtbundels die Mensje van Keulen schreef: Van Aap tot Zet (1990) en Snottebel Lies en andere portretten (1994). Beide bundels vormen een eenheid. Van Aap tot Zet is een dierenalfabet in de traditie van het abc-boek. Zesentwintig nonsensverzen van telkens twintig regels met nog twee extra regels bij wijze van pointe. Niet alleen door alliteratie maar ook in de woorden zelf probeert Van Keulen de letter die aan de beurt is, zo veel mogelijk kansen te geven: ‘Toen is Uil na uren dubben/ op een uitvinding gestuit,/ knutselde een uithangbord/ en hing dat bij zijn deurtje uit’ (Unico Uil).
In Snottebel Lies en andere portretten stelt een ik die zelf buiten beeld blijft zijn familieleden, huisdieren en knuffelbeesten op vermakelijke wijze te kijk. Net als Van Aap tot Zet werd dit familiealbum eerst in afleveringen gepubliceerd op de kinderpagina van nrc Handelsblad. De vorm van de verzen is telkens anders. Soms zijn er grafische grapjes in verwerkt. Het gedicht over oma, die gek is op schaken, heeft de vorm van een toren. Het gedicht over de tweeling Frits en Job is opgebouwd uit twee naast elkaar staande teksten die aan het eind een eenheid vormen.
Meneer Ratti (1992) wordt algemeen gezien als het beste jeugdboek van Mensje van Keulen. Het is een verhaal dat doet denken aan Een Kerstvertelling van Dickens. Een Scrooge-achtige mopperaar wordt week als hij te maken krijgt met het verdriet van een kind.
| |
Meneer Ratti
Meneer Ratti is een straatjutter die er 's nachts met een kinderwagen op uit trekt om dingen te verzamelen die door anderen zijn weggegooid. Hij bergt ze op in zijn sombere kelder, en nooit geeft hij iets weg. Aan mensen heeft hij een hekel, vooral kinderen kan hij niet uitstaan. ‘Dan komen ze leuren met kinderpostzegels. Of ze zeuren of ze de deurknop
| |
| |
mogen poetsen voor minstens twee kwartje. Of ze gaan onbenullige liedjes staan zingen met een lampion om snoep te krijgen. Ze willen altijd iets van je hebben...’
Op een dag ontdekt hij dat zich een kat in zijn kelder heeft verschanst. Eerst verzint hij allerlei manieren om het beest uit de weg te ruimen: in de kachel gooien, bakken in de koekenpan met een klontje boter, sudderen in de braadpan met uitjes en vette jus. De kat trekt zich niets aan van het agressieve gedrag van Ratti, en de mopperkont geeft zich uiteindelijk gewonnen. Dan meldt zich een buurmeisje dat op zoek is naar haar kat Vosje. Ze is zelfs bereid Ratti haar kostbaarste bezit te schenken: zeven prachtig glanzende parelbonken. Ratti beweert echter dat de kat van hem is en geeft het dier met verf een ander kleurtje. Maar als het meisje ziek van verdriet wordt, verzamelt hij alle 97 knuffeldieren die hij heeft, en schenkt ze aan het meisje. Ook de kat gaat terug. Vervolgens geeft hij zijn duizenden knikkers aan de kinderen in de straat, verkoopt zijn bijeengeraapte spullen en vertrekt naar Zwitserland.
Meneer Ratti is een geestig en ontroerend verhaal. Ratti - eigenlijk heet hij R.A.T. Tip, maar hij heeft gelezen dat er in Zwitserland een baron woonde die Ratti heette - is een onaangename, egoïstische man die niettemin vertedering oproept. Hij houdt middenstanders voor de gek en kan kostelijk schelden op roddelzieke buurvrouwen:
Illustratie van Jan Jutte uit Meneer Ratti
‘Stelletje tetterbellen! Wat denken jullie wel? Ga breien! Geef je kinderen een pak slaag! In plaats van te leuteren!’
| |
Waardering
Er wordt op de kinderboeken van Mensje van Keulen wisselend gereageerd. Tommie Station kreeg naast enthousiaste recensies ook negatieve reacties. Francien Braaksma vond het verhaal ‘een uitstekend slaapmiddel: ieder keer weer, na zo'n twee bladzijden gelezen te hebben, ging ik onder zeil’.
Van Vrienden van de maan prezen recensenten sfeer en stijl, ‘zingend en aanstekelijk proza’ volgens Joke Lin- | |
| |
ders, maar het verhaal zelf vond men nogal voorspelbaar. Rindert Kromhout: ‘Alles wat je verwacht te lezen in een verhaal over vampiers, staat in dit boek, maar niet meer dan dat.’ Aukje Holtrop ergerde zich aan de grote hoeveelheid personages en verwikkelingen. ‘Je merkt niet eens meer hoe kunstig het verhaal in elkaar zit, hoe je als lezer voortdurend van de één naar de ander gestuurd wordt en hoe ieder zijn eigen rol te spelen krijgt in het geheel.’ In het andere griezelverhaal, Pas op voor Bez, misten de critici een spannend plot.
De reacties op de dichtbundels Van Aap tot Zet en Snottebel Lies waren overwegend positief: grappig, kunstig, prettig ritme, in de traditie van Annie M.G. Schmidt en Han Hoekstra.
Meneer Ratti werd vrijwel unaniem geprezen. Selma Niewold: ‘Meneer Ratti laat zien waartoe zij werkelijk in staat is: het schrijven van een kort verhaal waarin geen woord te veel staat, met een plot dat goed en geloofwaardig is uitgewerkt.’
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Bleekers zomer (1972), Allemaal tranen (1972), Overspel (1982), Engelbert (1987), De rode strik (1994), Olifanten op een web (1997). |
Kinderboeken
|
Tommie Station. Met illustraties van Willem van Malsen. Amsterdam, Querido, 1985. |
Polle de orgeljongen. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido 1987. |
Vrienden van de maan. Met illustraties van Juliette de Wit. Amsterdam, Querido, 1989. |
Van Aap tot Zet. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1990. |
Meneer Ratti. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1992. |
Snottebel Lies en andere portretten. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1994. |
Pas op voor Bez. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Leopold, 1996. |
Over Mensje van Keulen
|
Rindert Kromhout, Mensje van Keulen op rand van meligheid. In: de Volkskrant, 19-11-1985. (Over Tommie Station) |
Francien Braaksma, De beste boeken... In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 13 (1986), nr. 4, blz. 146. (Over Tommie Station) |
Joke Linders-Nouwens, Schrijven voor kinderen is veel leuker. In: IJmuider Courant, 20-11-1985. (Interview) |
Rindert Kromhout, Tekeningen van The Tjong Khing sieraad voor sprookjesboek. In: de Volkskrant, 17-11-1987. (Over Polle de orgeljongen) |
Rindert Kromhout, Jagende wolken als een kudde bange schapen. In: de Volkskrant, 11-11-1989. (Over Vrienden van de maan) |
Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken. Den Haag, NBLC, jaargang 15 (1991), nr. 4. |
Lieke van Duin, De kachel lust vast wel een katje. In: Trouw, 19-8-1992. (Over Meneer Ratti) |
Selma Niewold, Wanneer een kat de kelder binnensluipt. In: de Volkskrant, 13-6-1992. (Over Meneer Ratti) |
Bregje Boonstra, Er was eens een waseens. In: Nicolaas Matsier e.a. (red.), Het literair klimaat 1986-1992. Amsterdam, De Bezige Bij, 1993, blz. 145. |
Carolien Zilverberg, Uit de neus slurpen. In: nrc Handelsblad, 19-8-1994. (Over Snottebel Lies en andere portretten) |
Selma Niewold, Vliegen die altijd rond Marietje's hoofd zoemen. In: de Volkskrant, 23-9-1994. (Over Snottebel Lies en andere portretten) |
Selma Niewold, Verveling in de hel. In: de Volkskrant, 11-10-1996. (Over Pas op voor Bez) |
49 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1999
|
|