| |
| |
| |
Valentine Kalwij
door Marlene Lunter
Valentine Kalwij is op 19 december 1949 in Amersfoort geboren. Ze studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, woont in Leunen (Limburg) en geeft les aan een scholengemeenschap in Venray. Daar begon ze als docente te schrijven in de schoolkrant. In 1983 stuurde ze haar eerste verhaal naar Tikker, een magazine voor jeugdliteratuur, bestemd voor de middenklassen van het voortgezet onderwijs. De redactie was enthousiast en vroeg om meer kopij. Ook werd ze gevraagd zitting te nemen in de redactie van Bumper, het magazine voor de laagste klassen van het voortgezet onderwijs. Haar eerste boek, Lefgozers (1986), is een bundeling van de verhalen die ze publiceerde in Tikker en Bumper. Het titelverhaal was ook te lezen in de Blauw Geruite Kiel, de toenmalige jeugdkrant van Vrij Nederland.
| |
Werk
Valentine Kalwij schreef twee verhalenbundels, een detective en een poëziebundel. Het compacte van gedichten, het werken met klank, ritme en associaties boeit haar bijzonder. De verhalen die ze schrijft zijn gebaseerd op jeugdherinneringen. Ook haar twee kinderen en haar werk als lerares vormen een inspiratiebron. Ze is goed op de hoogte van wat er onder de schooljeugd leeft en schrijft daarover in een soepele, bondige stijl. In haar dialogen probeert ze zoveel mogelijk de spreektaal te benaderen. Uitgangspunt voor haar verhalen kan een concrete gebeurtenis, maar ook een bepaald kind of een sfeer zijn. ‘Kinderen willen in een boek iets spannends en iets zieligs lezen,’ meent zij. Met een personage dat iets ergs overkomt, kan de lezer volgens haar meeleven en dat is goed voor de emotionele ontwikkeling.
In haar verhalen zijn gewone jongens en meisjes de hoofdpersoon. De meeste verhalen zijn realistisch, met een problematiek die pubers kunnen herkennen. Zo beleeft Loes in het verhaal ‘Gepakt’ uit Lefgozers haar eerste liefdesverdriet. Ze is verliefd op de broer van haar beste vriendin. Hij heeft haar onverwacht gezoend en ze loopt met haar hoofd in de wolken. Maar als ze hem tegen een vriendje hoort opscheppen over hoe hij haar eens flink heeft ‘gepakt’, staat ze met een smak weer op de grond. De volwassen hoofdpersoon uit ‘Bloemen kopen’ herinnert zich hoe ze als kind voortdurend achter de lerares Neder-
| |
| |
Illustratie van Charlotte Dematons uit Een lolletje en andere veranderingen
lands aanliep. Ook zij belandt weer met beide benen op de grond als de lerares haar duidelijk maakt dat ze moet stoppen met haar achterna te lopen.
Andere onderwerpen zijn gepest worden, problemen met ouders en elkaar uitdagen. De pesterijen nemen soms een gewelddadige vorm aan. Sander in ‘Een lolletje’ uit de bundel Een lolletje en andere veranderingen (1989) wordt tijdens zijn eerste krantenronde door twee leeftijdsgenoten in elkaar geslagen. De gevolgen zijn zo ernstig dat hij niet meer de straat op durft. In ‘Dertien’ wordt één van de pestkoppen zwaar gestraft. Pieter-Jan, de grootste treiteraar, is door een leraar op het matje geroepen. Later vinden twee klasgenoten stukjes van zijn trui en delen van een menselijk skelet op de kamer van de leraar. Van Pieter-Jan wordt nooit meer iets vernomen.
Ook de dood en allerlei levensvragen komen in de verhalen aan bod. Eén hoofdpersoon realiseert zich dat het leven tijdelijk is, de vader en een broertje van een jongen komen om en een ander vraagt zich af of er nog toekomst is voor de jeugd.
Andere verhalen hebben een mysterieuze inslag. Tanneke uit ‘Heks’ (Een lolletje) heeft ruzie met Daaf, een vervelende jongen uit haar klas. Ze zou een heks willen zijn om hem eens flink te straffen. Ze bestudeert boeken over hekserij en droomt dat ze een heks is. Tijdens een dans bij volle maan roept ze buikpijn over Daaf af, maar het pakt anders uit dan haar bedoeling was.
Herman uit het gelijknamige verhaal in Een lolletje wil graag een boeddhist zijn en trekt zich steeds meer in zichzelf terug. Op een dag komt hij zijn bed niet meer uit en uiteindelijk neemt hij een niet menselijke gedaante aan.
Tussen de realistische en mysterieuze verhalen in staan verhalen die iets aparts hebben maar toch reëel zijn. Gonda (‘Gonda’ in Een lolletje) houdt zoveel van alles wat leeft dat ze vegetariër wordt en op het laatst zelfs moeite krijgt met het eten van groente.
| |
| |
Lefgozers is opgedragen aan ‘allen die al dan niet huilend in Jerusalem de weg hebben gezocht.’ Deze opdracht verwijst naar de zegswijze ‘de weg weten in Jeruzalem’, maar ook naar alle brugklassers op Kalwijs school, scholengemeenschap Jerusalem, die in het begin van het schooljaar nogal eens de weg kwijt raken.
| |
Het lijk langs het spoor
Maarten en Marion, twee brugklassers, vinden langs de spoorbaan het lijk van een vrouw en vanaf dat moment kan de lezer meeleven met hun wisselende gevoelens. Tegenover hun klasgenoten voelen ze zich helden omdat zij het lijk hebben ontdekt. Tegelijk hebben ze medelijden met de vermoorde vrouw, die bij hun in de buurt woonde en een hondje achterlaat. Ze willen voor dat hondje gaan zorgen, maar tot hun verbazing ontdekken ze dat Maartens overbuurman dat al doet, een hondenhater nota bene. Ze merken dat hij dankzij het hondje allerlei spullen uit het huis van de vrouw kan halen. Ook Ron, de broer van Maarten, blijkt er iets mee te maken te hebben. Marion wil naar de politie, Maarten niet: hij wil niet dat er iets met zijn broer gebeurt. Vanaf dat moment gaat de gezinssituatie van de kinderen een steeds grotere rol spelen. Marion komt uit een warm gezin met twee zusjes. De ouders van Maarten zijn gescheiden en zijn moeder ziet hij zelden. Vooral Ron lijdt onder de scheiding, hij ontspoort en houdt zich met diefstal en heling bezig. Het contact tussen de broers is slecht.
Dankzij de kinderen wordt de ‘moord’ opgelost, hoewel niet te bewijzen is of de dader de vrouw opzettelijk of per ongeluk heeft omgebracht. Behalve over misdaad en een gebroken gezin gaat het boek ook over geheimen. Sommige geheimen mag je best voor je houden, andere juist niet: ‘Ze zouden haar alles in geuren en kleuren vertellen. Nou ja, alles...? Sommige woorden van Ron zouden ze maar niet herhalen. Zelfs mama hoefde niet altijd alles te weten.’
| |
Neem nu een paardebloem
In haar poëzie snijdt Valentine Kalwij onderwerpen aan die aansluiten bij de belevingswereld van kinderen. Haar bundel Neem nu een paardebloem (1988) bestaat uit drie afdelingen met titelloze gedichten.
In deel 1 staan gedichten over de natuur, waar de dichteres met verwondering naar kijkt, bijvoorbeeld naar een paardebloem die ‘heel mooi en hevig bloem’ is. Een ander gedicht gaat over de hoeveelheid zon in Bretagne tijdens een bepaald jaar. Er was zo weinig zon, dat ‘de hortensia/ veel dieper was van kleur’. Maar omdat ‘het water van de oceaan/ zo koud’ was dat jaar, kwamen er ‘aanzienlijk minder/ mensen te verdrinken’. De verrassende conclusie luidt: ‘een mooie zomer dus/ wat dat betreft’. In weer een ander gedicht gaat het om ‘snelle jongens’ in ‘glanzend zwartleren pakken/ fel geel- | |
| |
gestreept’. Uit de laatste strofe blijkt dat zij ‘uitzijn op/ je boterham met jam/ of op je limonade’. De lezer moet zelf concluderen om wie of wat het hier nu precies gaat.
Deel 2 gaat over kunst. Dankzij de kunst is de wereld anders dan daarvoor, staat er in een gedicht. In een ander gedicht spreekt Kalwij haar medelijden uit met een kind dat pianolessen heeft maar een hekel aan muziek. Het gedicht eindigt met een verrassende wending:
want - ik moet er niet aan denken -
want je zal die piano zijn!
In deel 3 komen gevoelens als vreugde, verdriet, angst of verveling aan bod. Eén gedicht gaat over de saaie zondag met ‘een x-tal lege uren’. De laatste regel luidt: ‘als ik god was/ koos ik toch een andere dag’. In deze afdeling overheersen melancholie en zwaarmoedigheid. In het laatste gedicht wil de ik ‘even niet bestaan’ en iemand met griep vraagt zich af ‘waartoe leven wij’.
Kalwij gebruikt nauwelijks leestekens, het is goed opletten waar de zin doorloopt of juist eindigt. De gedichten hebben een wisselend aantal regels en variëren in zinslengte. Kalwij maakt spaarzaam gebruik van rijm en beeldspraak. Toch staan er soms sterke beelden in haar gedichten. Een zonsondergang vergelijkt ze met ‘de zwarte kap/ van een gigantisch stadion’.
| |
Waardering
Kalwijs verhalenbundels zijn nogal wisselend beoordeeld. ‘In een kort verhaal moet de schrijver in een paar zinnen schetsen waar het om gaat, terwijl de plot in enkele bladzijden moet leiden naar een verrassend einde. [-] Valentine Kalwij is daarin bij de meeste verhalen geslaagd,’ schrijft Ruud Kamphoven over Lefgozers. Een andere recensent daarentegen vindt dat er in Kalwijs boeken niks te lachen valt, dat alles somber, treurig en verdrietig is. Bovendien geeft ze aan het begin van het verhaal de clou al weg, waardoor de spanning ontbreekt. Sommige verhalen zijn zwak, andere verrassend.
Annemie Deraeve zegt over Een lolletje en andere veranderingen: ‘De verhalen zijn vrijwel alle geslaagd in hun eenvoud. Ze behandelen vaak het zoeken of vinden van eigenheid en zelfstandigheid en getuigen van een sympathie voor en sterke inleving in jongeren. Kalwij lijkt mij het sterkst in haar wonderlijke verhalen.’
Het lijk langs het spoor wordt een doorsnee spannend verhaal genoemd met een niet echt sterke stijl, maar ook ‘vlot geschreven en psychologisch knap uitgewerkt. De verhaallijn is vrij eenvoudig, [-] maar de gevoelens van de kinderen in twee verschillende gezinstypes komen goed uit de verf, zijn geloofwaardig en herkenbaar’ (Erik Vanhee).
Lof was er voor Neem nu een paardebloem. De gedichten zijn pareltjes, de ontknopingen zijn dikwijls sterk, de
| |
| |
verzen lopen soepel. Jan van Coillie: ‘De gedichten zijn stralend eenvoudig, maar na lezing zweven tientallen pluisjes weg met zaadjes voor gedachten en gevoelens. [-] Een bundel waarin heel wat moois te ontdekken valt.’
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Lefgozers. Holland, Haarlem. 1986. |
Neem nu een paardebloem. Holland, Haarlem. 1988. |
Een lolletje en andere veranderingen. Holland, Haarlem. 1989. |
Het lijk langs het spoor. Holland, Haarlem. 1994. |
Over Valentine Kalwij
|
Ruud Kamphoven, Over Lefgozers. In: Brabants Dagblad, 24-2-1987. |
Marga Klompmaker, Over Lefgozers. In: Leids Dagblad, 25-2-1987. |
Goos van Gorkum, Over Lefgozers. In: Gooi- en Eemlander, 11-3-1987. |
[Anoniem], Over Een lolletje en andere veranderingen. In: Didaktief, jaargang 18 (1988), nr. 4. |
Wim Vegt, Over Neem nu een paardebloem. In: Leids Dagblad, 16-11-1988. |
Victor Frederik, Over Een lolletje en andere veranderingen. In: Utrechts Nieuwsblad, 20-5-1989. |
Jan van Coillie, Over Neem nu een paardebloem. In: Jeugdboekengids, jaargang 31 (1989), nr. 6. |
Jant v.d. Weg, Over Een lolletje en andere veranderingen. In: Fries Dagblad, 19-6-1989. |
Annemie Deraeve, Over Een lolletje en andere veranderingen. In: Jeugdboekengids, jaargang 31 (1989), nr. 7. |
Lei Coopmans, Iets zieligs vinden kinderen wel fijn. Vierde kinderboek van Venrayse schrijfster Valentine Kalwij. In: Dagblad voor Noord-Limburg, 6-10-1994. |
Eric Bos, Over Het lijk langs het spoor. In Nieuwsblad van het Noorden, 18-11-1994. |
Erik Vanhee, Over Het lijk langs het spoor. In: Leesidee, jaargang 1 (1995), nr. 1. |
[Anoniem], Over Het lijk langs het spoor. In: De Schoolmediatheek, jaargang 18 (1995), nr. 2. |
53 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2000
|
|