| |
| |
| |
Kabouterverhalen
door Sandra van Bruinisse
Wie op zoek gaat naar de herkomst van kabouterverhalen, komt via de Germaanse mythologie bij de negentiende-eeuwse sprookjesliteratuur met dwergen, kobolden, aardmannetjes, zandmannen en trollen. Tot zo'n honderdvijftig jaar geleden waren kabouters niet bekend. Wel werden er verhalen verteld over kleine mannetjes die mensen en dieren hielpen of juist tegenwerkten. Niemand had begrepen dat die verschillende figuren bij elkaar hoorden. Pas toen in de vorige eeuw het sprookje van Sneeuwwitje en de zeven dwergen door iedereen gelezen en doorverteld werd, ontdekte men dat er behalve elfjes, heksen en tovenaars nog een tovervolk bestond: de kabouters.
| |
Kabouters in kinderboeken
Kabouters in kinderboeken staan meestal bekend als ijverige, aardige en behulpzame wezens. Kabouterverhalen zijn vermoedelijk zo populair bij kinderen omdat kleine kinderen zich solidair voelen met de kabouters in de verhalen; oudere kinderen voelen zich machtig en groot ten opzichte van de kabouters.
Kabouters worden vaak verward met dwergen. Toch hebben ze veel minder met elkaar te maken dan men op grond van hun lengte zou vermoeden. Dwergen zijn nagenoeg universeel en staan in de mythologie als tegenstelling voor iets groots. Daarmee passen ze in de polariteit van het menselijk denken: wij tegenover de anderen, het grote tegenover het kleine. De kabouter in verhalen is eerder een stijlfiguur van bijgeloof dan een uiting van werkelijkheidsbegrip of waarheidsopvatting.
Het is opvallend dat de kabouter juist in Noord-West Europa wortel heeft geschoten in de volksverhalen. In dat continent vond namelijk ook het protestantisme voedingsbodem. Hierin werd serieus nagedacht over de opvatting dat de mens werd geschapen naar het evenbeeld van God. Als de mens eruit ziet als God, dan kunnen ‘de anderen’ alleen maar klein zijn en steeds kleiner worden. Sommigen beweren dat de kabouter dan wel eens het spiegelbeeld van onze eigen hoogmoed zou kunnen zijn.
| |
Sprookjes en fantasieverhalen
Kabouterverhalen worden vaak ingedeeld bij de sprookjes of fantasieverhalen. Er zijn echter verschillen waar te nemen tussen sprookjes en fantasie- | |
| |
verhalen. Müller spreekt in zijn artikel ‘Phantastische Erzählung’ (1974) van een fantastisch verhaal als aan de volgende kenmerken wordt voldaan: tijd en ruimte zijn bepaald; de verhaalpersonages zijn psychologisch uitgewerkt; een fantastisch verhaal is relatief lang; de auteur is bekend en er komen twee werelden in voor. In een sprookje zijn tijd en ruimte onbepaald; de verhaalpersonages zijn niet uitgewerkt maar blijven ‘typen’; een sprookje is relatief kort; de auteur is vaak onbekend en er is meestal maar één wereld.
Het belangrijkste criterium om onderscheid te maken tussen een sprookje en een fantastisch verhaal is de vraag of het verhaal zich afspeelt in één of meer werelden. Men noemt een verhaal al gauw sprookjesachtig als er kabouters, feeën, prinsessen en koningen in voorkomen. Kabouters komen meestal voor in boeken voor jongere kinderen en staan dan in voor knusheid en speelsheid, elementen die belangrijk zijn voor jonge kinderen. Vaak echter is er geen sprake van een sprookje, maar van een fantasieverhaal.
| |
Beroemde kabouters
Rien Poortvliet, de kabouterkenner bij uitstek, geeft in zijn boek Leven en werken van de kabouter (1976) gedetailleerde beschrijvingen van de kabouter. Een kabouter is volgens hem klein met een lengte van ongeveer vijftien centimeter, heeft een puntmutsje, een lange uitgegroeide grijs-witte baard en is oud. Wie beroemde
Illustratie van Rien Poortvliet uit Leven en werken van de kabouter
kabouters in de jeugdliteratuur traceert, komt allerlei varianten tegen: groot, klein, met of zonder puntmuts en met of zonder baard.
Een van die beroemde kabouters is kabouter Piggelmee. Piggelmee is een archetypische Nederlandse kabouter door zijn rode puntmuts, zijn lange witte baard, zijn kneuterige huisje en zijn goede karakter. Piggelmee is gecreëerd door L.C. Steenhuizen. Hij was tussen 1905 en 1926 hoofdvertegenwoordiger bij Van Nelle. Onder het pseudoniem Leopold schreef hij in 1920 het eerste Piggelmeeverhaal, Van het Toovervischje. Hoewel het verhaal bedoeld was om het koffiedrinken te bevorderen, bevatte het een moralisti- | |
| |
sche boodschap over de slechtheid van menselijke ontevredenheid en de hunkering naar het onbereikbare. Een thema dat ook terug te vinden is in het oeuvre van Hans Christian Andersen en Aleksander Poesjkin en bij vele, vele anderen. De boodschap komt tot uitdrukking in de figuur van Piggelmee's levensgezel vrouwtje Tuureluur. Zij verlangt nóg lekkerder koffie dan die van Van Nelle, maar die bestond nu eenmaal niet.
Sinds zijn debuut in 1920 is Piggelmee vastgeworteld in het Nederlandse cultuurlandschap: half Nederland verzamelde plakplaatjes, scholen en peuterspeelzalen zijn naar hem vernoemd en zijn verhalen waren op grammofoonplaat te beluisteren. Vanwege het grote succes verscheen in 1932 het verhaal Hoe Piggelmee groot werd. De illustrator van de eerste twee albums is onbekend; vanaf 1936 gaf illustratrice Nans van Leeuwen Piggelmee een nieuw uiterlijk.
Piggelmee is ouder dan Paulus de Boskabouter, die Jean Dulieu (pseudoniem voor Jan van Oort) in de jaren vijftig lanceerde. Groot verschil tussen de wereld van Piggelmee en die van Paulus de Boskabouter is dat Paulus' leefwereld veel rijker en spiritueler is. Generaties kinderen zijn opgegroeid met Paulus en zijn vrienden Oehoeboeroe, Salomon, Krakras, Gregorius en de heks Eucalypta. Strekking van de Paulus-verhalen is dat er geen goed zonder kwaad bestaat. Ook al eindigt bijna elk avontuur in een overwinning voor Paulus en zijn vrienden, een definitieve ondergang voor Eucalypta en haar vrienden wordt het nooit. Het kwaad blijft namelijk altijd op de loer liggen.
Behalve kabouters als Piggelmee en Paulus de Boskabouter, zijn ook Okkie Pepernoot, Olle Kapoen, het Radiomannetje, Snuffeltje en Wipneus en Pim kabouters die geschiedenis hebben geschreven. Hetzelfde geldt voor Puk en Muk, twee katholieke kabouters die zijn ontleend aan de Duitse kinderboekfiguren Puckgen en Muckgen. Hun avonturen stonden in de jaren twintig in het katholieke jeugdblad De Engelbewaarder. Later zijn de verhalen in boekvorm verschenen bij uitgeverij Zwijsen. Verder moeten ook Pinkeltje en Wiplala worden genoemd. Van deze twee wordt gezegd dat ze geen kabouters zijn. Pinkeltje is een ‘klein mannetje’ en Wiplala is een onhandig klein ventje, een Wiplala. Anno 2000 is Kabouter Plop, over wie zowel boekjes, televisie-afleveringen, een theaterstuk als een film verschenen erg populair onder kinderen.
| |
Verhalen over kabouters
Behalve series, zijn er ook tal van losse verhalen over kabouters geschreven. Een daarvan is Nachtverhaal van Paul Biegel. In dit verhaal komt een zorgzame huiskabouter voor die in het oude poppenhuis dat hij bewoont, een fee ontvangt. Zij vertelt hem allerlei verhalen, waardoor hij steeds vergeet zijn avondronde te doen, om te kijken of alles wel in
| |
| |
orde is en de oude mevrouw niets vergeten heeft.
Ook in de boeken van Otfried Preussler komen kabouterachtige figuren voor. Bijvoorbeeld in Wobbe met de wondermuts (1982). Wobbe is een bosmannetje en woont in het Zevenlevenswoud. Hij is een goede mandenvlechter, maar ook een goede mutsenmaker. Vandaar dat de muts van Wobbe een wondermuts is. Wobbe's muts is veel hoger dan die van de andere bosmannetjes. En dubbel: hij bestaat uit een bovenovermuts en een binnenondermuts. Als Wobbe op een dag een wandeling door het woud gaat maken, komt hij bij het Ravenmeer. In zijn wondermuts vaart hij over het meer, echter niet zonder gevaar. De stroom trekt hem mee naar de Onzalige bossen. Dankzij de wondermuts kan Wobbe aan het gevaar ontsnappen.
Een ander bekend boek over een kabouter is Niels Holgerssons wonderbare reis van Selma Lagerlöf. In dit boek ziet de jongen Niels op een dag een kabouter. De kabouter betovert Niels, waardoor ook hij een kabouter wordt. Samen met de wilde ganzen maakt Niels vervolgens een reis over Zweden en beleeft vele avonturen.
| |
Bibliografie
Keuze uit de kabouterverhalen
|
Leonard Roggeveen, Okkie Pepernoot-serie, waaronder:
Okkie Pepernoot. Den Haag, Van Goor, 1934. |
Okkie en zijn vriendjes. Den Haag, Van Goor, 1934. |
Okkie gaat verhuizen. Den Haag, Van Goor, 1940. |
Okkie en de vogels. Den Haag, Van Goor, 1940. |
Okkie en Klaasje. Den Haag, Van Goor, 1941. |
Okkie waar zit je? Den Haag, Van Goor, 1946. |
|
Wipneus en Pim-serie, waaronder:
B. van Wijckmade (pseudoniem L.M.E. van der Made), Wipneus en Pim gaan op reis. Met illustraties van H. Ramaekers. Maastricht, Schenk, 1949. |
B. van Wijckmade (pseudoniem L.M.E. van der Made), Wipneus en Pim bij snuffelbaard. Met illustraties van H. Ramaekers. Maastricht, Schenk, 1953. |
B.J. van Wijckmade (pseudoniem J.A. Haenen), Wipneus en Pim en de zeven prinsessen. Met illustraties van H. Ramaekers. Maastricht, Schenk, 1958. |
B.G. van Wijckmade (collectief pseudoniem), Wipneus en Pim bij de trappertjes. Met illustraties van H. Ramaekers. Maastricht, Schenk, 1971. |
B.G. van Wijckmade (collectief pseudoniem), Wipneus en Pim vinden een tuitkannetje. Met illustraties van H. Ramaekers. Maastricht, Schenk, 1976. |
|
A. Matti & W. Spekking, Snuffeltje-serie, waaronder:
Kabouter Snuffeltje. Met illustraties van Lie. Helmond, Helmond, 1971. |
Snuffeltje in kabouterstad. Met illustraties van Lie. Helmond, Helmond; Lier, Van In, 1973. |
Snuffeltje in Afrika. Met illustraties van Lie. Helmond, Helmond; Lier, Van In, 1975. |
Snuffeltje en de foetsie-bom. Met illustraties van Lie. Helmond, Helmond; Brugge, Orion, 1979. |
Snuffeltje en de zeehondjes. Met illustraties van Lie. Helmond, Helmond; Averbode/Altiora, 1983. |
|
Frans Fransen, Puk en Muk-serie, waaronder:
Puk en Muk. Met illustraties van Carl Storch. Tilburg, Zwijsen, 1927. |
Uit Klaas-Vaakland. Met illustraties van Carl Storch. Tilburg, Zwijsen, 1932. |
Puk en Muk en de heks. Met illustraties van Carl Storch. Tilburg, Zwijsen, 1935. |
Puk en Muk op de tandem. Met illustraties van Carl Storch. Tilburg, Zwijsen, 1939. |
Puk en Muk thuis. Met illustraties van Carl Storch. Tilburg, Zwijsen, 1940. |
|
Dick Laan, Pinkeltje-serie, waaronder:
Pinkeltje en zijn vriendjes. Met illustraties van Rein van Looy. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1949. |
|
| |
| |
Pinkeltje en het grote huis. Met illustraties van Rein van Looy. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1953. |
Pinkeltje gaat naar Pinkeltjesland. Met illustraties van Rein van Looy. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1956. |
Pinkeltje en de aardmannetjes. Met illustraties van Rein van Looy. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1964. |
Pinkeltje en de autoraket. Met illustraties van Rein van Looy. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1969. |
Pinkeltje en de Bibelonse pap. Met illustraties van Rein van Looy. Bussum, van Holkema & Warendorf, 1976. |
|
Jean Dulieu, Paulus de Boskabouter-serie, waaronder:
Paulus de Boskabouter en Wawwa het olifantje. Amsterdam, Van der Peet, 1952. |
Paulus en Eucalypta. Amsterdam, Van der Peet, 1954. |
Paulus en het draakje. Amsterdam, van der Peet, 1955. |
Paulus en Priegeltje. Amsterdam, Van der Peet 1957. |
Paulus en de drie rovers. Amsterdam, Ploegsma, 1963. |
Paulus en de eikelmannetjes. Amsterdam, Ploegsma, 1965. |
|
Leesboeken
|
Selma Lagerlöf, Niels Holgerssons wonderbare reis. Vertaald door Margaretha Meyboom. Amsterdam, Brecht, 1911. |
Leopold (pseudoniem van L.G. Steenhuizen), Van het Toovervischje: een oud sprookje opnieuw verteld en berijmd. Rotterdam, Van Nelle, 1920-1923. |
Leopold (pseudoniem van L.G. Steenhuizen), Hoe Piggelmee groot werd: oorspronkelijk sprookje. Rotterdam, Van Nelle, 1923. |
Willy Pétillon, Het groote kabouter-boek. Met illustraties van E.M. Ten Harmsen van der Beek. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf's U.M., 1931. |
Nellie Donker, Kabouter Kroesebaard. Met illustraties van de schrijver. Oisterwijk, Uitgeverij Oisterwijk, 1946. |
Jan van Duin, Piggelmee, de baas van bos en duin. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Samengesteld door Pieter van Besten. Rotterdam, Van Nelle, 1951. |
D. Roodenburg Vermaat, Piggelmee groeit: en wordt weer klein. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Samengesteld door Pieter van Besten. Rotterdam, Van Nelle, 1951. |
Annie M.G. Schmidt, Wiplala. Met illustraties van Jenny Dalenoord. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1957. |
Harriët Laurey, De geheimen van Turilan. Met illustraties van Babs van Wely. Haarlem, Holland, 1962. |
Lea Smulders, ...En tóch zijn er kabouters: verhaaltjes en versjes van Lea Smulders. Met illustraties van Coby Krouwel. De Bilt, Cantecleer, 1962. |
Jac Linders, Honkie en Ponkie bij clown: een bundel kabouterverhalen. Met illustraties van Lie. Tielt, Lannoo, 1972. |
Jac Linders, Honkie en Ponkie op de bulderberg. Met illustraties van Lie. Tielt, Lannoo, 1973. |
Jac Linders, Honkie en Ponkie in de toverbol. Met illustraties van Lie. Tielt, Lannoo, 1975. |
J.A. Visser-Bakker, De dikke domme kabouter. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1977. |
Monica Penders, De kabouterverkiezing en andere verhalen. Met illustraties van B. Siljée. Amsterdam, Van Goor, 1980. |
Simone Schell, Tocht naar Toerpa. Met illustraties van Thé Tjong Khing. Haarlem, De Fontein, 1981. |
Otfried Preussler, Wobbe met de wondermuts. Vertaald uit het Duits door Lidi Luursema. Met illustraties van Ingrid en Dieter Schubert. Rotterdam, Lemniscaat, 1982. |
Astrid Lindgren, Tomte Tummetot. Naar de Duitse vertaling uit het Zweeds door I. Verschuren. Met illustraties van H. Wiberg. Rotterdam, Christofoor, 1982. |
Astrid Lindgren, Tomte en de Vos. Naar de Duitse vertaling uit het Zweeds door I. Verschuren. Met illustraties van H. Wiberg. Rotterdam, Christofoor, 1982. |
Ursula Beckert, Sproetje en de talentenjacht: kaboutervertellingen. Vrije vertaling uit het Duits door Carry W. Zijlstra-Van Dijk. Met illustraties van Hildrun Cori. Amsterdam, Mulder, 1985. |
Hetty van den Heuvel, De avonturen van kabouter Pimpeltje. Aartselaar, Deltas, 1985. |
| |
| |
Frank Visser, De kleinste oorlog. Met illustraties van Tom Eyzenbach. Zutphen, Thieme, 1985. |
Suzanne Braam, Het geheim van kabouter David. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1988. (Bewerking uit het Spaans, oorspronkelijke titel Nosotros los gnomos.) |
Suzanne Braam, Het avontuur van kabouter David. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1988. (Bewerking uit het Spaans, oorspronkelijke titel La niña italiana.) |
Yvonne Waegemans, Patjoepelke het goudmannetje. Wommelgem, Den Gulden Engel, 1988. |
M. 't Wout, Het verhaal van David de kabouter. Antwerpen, De Ballon, 1988. |
Jan de Rooij, David de Kabouter-omnibus. Naarden, Juniorpress, 1989. |
Anke de Graaf, Een vreemde kabouter in Sprookjeswonderland. Met illustraties van Wim de Vries. Helmond, Westfriesland, 1990. |
Eline Hermans, 365 Kabouterverhaaltjes: verhaaltjes voor het slapengaan. Met illustraties van Gri di Luca. Onder redactie van Gerda Leegsma. Lisse, Rebo Productions, 1998. (Oorspronkelijke titel Elke dag een kabouter. Lisse, Rebo Productions, 1990.) |
Paul Biegel, Nachtverhaal. Met illustraties van Lidia Postma. Haarlem, Holland, 1992. |
Jan de Groot, Mies Bouhuys, Nelly Kunst, De leukste kabouterverhalen. Met illustraties van Will Berg (et. al.). Amsterdam, De Sfinx, 1992. |
Sigrid Heuck, Zacharias Walvistand. Vertaald door Sara Bulens. Met illustraties van Erhard Dietl. Apeldoorn, Averbode, Altiora, 1993. |
Rien Poortvliet, Kabouterversjes. Muziekbewerking van Albert van der Hoeven. Kampen, Kok, 1994. |
Rien Poortvliet, Van een kabouter die niet met vakantie wil. Kampen, Kok, 1995. |
Elsa Beskow, De kabouterkinderen. Vertaald door Jan Ligthart & H. Scheepstra. Bewerkt door M. Anschutz-Schoore. Zeist, Christofoor, 1996. |
Hetty van Vught, Dolle leespret met kabouter Tip en Tap. Met illustraties van Paul de Becker. Aartselaar, Deltas, 1996. |
Huub van den Bosch, Het verhaal van kabouter Oezewoes. Met illustraties van José Tinnemans. Weert, 1999. |
Brigitte Minne, Ik lees graag: leuke kabouterverhalen. Met illustraties van Paul de Becker. Aartselaar, Deltas, 1999. |
Joke Kuilman, Kabouter Poets weet raad. Met illustraties van Lenny van der Klis-Zijlstra. Capelle a/d IJssel, MES, 2000. |
Brigitte Weninger, De Kaboutermuts. Vertaald door Dolf Verroen. Met illustraties van John A. Rowe. Amsterdam, De Vier Windstreken, 2000. |
Informatie over kabouterverhalen
|
H. Müller, Phantastische Erzählung. In: K. Doderer, Lexikon der Kinder- und Jugendliteratur. Beltz, Weinheim und Basel, 1974. |
Rien Poortvliet & Wil Huygen, Leven en werken van de kabouter. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1976. |
Marie Jeanne Raymakers-Van der Put, Kinderen houden van kabouters. In: Ouders van nu (1981), nr. 6, blz. 74-75. |
Maarten J. de Meulder, Jean Dulieu. In: Lexicon Jeugdliteratuur, september 1982. |
Horst Künneman, Plädoyer für Gartenzwerge. In: Bulletin Jugend und Literatur, vol. 14 (1982), afl. 4, blz. 25-28. |
F.T. Bijlsma, Leonard Roggeveen. In: Lexicon Jeugdliteratuur, juni 1983. |
Herman Verschuren, Dick Laan. In: Lexicon jeugdliteratuur, juni 1986. |
Aukje Holtrop, Er was eens en nog eens: sprookjes en fantastische vertellingen. In: Nettie Heimeriks & Willem van Toorn, De hele Bibelebontse berg. Amsterdam, Querido, 1989, blz. 425-437. |
Joyce Roodnat, Het jongste tovervolk. In: NRC Handelsblad, 10-6-1994. |
Inge van den Blink, De opmars van de kabouter in Nederland. In: Twentse Courant, 14-7-1994. |
Jeanette Donkersteeg, Paulussen, Pinkeltjes en Piggelmee's: Dat hebben de kaboutertjes gedaan. In: Reformatorisch dagblad, 15-7-1994. |
Bastiaan Bommeljé, De kabouter leeft. In: NRC Handelsblad, 29-8-1996. |
Elizabeth Putworth, Kabouter encyclopedie. Met illustraties van Maan Jansen. Lisse, Rebo Productions, 1998. |
58 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2002
|
|