| |
| |
| |
W.E. Johns
door Herman Verschuren
William Earl Johns werd op 5 februari 1893 geboren in Bengeo, een voorstad van Hertford, in Groot-Brittannië. Hij bezocht de Hertford Grammar School, oefende vervolgens diverse beroepen uit, trouwde in 1914 met Maud Hunt, kreeg in 1916 zowel een zoon (William Earl Carmichael) als het diploma van de Reading School of Aeronautics, en vloog de laatste twee jaar van de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk. Na de oorlog bleef hij in dienst van de Britse luchtmacht (onder meer als recruteringsofficier). Hij scheidde, en hertrouwde met Doris Leigh. In 1927 verliet hij de luchtmacht, en begon zijn loopbaan als tekenaar (enkele jaren) en schrijver, terwijl hij eveneens diensten verrichtte voor het Ministry of Information. Zijn eerste bijdragen, in 1930, in het periodiek The Modern Boy, gingen over de militaire luchtvaart. Hij was oprichter en redacteur van het periodiek Popular Flying, en daarin verschenen in 1932 de eerste avonturen van Biggles. Succes kregen deze verhalen echter pas nadat ze verschenen in The Modern Boy. Het eerste boek in de Biggles-serie verscheen in 1932: The Camels are coming. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij verbonden aan een opleiding tot militair piloot. Captain W.E. Johns stief op 21 juni 1968.
| |
Werk
Afgezien van de allereerste bijdragen aan The Modern Boy en enkele andere tijdschriften en boeken bestaat het werk van ‘captain W.E. Johns’ uit het epos over zijn held James Bigglesworth, beter bekend als Biggles. De eerste avonturen van Biggles spelen zich af in de laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog, de laatste spelen zich af na de Tweede Wereldoorlog. In oorlog voert hij op twee fronten heldhaftige stukjes uit: als gevechtspiloot, en als geheim agent in opdracht van de Britse geheime dienst. Tussen en na de oorlogen volbrengt hij diverse gevaarlijke opdrachten voor particulieren en voor de geheime dienst. Dat doet hij samen met een stel schier onafscheidelijke vrienden: Algy, Ginger en Bertie, in volgorde van opkomst. En hij heeft een verbitterde tegenstander, die in zeer veel, maar niet in alle avonturen opduikt: de Pruissische Junker Erich von Stalhein. Curieus is dat Johns in 1958 in Biggles buries a hatchet een verzoening van de twee tegenstanders doet plaatsvinden, niet nadat Biggles zijn opponent heeft gered uit een sowjet-gevangenis op het eiland Sachalin. Hierna strijdt
| |
| |
Biggles uitsluitend tegen schurken uit internationale bendes of oostbloklanden, en zelfs tegen buitenaardse boeven. Alle verhalen verlopen volgens hetzelfde stramien: er komt een opdracht, Biggles c.s. gaan erop af, boeken wat successen, komen in moeilijkheden en brengen de zaak na een narrow escape tot een goed einde, behalve in de gevallen waarin Von Stalhein de tegenstander is, want die weet steeds te ontsnappen. Daarbij wordt het de lezer nauwelijks moeilijk gemaakt te onderscheiden tussen de goede en de slechte rollen: nog voordat de slechterikken iets hebben gedaan, blijken ze er al ongunstig uit te zien in de ogen van de helden.
Belangrijkste waarden in deze verhalen zijn vriendschap en burgerplicht. Vriendschap vooral te verstaan als bondgenootschap tegen een gemeenschappelijke vijand, en burgerplicht als plicht om opdrachten uit te voeren als het vaderland, i.c. de geheime dienst, dat vraagt. (‘“Ik kan dit moeilijk weigeren,” zei Biggles’ is in diverse varianten een standaardzinnetje in zijn epos.) In het Brise leger, en dan met name de luchtmacht, zijn deze waarden versmolten. Zeer typerend is dit citaat, uit Biggles in de woestijn ( Biggles sweeps the desert, 1942): ‘Het was een vertrouwen dat voortkomt uit jaren van samenwerking, een vertrouwen dat eigen is aan de officieren en onderofficieren van de Britse strijdkrachten.
Illustratie van Pim van Boxsel uit Biggles in Afrika
Terwijl het tot uiting komt in kameraadschap en een uitstekende verstandhouding, verslapt de oorspronkelijke grondslag, de discipline, op geen enkele wijze; een schijnbaar tegenstrijdige toestand die altijd een bron van verbazing is geweest voor andere Europese naties.’
Zoals meer helden van avonturenverhalen vertonen Biggles en zijn kornuiten een typische eenzijdigheid: zij kunnen niet anders dan avonturen beleven. Als zij even niets
| |
| |
te doen hebben, zoals aan het begin van veel niet in de oorlog spelende verhalen, hokken zij landerig samen in een Londense flat, tot de verlossende opdracht komt. Voor liefde is geen tijd, en aan de diepere zin van hun leven denken ze niet. Zij zijn de ideale soldaten: ‘De generaal zag de beide vrienden weggaan en hij wendde zich tot zijn adjudant. “Als we meer van zulke kerels hadden,” merkte hij op, “dan hadden we de oorlog al lang gewonnen.”’ (Uit: Biggles als spion, Biggles flies east, 1935.)
Inderdaad speelden de Biggles-verhalen een rol bij het recruteren van soldaten. De militair Johns was zich daarvan niet alleen bewust, het was ook een doel, en om dat doel beter te bereiken schreef hij vanaf 1940 ook een serie verhalen over Worrals of the W.A.A.F., een vrouwelijke officier. Afgezien van dit uiterst praktische doel had Johns ook zijn didactisch ideaal: ‘I teach a boy to be a man, for without that essential qualification he will never be anything. I teach sportmansship according to British idea.’ (Citaat uit Tales out of school van Geoffrey Trease, 1964, 2e dr.). Uit de verhalen blijkt dan ook een vanzelfsprekende Britse superioriteit tegenover welk ander soort mensen dan ook, met uitzondering van de Indiërs, voor wie Johns kennelijk een zwak heeft; hij liet Biggles ook geboren worden en opgroeien in India.
Uit diverse uitspraken blijkt dat Johns in de figuur Biggles veel van zichzelf heeft gestoken (‘In a way he is myself’; News Chronicle, 17-11-1938). De figuur is dermate bekend geworden dat er niet aan zijn schepper, maar aan hemzelf een ‘authorised biography’ is gewijd. John Pearson tracht in Biggles; the authorised biography (1978) een beeld te schetsen van Johns' voornaamste held: maar wie denkt daarin alle avonturen aaneengerijgd te vinden komt bedrogen uit. Pearson maakte van Biggles' levensloop eenvoudig een nieuwe verhaal, waarin vooral zijn ongelukkig verlopende verhouding met de spionne Marie Janis een rol speelt, waarin hij in zijn laatste jaren waarachtig nog bevriend raakt met zijn bitterste vijand, en waarin hij op raadselachtige wijze uit het leven verdwijnt; namelijk door tijdens een luchtvaartfestijn in een oude Spitfire te klimmen en nooit meer terug te keren. (De resten van het toestel worden bij Dover in zee gevonden.) Maar Pearson, die Biggles in 1899 laat geboren worden, slaagt er wel in een even amusant als passend karakter te schetsen: dat van een niet met gevoelens te koop lopende, zeer vaderlandslievende, soms wat stuurse militair, ‘a genuine Victorian all his life’. ‘He was what one might call “old-fashioned”.’
| |
Waardering
Critici hebben zich vooral na de oorlog weinig lovend
| |
| |
uitgelaten over Johns' werk. Het zou te chauvinistisch zijn, zelfs racistisch, en geschreven in middelmatige stijl, waaraan in diverse buitenlanden middelmatige vertalingen kunnen worden toegevoegd. Anderzijds werd opgemerkt dat zijn verhalen ontegenzeggelijk spannend zijn, en er zijn critici die wel wat zagen in Johns' boodschap. Geoffrey Trease merkte op dat ‘it may well be that in years to come they will be read chiefly bij half-incredulous research students, investigating the social values prevalent in children's fiction during the second quarter of the 20th century’. Dit alles neemt niet weg dat de Biggles-verhalen in enorme oplagen zijn verkocht, ook in vertaling, en ook zijn twee andere helden, Worralls en Gimlet (een variant op Biggles) bereikten grote populariteit. Minder succes hadden de paar ruimteverhalen die Johns in de jaren zestig schreef, en zijn romans voor volwassenen zijn nagenoeg vergeten.
| |
Bibliografie
Keuze uit werk voor volwassenen
|
Fictie:
Onder pseudoniem William Earle, Mossy-face (1932), Blue blood runs red (1936), Short stories (1950), Sky fever and other stories (1953). |
|
Non-fictie
Met Harry Schofield (tekst), The pictorial flying course (1932). The passing show; a garden diary by an amateur gardener (1937). |
|
Keuze uit werk voor kinderen
|
Biggles flies east (1935): Biggles als spion. Vertaald door C. Verlinden-Bakx. Utrecht, Het Spectrum, 1959. |
Biggles in Africa (1936): Biggles in Africa. Vertaald door B. Schmidgall. Met illustraties van P. van Boxsel. Utrecht, Het Spectrum, 1961. |
Biggles flies west (1937): Biggles in de West. Vertaald door Ton Stam. Utrecht, Het Spectrum, 1961. |
Biggles flies south (1938): Biggles in Egypte. Vertaald door D.L. Uyt den Bogaard. Assen, Born, 1952. |
Biggles in Spain (1939): Biggles in Spanje. Vertaald door Ton Stam. Assen, Born, 1954. |
Biggles in the Baltic (1940): Biggles geheime opdracht. Vertaald door D.L. Uyt den Bogaard. Met illustraties van Rob Peters. Utrecht, Het Spectrum, 1960. |
Biggles in the South Seas (1940): Biggles in de Zuidzee. Vertaald door D.L. Uyt den Bogaard. Assen, Born, 1953. |
Biggles in the jungle, (1942): Biggles in de jungle. Vertaald door D.L. Uyt den Bogaard. Assen, Born, 1955. |
Biggles sweeps the desert (1942): Biggles in de woestijn. Vertaald door Willem Johansen. Met illustraties van Pim van Boxsel. Utrecht, Het Spectrum, 1962. |
Biggles in the orient (1944): Biggles in de Oriënt. Vertaald door E. de la Haye. Met illustraties van Pim van Boxsel. Utrecht, Het Spectrum, 1962. |
Biggles buries a hatchet (1958): Biggles begraaft de strijdbijl. Vertaald door H.J.A. Masset. Met illustraties van R. van Giffen. Utrecht, Het Spectrum, 1961. |
Biggles and the leopards of Zinn (1960): Biggles en het luidpaardmysterie. Vertaald door H.A. Dirks-Van Genderen. Utrecht, Het Spectrum, 1962. |
| |
| |
Biggles and the missing millionaire (1961): Biggles en de miljonair. Vertaald door M.H. van der Enden-van den Bout. Met illustraties van Pim van Boxsel. Utrecht, Het Spectrum, 1964. |
Biggles and the plane that disappeared (1963): Biggles en het verdwenen vliegtuig. Vertaald door P.J. van der Voort. Utrecht, Het Spectrum, 1966. |
Biggles in the Underworld (1968): Biggles in de onderwereld. Vertaald door F.H. Righarts-Vos. Utrecht, Het Spectrum, 1968. |
Biggles and the Noble Lord (1969): Biggles en de schijnheilige lord. Vertaald door I. Houwer. Utrecht, Het Spectrum, 1970. |
Enkele Engelstalige uitgaven voor het Nederlandse onderwijs
|
Biggles and company. Geannoteerd door J.P. Mooyman. Amsterdam, Meulenhoff, 1975. |
Biggles and the dark intruder. Adapted by B.M. Vanderhoofd, Wykeham-Williams and C. Vanderhoofd. Culemborg, Stam Robijn, 1974. |
Over W.E. Johns
|
Peter Berrisford-Ellis en Piers Williams. By Jove, Biggles! The Lofe of Captain W.E. Johns. Londen, 1981. |
Stefan Mählqvist. Biggles i Sverige. Stockholm, 1983. |
Over Biggles
|
John Pearson. Biggles; The Authorised Biography. Londen, 1978. |
Gillian Avery. Childhood's Pattern. A study of the heroes and heroines of children's fiction 1770-1950. Londen, 1972. |
13 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1987
|
|