| |
| |
| |
Felicie Jehu
door Conny Meijer
Pauline Felicie Jehu werd geboren op 28 november 1865 te Breda als dochter van Remij Felix Jehu, kapitein bij de infanterie en Anna Carolina Schneider. Zij is ongehuwd gebleven. Dit heeft haar niet weerhouden met veel enthousiasme grote gezinnen met talrijke kinderen te beschrijven.
Tussen 1900 en 1935 heeft zij een groot aantal kinderboeken geschreven. In meer dan zeventig verhalen beschrijft zij de alledaagse belevenissen van kinderen uit het zogenoemde burgermilieu. De vele titels en herdrukken van haar boeken geven aan dat deze in haar tijd veel werden gelezen. Haar bekendste boek, Nel de ontembare, verscheen in 1905. In totaal verschenen wel zes herdrukken van dat boek. De enige wijziging in de 4e druk waren de illustraties. De lange rokken uit de eerste druk hadden plaats moeten maken voor charlestonjurkjes, die beter pasten bij het beeld dat men in 1932 van het jonge meisje had.
Felicie Jehu was naast schrijfster ook vertaalster en samenstelster van een aantal verhalenbundels voor kinderen. Zij werkte als schrijfster mee aan verhalenbundels, zoals Zonnebloemen, onder redactie van Charles Krienen.
Veel van haar boeken zijn gesitueerd in Den Haag. Zij is op 14 april 1956 in deze stad overleden.
| |
Werk
De boeken van Felicie Jehu bevatten een duidelijke, burgerlijke moraal. In haar boeken treedt vaak een wat vage, artistieke persoon op, die een exotisch tintje aan het verhaal geeft. Maar de hoofdpersonen hebben een duidelijke voorkeur voor het ‘gewone, nette’ gezinnetje, waarbinnen zij zich veilig voelen.
| |
| |
Jehu probeerde vanuit het kind te schrijven. In haar boeken komen vaak ‘donderstenen’ voor, meisjes, die door de liefdevolle maar strenge opvoeders op hun burgerlijke misstapjes worden gewezen. Haar enig pedagogisch doel lijkt de kinderen te leren hoe het hoort. Toch ligt haar sympathie wel bij de wat opstandige flierefluit, die nogal eens moeite heeft zich te schikken in haar keurige meisjeslot. Haar weinig vloeiende stijl heeft soms iets kinderlijks en houterigs. De verhaalcompositie is weinig hecht en de karaktertekening oppervlakkig. Haar hoofdpersonen maken zich druk om kleding, halen kattekwaad uit op school, leren hun lessen slecht en krijgen daarvoor de rekening gepresenteerd. Zoals Wies in Wies Ongeluk, die zegt dat zij wel wil leren, maar dat zij zich nu eenmaal niet kan concentreren. Totdat de dromerigheid van Wies bijna het verdrinken van haar broertjes tot gevolg heeft. Ook Bets in De club van zes wil wel leren, maar heeft concentratieproblemen. In Nel de ontembare is het vooral de onwil zich aan te passen aan wat de ouderen eisen, die Nel slechte resultaten doet behalen.
Opvallend is dat de oudste dochter vaak leerproblemen heeft en wat artistieker is, terwijl de tweede dochter juist bijzonder goede resultaten boekt op school. Dit zien we onder andere in De club van zes, Een pittig ding, Wies Ongeluk en Van lief en leed. Steeds terugkerende motieven in de boeken van Jehu zijn verder het slecht gehoorzamende meisje, heel sterk bijvoorbeeld in De ‘jongens’ van professor van Leuven en Nel de ontembare, en het pleegkind dat uiteindelijk liefdevol wordt opgenomen in een pleeggezin, zoals in Het circuskind en Een pittig ding. Ook het vaderloze gezin vinden we nogal eens terug. Bijvoorbeeld in Van lief en leed en De club van zes. Deze twee boeken vertonen opvallend veel overeenkomst. In beide boeken is er de strenge, bekrompen voogd, die weinig begrip heeft voor de gezinssituatie. Is er wel een vader aanwezig, dan is hij vaak een afstandelijke man, die zich in studeervertrek of atelier terugtrekt en zich alleen als het hoognodig is, met de kinderen bemoeit. De moeder daarentegen is meestal bezorgd over haar kroost. Zij heeft de neiging het zwakke kind uit het gezin te veel te ontzien, waardoor het kind onuitstaanbaar dreigt te worden. In Blind Zuske is deze persoonsbeschrijving het verst doorgevoerd. Maar ook in andere boeken is zo'n overbeschermde lieveling terug te vinden, zoals in Nels dochtertje.
Niet alleen de motieven, ook de uitwerkingen daarvan zijn vaak bijna identiek. Veel scènes vinden we in enigszins gewijzigde vorm in verschillende boeken terug. Het belangrijkste thema in de boeken van Jehu is de spanning tussen wat een mens, dus
| |
| |
ook een kind wil, namelijk vrij zijn, zich niet willen conformeren aan de eisen van de samenleving en de drang erbij te horen, zich te koesteren in geborgenheid. De uitwerking hiervan is in onze laat-twintigste-eeuwse visie wat overdreven, maar mist toch diepgang. Een gebrek dat Stamperius in 1910 ook al constateerde.
| |
Nel de ontembare
Nel is een verwend meisje, dat door haar moeder naar de ogen wordt gekeken. Haar vader vindt alles goed, zolang hij er maar geen last van heeft. Tot zij op een dag de zoveelste gouvernante het huis uit jaagt. Ze heeft het arme mens opgesloten in de kamer en is met vriendin Toet gaan schaatsen. Zelfs pa ziet in dat er van zijn lieve dochtertje weinig terecht zal komen als ze niet wat steviger wordt aangepakt. Nel gaat naar Amsterdam en komt onder streng toezicht van een dame, die een meisjespensionaat heeft. De slechte invloed die vriendin Toet heeft, zal zo wel verdwijnen.
Nel snapt niet waarom de meisjes zo weg zijn van juffrouw De Graaf. Toch komt ze gaandeweg onder de indruk van de positieve manier waarop deze dame de meisjes tracht te leiden. Nel ontwikkelt zich tot een aardig, welopgevoed meisje. Toch is de oude Nel niet helemaal verdwenen. Als juffrouw De Graaf haar verbiedt naar een bal te gaan, omdat Nel te ijdel zal worden, knipt ze in een vlaag
Illustratie van Netty Heyligers uit Nel de ontembare (4e druk)
van woede haar mooie lange krulhaar af. Maar uiteindelijk wordt zij toch een echte jongedame, die zich beschaamd afwendt, als ze haar oude buurmeisje en vriendin ontmoet.
| |
Het circuskind
Ook Agnes is een probleemkind. Ze is de kleindochter van een deftige baron. Haar moeder is als jong meisje weggelopen, getrouwd met een musicus en door de baron verstoten. Later is de musicus bij een circus gaan spelen. Agnes groeit op in de circuswereld. Als haar beide ouders gestorven zijn, wordt zij bij haar grootvader gebracht.
| |
| |
Het spontane kind heeft moeite zich te voegen in het strakke gedisciplineerde huishouden van grootvader. Vooral de zuster van grootvader is een vormelijke oude dame, die slechts kritiek op Agnes lijkt te hebben. Dat Agnes dol was op haar vader - die muzikant! - wordt op het deftige buiten niet begrepen. Om haar circusmanieren af te leren wordt Anges' viool opgeborgen in de studeerkamer van grootvader. Agnes neemt de viool stiekem weg en oefent in de tuinkoepel. Een neefje verraadt dit. Agnes wordt daarop nog strenger aangepakt dan voorheen.
Als grootvader voor enige tijd weg moet, is de ramp voor Agnes niet te overzien. Ze besluit op goed geluk naar grootvader te gaan en verdwijnt stilletjes. Gelukkig vindt de huisknecht het arme kind en brengt haar thuis.
Door haar ontberingen wordt Agnes ernstig ziek. Grootvader komt naar huis en heeft een ernstig gesprek met Agnes. Zijn begrip en liefde doen het kind goed. Ze belooft haar best te zullen doen onaangenaamheden te vermijden.
| |
Wies Ongeluk
Wies is eveneens een onaangepast meisje. Zij is de oudste uit een gezin met vijfkinderen. Als vader voor vijf jaar naar Indië moet, belooft zij goed haar best te doen op school en moeder tot steun te zijn. Maar dromerige Wies verdoet haar tijd. Zij komt daardoor overal te laat en moet zich steeds haasten. Hierdoor doet ze veel dingen half en maakt brokken. Zelf denkt ze dat ze voor het ongeluk is geboren, waarmee ze de schuld buiten zichzelf denkt te kunnen leggen.
Wies blijft door haar gedroom zitten. Maar nog leert ze niet van haar fouten. Als de familie buiten bij de grootouders gaat logeren zal Wies op een middag op de kleintjes passen. Aan de oever van de rivier vallen ze gedrieën in slaap. De kleine kinderen worden wakker, gaan spelen en raken daarbij te water. Ze worden op het nippertje gered. Moeder, die al weinig vertrouwen in haar oudste dochter heeft, besluit Wies nooit meer met de kinderen alleen te laten. Maar Wies heeft nu haar les wel geleerd. Als haar broertje op een dag met vuur speelt, weet Wies door snel op te treden een ernstige brand te voorkomen.
Op school verandert haar instelling. Zij werpt zich met alle inzet op haar lessen, krijgt extra werk en bereikt hiermee, dat zij na de kerstvakantie terug mag in haar oude klas.
Ook hier weer de aanpassing aan wat de omgeving eist. Of zoals Wies' grootvader zegt: ‘Willen is kunnen.’
| |
Waardering
Hoewel Felicie Jehu gedurende een lange periode heeft gepubliceerd, vertoont haar werk weinig verandering. Zij leek geen
| |
| |
boodschap te hebben aan de mensen die serieus over kinderboeken nadachten en critici maakten nauwelijks woorden aan haar vuil. Stamperius schimpte in Kinderlectuur dat hij geen kind een boek uit de ‘jongedames-lectuur’ cadeau zou doen met de volgens hem veelzeggende titel Nel de ontembare.
In krantenrecensies kwam haar werk er gunstiger af. Het bleef vaak bij wat oppervlakkige, positieve besprekingen in de trant van ‘een alleraardigst meisjesboek’. In de Nieuwe Rotterdamse Courant werd in 1955 ter gelegenheid van de negentigste verjaardag van de schrijfster een stukje aan haar gewijd, waarin haar grote produktie werd genoemd. Er werd geconstateerd, dat nog steeds boeken van haar hand in bibliotheken stonden. En dat die boeken nog steeds werden gevraagd. Zij zou met eenvoudig materiaal soms wel aantrekkelijke resultaten bereiken, vond de schrijver van het stukje. In ‘Wie wel en niet de weg weet op de Bibelebontse Berg’ in Vrij Nederland merkte Anne de Vries op, dat de naam van Jehu toch zeker vermeld dient te worden als de auteurs van kinderboeken uit de twintigste eeuw worden besproken.
| |
Bibliografie
Keuze uit de kinderboeken
|
Van zeven meisjes. Met illustraties van H.M. Krabbé. Almelo, W. Hilarius Wzn., 1903. |
Van lief en leed. Met illustraties van T. van Dijk. Almelo, W. Hilarius Wzn., 1904. |
Nel de ontembare. Met illustraties van H. Rünckel. Almelo, W. Hilarius Wzn., 1905. |
Nettie van de Slee. Met illustraties van Adri Ladenius. Almelo, W. Hilarius Wzn. 1906. |
Een geniaal zestal. Met illustraties van Jan Sluyters. Alkmaar, P. Kluitman, 1907. |
Wies Ongeluk. Met illustraties van Nelly Spoor. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1911. |
De ‘jongens’ van professor Van Leuven. Met illustraties van Nelly Spoor. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon, 1913. |
Wat Noortje beleefde. Met illustraties van Louise Raemaekers. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon, 1913. |
De pleegzusjes. Met illustraties van Nellie Spoor. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon, 1913. |
Blind Zuske. Met illustraties van O. Geerling. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon, 1914. |
Het circuskind. Met illustraties van Frans van Noorden. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon, 1916. |
Agnes Slawonkski. Met zwarte foto's. A.W. Bruna & Zoon, 1917. |
De tweelingen Beb en Bob. Met illustraties van Frans van Noorden. Doetinchem, G. Misset, 1917. |
Een verwaarloosd troepje. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon, 1918. |
Moeder Neurke. Met illustraties van Christine Damen. Utrecht, A.W. Bruna, & Zoon, 1919. |
De kinderen van haar jongen. Met illustraties van Christine Damen. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon, 1920. |
De club van zes. Met illustraties van Frans van Noorden. Utrecht, A.W. Bruna, 1921. |
Nel's dochtertje. Met illustraties van Is van Mens. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon, 1922. |
Sigrid. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon, 1923. |
De drielingen. Met illustraties van Frans van Noorden. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1924. |
Zonnekind. Met illustraties van W. Heskes. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1926. |
Treeske de Wildebras. Met illustraties van Henri Pieck. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1927. |
| |
| |
Onze Nan is een beste. Met illustraties van Henri Pieck. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1928. |
Villa Zonneschijn. Met illustraties van Christine Damen. Doetinchem, G. Misset, 1928. |
Jip geeft zich gewonnen. Met illustraties van Henri Pieck. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1929. |
Hanneke. Met illustraties van Henri Pieck. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1930. |
Margreet en haar zusje. Met illustraties van Henri Pieck. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1931. |
De vakantie van Mieneke en Trineke. Met illustraties van Hans Borrebach. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1932. |
Een pittig ding. Met illustraties van Hans Borrebach. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1932. |
Rietje van den dokter. Met illustraties van Hans Borrebach. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1933. |
Sonja zoekt een thuis. Met illustraties van Miep de Feyter. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1934. |
Zwartoogje. Met illustraties van Miep de Feyter. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1934. |
Viola heeft vakantie. Met illustraties van Miep de Feyter. Alkmaar, gebr. Kluitman, 1935. |
Trix en haar schoonzusje. Met illustraties van Lies Veenhoven. Haarlem, De Gulden Pers, 1948. |
Over Felicie Jehu
|
J. Stamperius, Over kinderlectuur. Baarn, Hollandia drukkerij, 1910. |
Felicie Jehu 90 jaar. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 24-11-1955. |
Anne de Vries, Wie wel en niet de weg weet op de Bibelebontse Berg. In: Vrij Nederland, 6-1-1990. |
24 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1990
|
|