eraan.’ Al dit soort wijsheden zijn verpakt in verhalen over beren en tijgers, muizen en speelgoedbeesten, kinderen die worden gepest, ze zijn geschreven in een direct hedendaags taalgebruik met voor kinderen van nu herkenbare situaties.
Een van zijn biografen, Horst Künnemann, noemt hem een modern romanticus, verwant aan Eichendorf en Novalis. Hij zou met zijn werk vooral de nonsens-literatuur in Duitsland impulsen gegeven hebben. Janosch wordt ook vergeleken met Maurice Sendak en Tomi Ungerer, maar is veel minder bekend dan zij. Wat thematiek betreft vergelijkt Künnemann hem met Reiner Zimnik. De ironische speelsheid, de typografische grapjes, de tekst in diverse handschriften, voorzien van kinderlijk commentaar, het vliegmotief en de muzikaliteit wijzen op verwantschap met mede-romanticus Zimnik. Janosch zelf zegt echter dat hij gewoon opschrijft wat hij beleeft en wat hem invalt, dat hij verhalen verzint die mensen vrolijk maken. In veel verhalen zit wel degelijk een troostende gedachte, een lesje, een ‘moraal’. Vooral in zijn sprookjesbewerkingen wijst hij de oude moraal af en let op de waarden die in onze tijd gelden, waar kinderen van nu mee uit de voeten kunnen. ‘Kinderen moet je ronduit de waarheid zeggen. Ze vatten het niet meteen maar het wordt erin gegrift als in een computer. Op een dag komt het eruit en dan weet je de oplossing.’
Met meer dan 60 afzonderlijke werken behoort Janosch als auteur en illustrator tot de meest produktieve en inventiefste kinderboekmakers van het Duitstalige gebied. Hij heeft wezenlijke bijdragen geleverd op zeer verschillende terreinen van de kinderliteratuur in diverse genres, met gebruikmaking van allerlei motieven, inhouden en alle mogelijke vormen. Prentenboeken voor kleuters, kinderrijmpjes en versjes met kritisch-emancipatorische geluiden, fantasieverhalen, leugenverhalen, ironische anti-sprookjes, kritische milieuverhalen, moderne smartlappen, persiflages op roververhalen van televisie en films, en nieuwe strips.
Janosch cultiveert een naïef-aandoende stijl, zowel in zijn pentekeningen als in de meest opvallende kleurschakeringen. Zijn figuren worden gekarakteriseerd door vrolijk klinkende namen. Zijn helden zijn indrukwekkend, doen een beroep op de identificatie van het lezende en kijkende kind en stippen alledagsproblemen aan zoals schoolzorgen, ruzie met de omgeving, verveling, milieuvervuiling, creativiteit in een benauwde woonomgeving, op een veelsoortige en humoristische wijze.
In woord en beeld wordt een voor kinderen gemakkelijk te begrijpen grap gebracht, die in enkele gevallen tot aan de grens van ironie en satire doorstoot, zoals in Janosch' interpretatie van het Wilde Westen of van oudere klassieke kinderboeken. (De muizesherrif, Grimms sprookjes)